Preek op 25-07-2021, 17e zondag door het jaar B, pastoor Frank Domen

Preek op 25-07-2021, 17e zondag door het jaar B, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom op deze zondag, de Dag van de Heer. Wij hebben een hele week van werk achter de rug en hopelijk hebben we ook wat plezier beleefd. Nu laten wij al die drukte even achter ons om met elkaar bij de Heer alleen te zijn, om te kunnen kijken naar wat nu ook al weer het eigenlijke doel van ons leven is; en ook al weten sommige mensen dat misschien heel goed, daar mogen we altijd in blijven groeien; we kijken ook wat wij mét God en mét elkaar reeds hebben gedaan en waar wij Hem of een medemens misschien hebben buitengesloten.

Als wij de dingen met en voor God doen, met en voor elkaar, worden ze altijd mooier en groter. Dat zien wij aan de eerste lezing. Iemand komt twintig broden brengen en de profeet vraagt om ze voor te zetten aan honderd profeten. Zijn dienaar denkt dat dat weinig zinvol is, maar de profeet Elisa haalt God erbij, en zij houden nog brood over ook.

Wij hoeven God niet te vragen bij deze viering te zijn, want het is zíjn viering. Hij heeft óns gevraagd bij zijn viering te zijn. En door te komen hebben wij aan zijn roepstem gehoor gegeven. Vragen wij Hem wel om bij ons en in ons dagelijkse leven te zijn, om met ons aan deze nieuwe week te beginnen, opdat het een mooie tijd mag worden waarin wij God en elkaar liefhebben in grote dingen en in kleine.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, onze Vader, wat wij bezitten lijkt ontoereikend voor de velen, die met ons samen zijn, maar Gij hebt voorzien in alles wat wij nodig hebben. Kom onder ons, en breek met ons het brood. Maak het weinige dat wij hebben, tot teken van uw overvloed. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.

Preek

In het evangelie horen wij over een mensenmenigte – het waren alleen al 5000 mannen – die Jezus volgt. Het zijn mensen uit de buurt van Tiberias. Het zijn ook mensen, die Hem van verre gevolgd zijn. Mensen, die misschien op doorreis waren, maar die onder de indruk kwamen van de wonderen, die Hij aan de zieken deed, die geraakt werden door het gezag waarmee Hij sprak. Zij vergaten wat het eigenlijke doel van hun reis was. Iedereen vergat, dat er boodschappen gedaan moesten worden, omdat het etenstijd werd.

Jezus Christus, die tijdens zijn drievoudige bekoring in de woestijn tegenover de duivel had verklaard, dat de mens niet alleen van brood leeft, wist echter heel goed, dat de mens ook niet alleen van de genade kan leven. Daarom sprak Hij de apostel Filippus aan over het eten. En wanneer Hij dan het wonder van de broodvermenigvuldiging doet, blijkt op twee manieren zijn grootheid. Hij liet de mensen eten “zoveel men maar wilde”. Zijn goedheid is zonder maat. En dan zorgt Hij er ook nog eens voor, dat er geen eten verloren gaat. Hij brengt de mensen dichter bij God door een groot wonder te doen, maar ook door hen op het kleine van alle dag te wijzen: een stukje orde en netheid. Zuinig omgaan met het goede dat wij van God ontvangen. Wij gooien geen voedsel weg.

Wanneer Jezus Christus zijn openbare leven begint, zien wij, dat Hij voortdurend in verbondenheid met zijn hemelse Vader leeft, maar dat Hij tegelijkertijd zich steeds bewust is van alles wat er om Hem heen gebeurt. Hij staat met beide benen op de grond en toont zijn liefde in grote zaken én kleine.

Jezus wekt het dochtertje van Jaïrus opnieuw tot leven. Dat is het grote. Maar daarna zegt Hij, dat men haar te eten moet geven. Dat is het kleine, maar niet minder belangrijke.

Vier dagen na diens overlijden roept Jezus zijn vriend Lazarus uit het graf. Dat is het grote. Daarna zegt Hij, dat ze zijn zwachtels los moeten maken en hem moeten laten gaan. Dat is het kleine, maar niet minder belangrijke.

Vorige week hoorden wij nog hoe Jezus zijn apostelen op stage had gestuurd om mensen te vertellen over Gods Koninkrijk en hoe Hij hen macht had gegeven over ziekten en de duivel. Dat is het grote. Omdat zij na hun stage vermoeid waren, nam Hij hen mee naar een eenzame plaats om uit te rusten. Dat is het kleine, maar niet minder belangrijke.

“Haalt nu de overgebleven brokken op om niets verloren te laten gaan”. Als wij kijken naar het wonder, dat er zojuist is gebeurd, lijkt dit een onbelangrijk zinnetje, maar Jezus’ liefde blijkt tot in de kleinste zaken.

