Preek op 26-12-2021, feest van de heilige Familie, jaar C, pastoor Frank

Preek op 26-12-2021, feest van de heilige Familie, jaar C, pastoor Frank

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom. Er is een kindje geboren, bij een moeder en een pleegvader. En dan ontstaat er natuurlijk een gezin. Dat is wat wij vandaag vieren: het feest van de heilig Huisgezin, de heilige Familie.

God woont bij ons. Dat is een gave, maar ook een opgave. De Allerheiligste woont bij mensen, die niet altijd even heilig zijn in woord en gedachte, in doen en laten. Van zijn aanwezigheid gaat een kracht uit. Als je als Nederlander bijvoorbeeld op je werk de halve dag Frans of Duits hoort spreken, ga je die taal op den duur ook een beetje spreken. Maar je moet wel willen. Je moet je openstellen. Zo kan het ook zijn met het wonen van God onder ons. Als we willen gaat Zijn heiligheid steeds meer in ons over.

Heiligheid is er al in ons gelegd toen wij gedoopt werden. Wij zijn bevrijd van de erfzonde. God zelf kwam in ons wonen. Hij staat als het ware te springen om het zaadje, dat Hij in ons heeft geplant, te laten uitgroeien tot een prachtige boom, die vele goede vruchten voortbrengt.

Danken wij God voor zijn genade. En werken wij mee met de genade. Luisteren wij naar wat God ons ingeeft en zeggen wij ‘ja’, zoals Maria deed tegenover de engel, zoals Jezus als Kind altijd deed tegenover zijn ouders.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer, onze God, in het huis van Maria en Jozef heeft uw Zoon warmte gevonden en geborgenheid. Daar hebt Gij voor het eerst in deze tijd uw eeuwig Woord gesproken en het gezin geheiligd tot de gemeenschap waar Gij onder de mensen verblijft. Laat uw zegen rusten op elke woning; dat de mensen er in vrede wonen en met elkaar het brood van uw liefde delen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … .

Preek

‘Heilig’ betekent ‘heel’. Toch zien wij vandaag dat de eenheid in het heilig huisgezin min of meer eventjes verstoord is. Een kind gaat niet met zijn ouders mee terug naar huis en wanneer het na drie dagen zoeken is gevonden, begrijpen de ouders de woorden van hun kind niet.

Het was in het begin zo mooi. Het kind was klein, had nog geen zelfstandige plaats. Het paste zich helemaal aan de ouders aan, zoals de ouders zich op hun beurt ook weer aan allerlei gewoontes aanpasten, bijvoorbeeld het jaarlijks opgaan naar Jeruzalem en dat zij Jezus voor de eerste keer meenemen als Hij 12 jaar is.

Wanneer Jezus is teruggevonden, lijkt Maria meer met Jozef mee te leven, die in angst heeft gezeten, dan dat zij begrip heeft voor wat Jezus heeft gedaan. Want zij zegt tegen de kleine Jezus: “Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.”

Maar wat gebeurt is dat Jezus toegroeit naar zelfstandigheid. Het is steeds meer de heilige Geest, die Hem leidt en steeds minder zijn ouders. Hij komt als 12-jarige leerling in Jeruzalem, maar gaandeweg blijkt Hij de leraar te zijn en de oude wijze mannen in de tempel worden leerlingen van het Kind.

Het zou interessant zijn te weten wat het Kind Jezus aan die wijze mannen heeft verkondigd, maar dat is onbekend. Wij weten wel wat Hij tegen Jozef en Maria zei. En daar is sprake van een heerlijk langs elkaar heen praten. Als Maria zegt, dat zijn vader en zijzelf met angst naar Hem hebben gezocht, bedoelt zij Jozef. Maar als Jezus antwoordt, dat Hij in het Huis van de Vader moest zijn, bedoelt Hij de hemelse Vader.

Normaal gesproken is het zo, dat een opgroeiende tiener steeds minder vaak de wil van zijn ouders doet en steeds vaker zijn eigen wil. Maar Jezus let steeds meer op wat de wil is van die hemelse Vader. Van jongs af aan vergeet Hij zichzelf. Eerst luistert Hij naar Jozef en Maria, dan steeds meer naar de hemelse Vader.

Eenmaal volwassen geworden leert Jezus ons niet voor niets om in het ‘Onze Vader’ te zeggen “Uw wil geschiede op aarde, zoals in de hemel”. En in Marcus 14 (36) zegt Hij: “Niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt”. En weer ergens anders zegt Hij: “Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen” (Hebr. 10, 7).

De wil van God gaat véél verder dan de wil van de ouders. Als ouders kun je in het begin alles bepalen. Maar hoe ouder een kind wordt, hoe meer het een kwestie van richting geven wordt en dan maar hopen dat het goed gaat.

Maar van God hebben wij ons leven gekregen. Aan Hem moeten wij het eens teruggeven. God is veel meer ‘vader’ dan een aardse vader. Van Hem blijven wij altijd afhankelijk, een hele eeuwigheid lang. Als wij altijd doen wat Hij van ons verwacht, dan zijn wij een kind naar zijn Hart.

Aan de ene kant geeft een christen zijn eigen wil helemaal op. Het lijkt wel een stukje slavernij. Aan de andere kant mogen wij ons gedragen weten door de Allerbeste en de Allerliefste, die er is.

Jezus ‘moet’ in het Huis van de Vader zijn. Dat ‘moeten’ is geen kwestie van dwang. Het is ook niet iets waar Hij bezeten van is, maar het komt uit zijn diepste wezen voort. Hij voelt in het diepste van zijn hart, dat Hij de hemelse Vader helemaal toebehoort. En dat er niets is dat Hem gelukkiger kan maken dat het leven door en met en in de Vader.

Wij kunnen het ons wel voorstellen, dat Jozef en Maria het niet gemakkelijk hadden met deze vroege eigenzinnigheid van hun Kind. Zij begrepen het niet. En er zou nog veel meer gebeuren waar zij moeite mee zouden krijgen. Het onbegrip en de tegenwerking van de mensen. Dat de mensen Hem, die weldoende door Israël rondging, zo erg lieten lijden.

Wat wij vandaag aan God zouden kunnen vragen is dat wij steeds meer mogen loskomen van ‘het eigen moeten’, van wat wijzelf willen. En dat wij – ieder voor zich, maar ook het hele gezin, heel onze Dionysiusparochie – ons steeds meer richten op wat de hemelse Vader wil. Een auto moet ons vervoeren van de ene plaats naar de andere. Een stereotoren moet muziek maken. Daar zijn die dingen voor gemaakt. Wíj zijn gemaakt om de hemelse Vader toe te behoren. Wij zijn zijn dienaars, zijn vrienden, zijn kinderen. Hij buit ons niet uit, maar wil enkel ons geluk.

Proberen wij altijd te gehoorzamen. Dan kan Hij ons zegenen, iedere dag opnieuw. Dan wordt onze parochiekerk het gezin van God, één grote, heilige familie. Amen.