Preek op 24-10-2021, 30e zondag door het jaar B, diaken Eelke Ligthart

Preek op 24-10-2021, 30e zondag door het jaar B, diaken Eelke Ligthart

Openingswoord

Allemaal van harte welkom hier in de kerk en de mensen die via life-stream met ons zijn verbonden. We vieren de  H. Eucharistie op de 30e Zondag door het jaar.

De evangelielezing van de dertigste zondag door het Jaar is een bekend verhaal over de blinde bedelaar Bartimëus. Het  lijkt een zeer eenvoudig verhaal. Jezus is met zijn leerlingen onderweg. Ze komen door Jericho. Daar zit een blinde die om hulp roept. Jezus geneest hem. De man sluit zich bij Jezus aan en gaat mee op weg. Korter kon ik het niet weergeven.

Het is de laatste daad van Jezus voordat Hij, vertrokken uit Jericho, Jeruzalem bereikt. Jeruzalem waar Hij zal lijden, ter dood zal worden gebracht en na drie dagen zal opstaan. Tijdens de opgang naar Jeruzalem worden psalmen gezongen o.a. Ps.  126 die we ook hier wel zingen: Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap. Bartimëus wordt de ogen geopend hij zal zien wie Jezus is en ontdekt dat Jezus hem wil thuisbrengen. Openen ook wij onze ogen en ons hart voor de liefde van Jezus.

Preek

Vandaag staat Jezus aan het begin van zijn tocht naar Jeruzalem. Hoe heeft dit verhaal geklonken  in de oren van de eerste christenen? Het is om te laten horen hoe dit verhaal verbonden is met zijn Bijbelse achtergrond en waarom Marcus deze, op zich kleine gebeurtenis, heeft ingelast in zijn verhaal.

Om te beginnen: Jezus is met zijn leerlingen op reis. Ze passeren Jericho. In het evangelie van Marcus en ook van Matteüs treedt Jezus eerst op in Galilea, rond het meer van Gennesaret. Hij brengt zijn boodschap en doet zijn eerste wonderen in Kana, in Kafarnaüm, in Nazareth. Hij krijgt volgelingen en kiest er twaalf uit als zijn apostelen. Dan begint hij aan zijn tocht naar Jeruzalem. De stad van de tempel, het nationalistische en religieuze centrum van het Joodse volk. En daarmee  begint ook het misverstand.

De volgelingen van Jezus geloven dat Hij de Messias is. Maar voor hen is Hij niet alleen een wonderdoener. Ze hopen en vertrouwen er op dat hij naar Jeruzalem zal gaan om daar de macht te grijpen. Om als een nieuwe David het koninkrijk te herstellen, de Romeinse bezetter te verdrijven, om van Israël een groot en sterk land te maken. Daarentegen heeft Jezus vanaf het begin gewaarschuwd dat de tocht naar Jeruzalem lijden, verraad, de dood zou kunnen betekenen. De apostelen hebben dat niet begrepen.

Voor de lezers van Marcus was dit intussen duidelijk. Het verhaal dat we vandaag horen, speelt zich af vlak voor de intocht in Jeruzalem. Aan het begin en aan het einde van de tekst die we vandaag horen wordt verwezen naar deze tocht. Vandaar dat over dit verhaal de donkere schaduw hangt van de lijdensdagen. Vandaar ook dat hier de vraag meeklinkt wie Jezus is, wat hij nu eigenlijk bedoelde, wat wij van hem mogen verwachten.

Het tweede element van het evangelie  is de genezing van de blinde Bartimëus. De wonderen die Jezus had gedaan, zijn  tekenen dat Hij inderdaad de Messias is. Wanneer de profeten spreken over God die zijn volk zal redden, en over de Verlosser die Hij zal zenden, dan gebruiken zij regelmatig die beelden. “De blinden zullen zien, de lammen zullen opstaan en lopen, gevangenen worden bevrijd, aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd”. Van de vele teksten in die zin wordt vandaag een passage gelezen uit Jeremia, waarin sprake is van de genezing van blinden en lammen.

De genezing van de blinde is dus  een teken dat Jezus inderdaad de Messias is, de Verlosser door God gezonden.
Maar zoals altijd laat Jezus daardoor ook zien wie God is. Jezus die blinden geneest en lammen doet lopen is het beeld van een barmhartige God. Van een God die zich om ieder van ons bekommerd. Die, om een ander Bijbelwoord te citeren, ‘onze naam geschreven heeft in de palm van zijn hand’. Hij is ‘onze Vader’.

De blinde is uiteraard iemand die niet ziet. Maar ik vermoed dat Marcus nog iets anders suggereert. Namelijk een geestelijke blindheid. Ik denk dat hij met opzet deze blinde laat optreden nu de reis van Jezus naar Jeruzalem haast ten einde is. Nog altijd zijn de apostelen ‘blind’. Wanneer Jezus aan het kruis sterft begrijpen zij er helemaal niets meer van. Ze denken dat ze ten onrechte op hem vertrouwd hebben. Het is pas na de verrijzenis dat ze langzaam beginnen te begrijpen wat Jezus bedoelde.

In die zin stelt het verhaal ook ons voor de zelfde vraag. Wat verwachten wij van God, van ons geloof? God redt ons niet uit de moeilijkheden en problemen die eigen zijn aan het menselijk leven. Hij geeft ons wel de opdracht en de kracht om mensen te zijn zoals Jezus er één geweest is. Wij kunnen geen wonderen doen, geen blinden genezen of lammen doen opstaan. Maar we kunnen wel proberen steeds opnieuw open te staan en in te gaan op de concrete uitnodiging van de liefde van God.

Net als Bartimëus die eerste stap doen voor een echte ontmoeting. “Heer maak dat ik zien kan! Maak dat ik vandaag mijn ogen wat meer open voor het goede dat er aan mij gebeurt. Ook al lukt niet alles, zoals ik het wens, er is toch zoveel goeds dat mij omringt. Maak dat ik er uw liefde in erken, die mij uitnodigt om weer open te staan en aandacht te hebben voor anderen.

Dat is de stap die ons kan genezen van onze zelfverblinding: de beslissing om onszelf in dankbaarheid aan God te geven aan anderen, om hen te dienen. We kunnen proberen elkaar te dragen. Een begin te maken met ‘zijn Rijk’. Dat wil zeggen een thuis te maken waar mensen zich welkom weten.

Misschien is dat de genezing van de blinde: niet enkel zijn ogen zijn genezen. Hij heeft begrepen waar het Jezus om te doen was. En hij ging met hem mee op tocht. Dat is het waar het evangelie ook ons steeds opnieuw uitnodigt. Amen.