Preek op 22-10-2023, 29e zondag jaar A, pastoor Frank Domen

Preek op 22-10-2023, 29e zondag jaar A, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom. Wij leven in een tijd waarin hoge eisen worden gesteld aan alles wat wij hebben. Onze tv en geluidsinstallatie moet het mooiste beeld en geluid geven, alsof we in een bioscoop of concertzaal zitten, en dat alles natuurlijk voor een betaalbare prijs. Onze auto moet elektrisch zijn en anders niet te veel benzine gebruiken en ook mooi en elegant zijn; onze computer moet klein zijn, maar wel supersnel en alle moderne programma’s aan kunnen; werkgevers willen jonge werknemers – want die kosten minder – en toch ook ervaring hebben.

Maar welke eisen stellen wij aan onszelf? Zijn wij t.a.v. onszelf net zo kritisch als wanneer het gaat om de laatste technische snufjes?

De tweede lezing van vandaag zegt ons, dat God van ons houdt, dat Hij ons heeft uitgekozen. Uitgekozen waarvoor? Om te delen in zijn volmaakte leven! God heeft echter geen volmaakte apparatuur voor ons. Wel een volmaakt geluk en Hij vraagt ons daarnaar te streven door nu al – met Góds wijsheid en kracht – een beetje in de richting van die volmaaktheid te gaan.

De oorlog tussen Israël en Hamas heeft voor de onschuldige burgers in Gaza nu wel heel dramatische vormen aangenomen. Het is goed, dat meerdere regeringsleiders in Caïro geprobeerd hebben om een oplossing voor het conflict te vinden. Laten wij God vragen de harten van de mensen te verenigen. Want een oplossing moet komen van beneden én van boven.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, Gij alleen zijt de Heer en niemand anders. Help ons om oprechte christenen te zijn: dat wij niet offeren aan geld of goed; dat macht en aanzien ons hart niet maken tot een steen. Maak dat wij de blik op Hem gevestigd houden, die ons van U het levend beeld gegeven heeft: Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer. Die met U leeft en heerst … Amen.

KinderWoordDienst en TienerWoordDienst

Preek

Broeders en zusters, je hoort nogal eens zeggen, dat het niet goed gaat met onze wereld. “Dat komt”, zeggen sommige mensen, “omdat er niet genoeg wordt gebeden.” Maar anderen zeggen: “Gelovigen zitten maar in de Kerk te bidden om vrede; zij zouden beter de handen uit de mouwen kunnen steken.” Sommigen zeggen: “Er wordt in de Nederlandse Kerk te veel over menselijk dingen gesproken en God komt er niet meer of nauwelijks aan te pas.” Anderen zeggen: “Was dat maar waar, in de Kerk praten ze alleen maar over God en intussen verhongeren de mensen.”

Op deze manier, beste medegelovigen, lijkt het wel alsof God en mensen elkaars tegenstanders zijn, alsof zij niet kunnen samenwerken aan één goed doel. Het is waar: soms misbruiken mensen God om niet op problemen te hoeven ingaan. In de Kerk moet je geloven, vinden ze, en zaken, die met de politiek te maken hebben of met de maatschappij, die moet je daarbuiten laten. Andersom hoor je ook: Dat zijn wereldse zaken, die hebben niets met mijn geloven te maken. Geloven doe we in de kerk en dus niet in de wereld.

Zo denken ook de Farizeeën wanneer zij via hun eigen leerlingen Jezus een vraag laten stellen: “Is het ons – gelovige mensen – geoorloofd belasting aan de keizer te betalen of niet?”

Daar kun je met een duidelijk ‘ja’ of ‘nee’ op antwoorden. Als Jezus ‘ja’ zou zeggen, zijn de joodse mensen daar niet blij mee, want de joden houden niet van de Romeinse bezetters. Als Hij ‘nee’ zou zeggen, kunnen zij Hem ervan beschuldigen, dat Hij het volk tegen de Romeinse overheid opzet. Wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok.

Jezus bekijkt de zaak echter van verschillende kanten. Hij zegt: “Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt”. Dat betekent: God bestaat. De regering bestaat. Zij hebben allebei hun taak. Wij hebben ze allebei nodig.

