Preek op 18+19-08-2023 in de tehuizen, 20e zondag, jaar A, pastoor Frank Domen

Preek op 18+19-08-2023 in de tehuizen, 20e zondag, jaar A, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom. Toen ik de preek voorbereidde moest ik denken aan een krantenartikel van enkele jaren geleden. Daarin werd herinnerd aan het feit, dat wij vroeger spraken over ‘buitenlanders’. Dat woord kreeg op gegeven moment een negatieve klank, omdat een aantal van hen crimineel gedrag vertoonde. Daarom moesten wij hen voortaan ‘allochtonen’ noemen. Dan scheerde je hen niet allemaal over één kam. Weer later werd ons aangeraden om te spreken over ‘medelanders’.

In Jezus’ tijd waren er ook al mensen, die problemen hadden met vreemdelingen. In de eerste lezing spreekt God echter positief over vreemdelingen, die zich aan de regels houden. En in het evangelie geneest Jezus het dochtertje van – zeg maar – een allochtone vrouw, omdat zij zo’n groot geloof heeft. Elders zegt Jezus van een allochtone Romeinse honderdman, dat niemand in Israël een zo groot geloof heeft als hij. En ook wanneer Jezus aan het kruis is gestorven is het een allochtoon, een Romeinse soldaat, die uitroept: “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God” (Marcus 15,39).

Wij mogen God vandaag vragen om gezondheid en voorspoed, voor onszelf, voor onze kinderen en kleinkinderen. Vragen wij óók om meer geloof. Geloof maakt mensen één van hart en één van geest.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer God, Gij zijt een toevlucht voor wie zijn zwakheid kent, een kracht voor wie zich wendt tot U. Bevestig ons in het geloof: dat wij uw Naam verkondigen aan alle volkeren die Gij geroepen hebt. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.

Preek

Jezus trok zich terug naar het stedengebied van Tyrus en Sidon. Hij deed dat vanaf het meer van Gennesaret. Dat is een wandeling van zo’n 53 kilometer. Jezus en zijn leerlingen hadden dus veel tijd om te praten. Bij aankomst ontmoeten zij een buitenlandse vrouw, een Kananeese. Zij heeft een dochter, die van de duivel is bezeten.

De duivel was ooit een goede engel, door God geschapen, maar is uit zichzelf slecht geworden. Johannes zegt, dat hij zondigt vanaf het begin (1 Joh. 3, 8) en dat hij een aartsleugenaar is (Joh. 8, 44). Hij wilde aan God gelijk zijn en omdat hij God goed kende – hij zag God zoals wij elkaar zien – is zijn zonde niet meer goed te maken. Omdat wij nog wel in de hemel kunnen komen is hij jaloers en probeert ons over te halen het kwade te doen.

Sommige mensen zullen denken, dat de duivel niet meer van deze tijd is. Nu, dan moet je maar eens op internet het woordje ‘satan’ intypen. Dan zie je dat dit woord 3.000.000 keer wordt genoemd. Het woord ‘demon’ 13.000.000 keer. Het woord ‘satanskerk’ 5.000 keer. ‘Duivelsaanbidding’ komt 3.000 keer voor. De duivel is actueel. Eén van de overwinningen van satan is dat veel mensen niet meer in zijn bestaan geloven, waardoor hij vrijelijk zijn gang kan gaan en mensen niet in de gaten hebben wat de diepste oorzaak is van het kwaad in de wereld.

Normaal gesproken kan de duivel ons alleen maar slechte ideeën ingeven. Het dochtertje van de vrouw in het evangelie was echter helemaal in de macht van de duivel.

Wij begrijpen, dat de moeder wanhopig is en alleen van Jezus redding verwacht. Zij roept Hem aan met een koninklijke titel: “Zoon van David”. Zij weet wie Hij is, want de engel Gabriël zei tegen Maria, dat Jezus de troon van David zou krijgen. De buitenlandse vrouw heeft dus een groot geloof. In woorden, en ook in daden.