Zo mag ook onze liefde zijn: zorgzaam tot in het kleine. Eigenlijk zouden wij onszelf steeds de vraag moeten stellen: waarmee kan ik de ander een plezier doen? En al is het maar het zonder mopperen opruimen van een kopje, dat een ander heeft laten staan, het kan een blijk van liefde zijn.

De mensen kwamen van heinde en ver om te kijken en te luisteren naar Jezus Christus, omdat zij onder de indruk waren van zijn grootheid. Onze medemensen mogen ook onder de indruk zijn van de grootheid van onze liefde. Dat betekent niet, dat wij dingen moeten doen, die de krant halen, nieuwe uitvindingen, gewaagde stunts, maar wij mogen een fijngevoeligheid hebben voor wat er in de ander leeft aan vreugde en verdriet.

In de maatschappij werken wij met miljoenen en miljarden; zeker in deze coronatijd vliegen ze als broodjes over de toonbank. Maar sommige mensen vergeten de dubbeltjes en de stuivers. Voor iemand een deur openhouden; voorzichtig omgaan met de spullen van een ander en ze op de goede plek terugleggen; steeds weer gehoor geven als wij worden geroepen; je dagelijkse plichten toch weer met een zeker enthousiasme doen; de grillen van een ander met een blij gezicht verdragen; doen wat een ander leuk vindt; er geen punt van maken als jij alweer niet je zin krijgt. Zijn het niet de details, die een portret tot een levend beeld kunnen maken!? Zo is ook Jezus Christus met zijn vrienden omgegaan: in liefde en met aandacht voor grote én kleine dingen.

Elk moment van de dag is een uitnodiging van God om iets goeds te doen. Laten wij geen enkel moment verloren gaan, zoals Jezus Christus geen enkel stukje brood liet weggooien. Dan zullen wij op het einde van ons leven horen: Kom, goede en trouwe dienaar, ga binnen in de vreugde van uw Heer.

Lieve mensen, weten jullie wel, dat het belang van ons geloofsleven – dat is dus: liefde en aandacht voor God en medemens – tegenwoordig wetenschappelijk behoorlijk is onderbouwd, niet alleen door de theologie en filosofie, maar ook door andere wetenschappen!?

Een Nederlands onderzoek heeft aangetoond, dat de ontkerkelijking zelfs het functioneren van de democratie kan bedreigen. Andere studies hebben aangetoond, dat vooral praktiserende christenen democratischer zijn ingesteld dan andere mensen. Dat konden we ooit lezen in het Katholiek Nieuwsblad.

Een hoogleraar rechtsfilosofie van de Universiteit Leiden, Andreas Kinneging, stelt, dat een democratie zonder geloof al snel kan ontaarden in tirannie of anarchie. En de grote Franse politieke filosoof, Alexis de Tocqueville, wist in de negentiende eeuw al dat religie een voorwaarde is voor gezonde democratie. In zijn voetspoor is Kinneging ervan overtuigd dat religie ‘een temperende werking’ heeft op egoïsme en materialisme. Godsdienst richt de burger immers meer op het algemeen belang van de gemeenschap.

Onderzoeken wijzen uit, dat gelovigen – over het algemeen – vrijgeviger zijn dan anderen. Gelovigen doen ook meer aan vrijwilligerswerk, de trouwste kerkgangers nog het meest, was de conclusie van een onderzoek van het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau. Dat doen kerkgangers, omdat ze de oproep van het evangelie tot naastenliefde geregeld horen, maar ook, omdat kerkse mensen vaak meer sociale contacten hebben dan zij, die niet naar de kerk gaan. Hun brede sociale contacten maken bovendien dat gelovigen minder bang zijn voor de samenleving. Gedreven door de hoop, die in hen leeft, kijken ze positiever naar de maatschappij en de toekomst.

Misschien is dat alles wel omdat wij, christenen, nooit helemaal opgaan in de tijd waarin wij leven. Bijbels gezegd:”Wij zijn in de wereld, maar niet van de wereld.”

Beste medeparochianen, de dames en heren politici kunnen praten tot zij een ons wegen, maar een betere wereld komt er alleen als de meerderheid van de mensen aan God weer een vaste plaats geeft in het dagelijkse leven. Als ik van sommige mensen hoor, dat zij buiten de viering van de heilige Mis alleen maar voor en na het eten bidden, dan denk ik: die mensen zouden wel een beetje meer mogen bidden om een betere wereld. Maar voor ons allen geldt: laten we proberen om met steeds meer liefde en aandacht om te gaan met onze medemensen, met vriend en vijand. En laten we er niet bang voor zijn om tegenover anderen ervan te getuigen, dat onze inspiratie en kracht tot deze liefde van Jezus Christus komt. Dan zullen ze ons misschien gaan navolgen en krijgt God weer een grotere plaats in ons maatschappelijk leven. Jezus Christus is de enige, die onze wereld kan redden. De redding van de wereld ligt dus in de handen van hen, die in Jezus Christus geloven. Amen.