Preek op 26-06-2022, 13e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen
Openingswoord
Broeders en zusters, hier in de kerk aanwezig en de mensen, die naar de livestream kijken, welkom.
In de eerste lezing horen wij over de profeet Elia. Zijn naam betekent ‘Mijn God is Jahweh’. Van hem wordt door de joden gezegd, dat hij niet gestorven is, maar in een wagen van vuur ten hemel is opgenomen. En tot op de dag van vandaag wachten de joden op zijn terugkeer. En we horen over diens opvolger Elisa. Zijn naam betekent ‘God is redding’.
Wanneer Elia Elisa komt roepen is die met 12 koppels ossen aan het ploegen. Dat zijn wel heel erg veel dieren, maar misschien is de diepere betekenis daarvan dat Elisa – met de hulp van God – de 12 stammen van Israël goed aankan.
Mogen wij in deze heilige Mis God eren met een oprecht en zuiver hart. En moge dat ook ons helpen om net als Elisa het leven met al z’n ups en downs goed aan te kunnen.
Openingsgebed
Laat ons bidden. Heer onze God, het woord van Jezus, uw Dienaar, roept ons op Hem te volgen en niet om te zien naar wat achter ons ligt. Maak ons geschikt voor het Rijk Gods: dat wij als trouwe dienaars, zijn roep aanhoren en uw wil volbrengen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.
Kinderwoorddienst
Preek
Beste medegelovigen, het evangelie gaat over roeping. Lucas, die dit heeft geschreven, plaatst dit gebeuren met opzet op het moment, dat Jezus Christus opgaat naar Jeruzalem. De hoofdstad van Israël, de plaats waar Hij zal verrijzen, waar de Kerk zal beginnen, de stad van waaruit de apostelen en de andere leerlingen over heel de aarde zullen trekken om de Blijde Boodschap van het Koninkrijk in woord en daad te verkondigen.
Máár … vóórdat al dat moois begint is Jeruzalem eerst de plaats waar Jezus Christus zal lijden en sterven. Dat is de prijs, die Hij betaalt om al dat moois mogelijk te maken. Hem volgen, met Hem als reisgids meereizen door het leven, is dus geen kwestie van lekker lui en ontspannen in de bus gaan zitten en genieten van al het moois dat we tegenkomen. Nee, Jezus Christus volgen is een uitdaging. We zitten vol spanning op het puntje van onze stoel.
Zo ervaarden in ieder geval Jakobus en Johannes de reis van Jezus Christus naar Jeruzalem. Omdat zij onderweg in een bepaald Samaritaans dorp niet welkom waren, wilden zij vuur uit de hemel afroepen om de bewoners te verdelgen. Geen bedevaart, maar een oorlogsmissie. Uiteraard steekt Jezus Christus hier een stokje voor. Hij levert geen geavanceerde wapens, maar bidt voor de Samaritanen en vraagt begrip.
Na dat ‘vurige moment’ worden drie mensen genoemd, die er wel oren naar hebben om volgelingen te worden. Althans, ‘genoemd’, we weten niet hun namen, dus misschien gaat het wel over ons.
Die drie mensen spreken mooie woorden, bijvoorbeeld “Ik zal U volgen waar Gij ook heengaat” en daar is niks mis mee. Liever mooie woorden dan een paar nare opmerkingen. Maar de kandidaat ‘volgers’ zijn zich nog niet bewust van de gevolgen van het volgen.
Zo moeten zij huis en haard verlaten. Voor ons betekent dat, dat wij ons niet star moeten vasthouden aan wie wij zijn en wat wij hebben. Voor een christen is het enige belangrijke, dat God onze Vader is, Jezus Christus onze Broeder en dat wij broeders en zusters zijn van elkaar. De rest is bijzaak, blijft na ons overlijden op aarde achter, is dus geen ruzie waard.