Het leven is niet altijd zo zwart-wit als sommige mensen denken. Oké, echtscheiding gaat tegen de leer van de Kerk in. Jezus Christus heeft duidelijk gezegd: “Wat God verbonden heeft, dat zal de mens niet scheiden.” Maar als het dan toch gebeurt, als mensen na een aantal jaren ontdekken, dat zij zich in elkaar hebben vergist, liggen zij dan bij God eruit, moet de familie hen verstoten? Zij kunnen uiteraard niet opnieuw voor de Kerk trouwen, maar méér dan ooit hebben zij Gods liefdevolle zorg nodig én de steun van hun directe omgeving. Waar eigenlijk ‘nee’ tegen gezegd moet worden, kan toch gebeuren, en dan zullen wij wel samen verder moeten.

Eigenlijk is het dit weekend Wereldmissiedag. In onze parochie hebben wij dat geloof ik wegens omstandigheden een weekje verplaatst. Sommigen zeggen: missionarissen moeten kapellen bouwen, het geloof in de harten zaaien, kinderen dopen. Anderen zeggen: missionarissen moeten putten graven, voedsel zaaien, kinderen leren lezen en schrijven.

Jezus zegt vandaag: Het moet allebei gebeuren: “Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en geef aan God wat God toekomt.”

En wij, wij van onze kant moeten bidden voor onze broeders en zusters in ontwikkelingslanden, maar hen ook financieel en materieel ondersteunen. Niet het één óf het ander, maar het één én het ander. Dat is wat God wil.

Laten wij er ook in ons eigen leven voor zorgen, dat geloof en samenleving niet twee verschillende zaken zijn. Of wij nu in de kerk zitten of thuis zijn, op ons werk, op school, op visite bij vrienden, wij zijn overal mensen, die in Jezus Christus geloven. Waar wij ook zijn, Híj houdt van ons. Wij moeten niet zijn als de nog niet bekeerde Petrus, die buiten de vriendenkring van Jezus zegt “Ik ken die mens niet”.

In de tweede lezing dankt de apostel Paulus God, omdat het geloof van de mensen in Tessalonica zo sterk is. Zij blijven God én elkaar almaar liefde geven en – wat er ook gebeurt – zij blijven hopen op Jezus Christus.

In de kerk is het gemakkelijk om christen te zijn, maar daarbuiten! Vergeten wij nooit wie wij zijn: kinderen van God, broeders en zusters van elkaar, één grote familie, samen onderweg door deze wereld naar Gods wereld.

Gebruiken wij alle energie, die wij hebben om goede christenen te zijn, om zo God te kunnen eren en tegelijkertijd de wereld een beetje meer te laten lijken op de wereld van God.

Nog even een kort verhaal over een keizer en over God.

Op een dag zei de keizer van Rome tegen een joodse rabbi: “Toon mij je God. Ik wil Hem leren kennen. Waar kan ik Hem zien?” De rabbi antwoordde: “Wat u wilt is onmogelijk. Geen sterveling op aarde kan zo’n volmaaktheid aanschouwen.” “Wat?” riep de keizer, “voor een Romeins keizer is niets onmogelijk!”

De volgende dag vroeg de rabbi aan de keizer: “Wilt u met me meegaan als ik naar de stad ga? Dan zal ik u God laten zien.” De keizer ging met hem mee. Aangekomen op een uitgestrekte vlakte wees de rabbi naar de stralende zon. Hij vroeg aan de keizer: “Wilt u in de zon kijken?” “Dat is onmogelijk,” protesteerde de keizer, “mijn ogen kunnen daar niet tegen.” Toen zei de rabbi: “Hoe kan dit voor de machtige Romeinse keizer onmogelijk zijn? De zon is slechts een dienaar van God. Als deze dienaar voor u al te machtig is om naar te kijken, hoe denkt u dan God zelf ooit te kunnen zien?”

Broeders en zusters, in dit leven kunnen wij God niet zien, maar Hij kan ons zien én dus ook helpen. Bidden én werken wij, en vertrouwen wij ons leven en dat van alle mensen in nood aan Hem toe. Amen.