Dat laatste is ook nodig, want Jezus’ tijd om er ook voor niet-Joden te zijn was nog niet aangebroken. Meerdere keren wijst Hij haar af. Eerst geeft Hij haar geen antwoord. Dan zegt Hij: “Ik ben alleen maar gezonden tot de verloren schapen van het huis van Israël”. Dan lijkt Hij zelfs bruut te zijn: “Het is niet goed het brood dat voor de kinderen is bestemd aan de honden te geven. De Joden zijn blijkbaar de kinderen, alle buitenlanders vergelijkt Hij met honden. Maar de vrouw is zo bezorgd voor haar kleine meisje, dat zij volhoudt. Zij voelt zich niet beledigd, maar wijst erop, dat honden van de kruimels eten, die bij hun meester van de tafel vallen.

Jezus ziet haar geloof. Haar verlangen wordt vervuld: haar dochtertje wordt bevrijd. Het is het geloof, beste medegelovigen, dat niet alleen bergen verzet, maar blijkbaar zelfs de plannen van God kan wijzigen. Toen Jezus in hoofdstuk 10 de apostelen eropuit stuurde, had Hij inderdaad gezegd, dat zij eerst naar de verloren schapen van het huis van Israël moesten gaan. Dat was logisch. Het Joodse volk was Gods eigen volk. Bij Maria op de bruiloft van Kana gebeurde hetzelfde. Jezus zei tegen zijn moeder, dat het nog geen tijd was om wonderen te doen. Maar het wonder gebeurde toch … omdat Maria geloofde!

Durven wij aan God grote dingen te vragen!? De duivel heeft de mensen de afgelopen eeuwen ingefluisterd, dat wonderen niet bestaan. Wij moeten op wetenschap en techniek vertrouwen. Maar als wij écht geloven dat God mensen kan helpen, zouden wij dan niet iedere dag zijn hulp moeten vragen!?

De Italiaanse dr. Ezio Saltamerenda was directeur van het Biotherapeutisch Instituut te Genua. Toen hij 14 jaar was, verklaarde hij, dat hij God niet nodig had. Hij was leergierig, maar leefde alsof alles hem was toegestaan. Tijdens de oorlog raakte hij te Tobroek in Libië gewond. Hij werd naar een concentratiekamp in Duitsland afgevoerd. Later trouwde hij, kreeg twee zonen en was er heilig van overtuigd, dat hij alleen zijn eigen lot bepaalde.

Maar op een dag woont hij een vergadering bij in het huis van Mario Cavaliere, een geestelijke zoon van de kapucijner pater Pio, de grote wonderdoener van Italië, die 50 jaar lang de stigmata droeg, de kruiswonden van Jezus Christus, onderzocht door de moderne medische wetenschap.

Dr. Saltamerenda raakte diep ontroerd door het zien van een foto van pater Pio. Mario Cavaliere bemerkte ontroering en gaf de doktor een levensbeschrijving van pater Pio. Na twee dagen reisde hij naar San Giovanni waar pater Pio woonde. Na een hevige innerlijke strijd knielde hij bij de pater neer en mompelde een verzoek voor een ziek familielid. Pater Pio zou ervoor bidden, maar vroeg meteen of hij niet eens aan zijn eigen ziel moest denken, want hij was bezig zichzelf in het verderf te storten. En na twee keer door Pater Pio te zijn afgewezen, zoals Jezus dat deed met de Kananeese vrouw, sprak hij ‘s avonds zijn biecht bij pater Pio en huilde als een kind. Hij was een totaal ander mens geworden.

Luisteren wij naar de goede stem, die ons influistert: alles kan voor wie gelooft. Doen wij niet aan valse bescheidenheid. Vragen wij God grote dingen: dat de kerken weer vol mogen worden; dat er weer zo veel goede mensen mogen zijn, dat je bijvoorbeeld ‘s avonds weer veilig over straat kunt gaan. Geloven wij, dat God ons en onze dierbaren zal geven wat goed voor ons is. Amen.