De ‘volgers’ van Jezus Christus moeten ook niet wegkijken als er in de Kerk of in de wereld sprake is van onrecht. Dan moeten wij opstaan en opkomen voor de armen en de onderdrukten. Maar ja, het moet ook weer niet zo zijn, dat na ons protest een minister aangifte van doodsbedreiging moet doen. We kunnen nog zo gelijk hebben, dat is niet de weg van de christenen. Jezus Christus zegt: “Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mt. 5, 44-45).
Een andere ‘volger’ van Jezus Christus wil net als Elisa in de eerste lezing eerst afscheid nemen van zijn familieleden. Dat lijkt toch een redelijk verzoek. Maar in feite betekent dit, dat hij geen afscheid kan nemen van zijn verleden. Daarom zegt Jezus Christus tegen hem, dat wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, die is niet geschikt.
In Israël komen bodems voor met veel stenen. De boer moet daarom met heel zijn gewicht op de ploeg steunen en al zijn aandacht richten op wat vóór hem ligt. Anders zou de ploeg zomaar uit de grond kunnen schieten. Zo moet wie in het Rijk Gods wil werken niet blijven vasthouden aan wat hij in het verleden heeft gedaan – goed of kwaad – moet natuurlijk ook niet alle wijsheid en kennis van het verleden loslaten, maar moet wel openstaan voor iets nieuws. Zeker als wij met Jezus Christus onderweg zijn mogen wij rekenen op wondere ontwikkelingen. Wij, hedendaagse ‘volgers’, hoeven bijvoorbeeld niet stil te blijven staan bij het feit dat velen van onze inmiddels volwassen kinderen niet of nauwelijks naar de kerk gaan, nee, we blijven voor hen bidden en blijven het goede voorbeeld geven en godzijdank kan er zomaar op een dag iets gebeuren waardoor ze weer tot geloof komen.
Broeders en zusters, misschien dat sommigen van ons een beetje schrikken van de woorden van Jezus Christus, maar wat Hij wil is vooral duidelijkheid scheppen, want het gaat om ons geluk, ons eeuwige geluk. Hij wil niet, dat wij de banden met onze familieleden verbreken, in tegendeel, die zijn door God zelf geschapen, maar Hij wil ons wel een juiste waardeschaal geven. In zijn ogen is er niets zo belangrijk als het Koninkrijk van God, het Rijk dat al hier in ons midden aanwezig is.
Kijken we naar het leven van de apostelen en van de heiligen. Paulus bijvoorbeeld, de schrijver van de tweede lezing van vandaag. Die heeft aan ellende van alles meegemaakt: schipbreuk, stenigingen, geselingen, gevangenschap en uiteindelijk is hij door onthoofding de marteldood gestorven. Maar God was altijd met hem. Hij deed wonderen, bracht vele bekeringen tot stand. Mensen uit alle rangen en standen bracht hij tot geloof.
Hoe was dat mogelijk? Ik denk, dat één van de redenen zou kunnen zijn, dat Paulus voortdurend voor God in de weer was. Hij kwam niet steeds naar de kerk met een verlanglijstje met wat hij allemaal van God wilde hebben. Nee, hij vroeg God: wat kan ik voor U doen. En God dacht waarschijnlijk: als jij, Paulus, zo voor Mij in de weer bent, zal Ik jou helpen. Paulus diende niet zijn eigen belangen, maar die van God en de mensen, juist zoals Jezus Christus dat deed. En dat is vruchtbaar.
Er was ooit een oude Cherokee-Indiaan, die op een avond aan zijn kleinzoon het volgende vertelde: “Jongen, in een volk is er steeds een strijd aan de gang, een strijd tussen twee wolven. De ene is een kwade wolf. Hij is slecht. Hij bestaat uit woede, egoïsme, leugen en hoogmoed. De andere wolf is goed. Hij bestaat uit: vreugde, vrede, vriendschap, liefde en meeleven.” Zijn kleinzoon dacht hierover na. Toen vroeg hij aan zijn grootvader: “Opa, welke wolf zal het gevecht winnen?” De oude Cherokee zei: “De wolf die je eten geeft.”
Beste medegelovigen, voeden wij het goede, in onszelf en in anderen. Dan zal het goede zeker overwinnen. Amen.