Preek op 18-05-2023, Hemelvaart, jaar A, pastoor Frank Domen

Preek op 18-05-2023, Hemelvaart, jaar A, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, van harte welkom op dit Hoogfeest van Hemelvaart.

Als Jezus Christus mensen aanspreekt, richt Hij staat zich soms richt tot het kleine groepje van de twaalf apostelen. Andere keren wendt Hij zich tot de veel grotere groep van zijn leerlingen.

Jezus stijgt ten hemel op … in het bijzijn van zijn leerlingen. Een grote groep mensen is er getuige van. En al deze mensen zijn op hun beurt gaan getuigen van wat zij hebben gezien: Jezus Christus is naar de hemel opgestegen. En Hij heeft gezegd, dat Hij de Eerstgeborene is, d.w.z. de Eerste van een lange rij mensen, die eveneens in dat Rijk der Hemelen zal komen.

Jezus zei: Ik stijg op naar mijn God en uw God, naar mijn Vader en uw Vader. Ik zal een plaats voor u bereiden. En als Ik een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij.

Velen van ons zullen ooit al dierbare familieleden hebben zien sterven, en wij hebben daar niet echt wonderbare dingen bij zien gebeuren. Maar velen van die eerste christenen hebben hun getuigenis met ballingschap of zelfs met de dood moeten bekopen. Het was zo gemakkelijk hun leven te redden. Zij hoefden hun getuigenis maar te herroepen, maar nee, zij wisten wat zij gezien hadden. Niets kon hen van de waarheid afbrengen.

Laten ook wij overtuigd zijn van de heerlijkheid, die ons wacht in de hemel. Maar weten wij tegelijk, dat wij haar hier op aarde zullen moeten verdienen … door God te eren … en onze naaste te helpen.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Almachtige God, laat ons juichen en blij zijn, vol dankbaarheid, omdat de Hemelvaart van Christus, uw Zoon, ook onze verheffing is. Zijn glorie bij U is onze hoop, want wij vormen één lichaam met Hem, die ons hoofd is: Jezus Christus, onze Heer. Die met U leeft en heerst …

Preek

Wij, mensen, lijken ons op deze wereld goed thuis te voelen. Wij maken pret, wij feesten, zolang het ons goed gaat, maar als we ziek worden, of oud, of we worden zelfs geconfronteerd met een sterfgeval, dan zegt ons dat allemaal opeens niet veel meer. Dan worden wij ons er van bewust dat wij eigenlijk op deze wereld vreemdelingen zijn, dat wij – bij wijze van spreken – de pinnen van onze levenstent niet te vast in deze aarde mogen slaan, want onze tent zal ooit worden neergehaald. Wij hebben hier geen vaste woonplaats. Ons eigenlijke vaderland is de hemel. We zijn allemaal buitenlanders.

Hoe meer kennis wij opdoen van het heelal, des te kleiner voelt zich de mens. Te midden van die ontelbare massa spiraalnevels en melkwegstelsels is de mens niet veel meer dan een stofdeeltje aan de rand van het universum. En God lijkt meer dan ooit te zwijgen. Het lijkt erop, dat de wereld met haar problemen aan haar lot wordt overgelaten. Waar vindt de mens veiligheid en geborgenheid?

In het jaar 620 stuurde de paus van Rome de eerste missionarissen naar Engeland. Daar heerste in die tijd koning Edwin, die tegenover de nieuwe godsdienst een zeer voorzichtige houding aannam. Hij riep al zijn vazallen bijeen om hun advies te vragen.

Nu zei een oude man, die om zijn wijsheid bekend stond, het volgende: “Sire, als u ‘s avonds met uw vazallen rond het warme haardvuur zit, gebeurt het weleens, dat plotseling een vogel door het raam de kamer binnenvliegt. Hij cirkelt een moment rond en verdwijnt dan weer door een ander raam in de duisternis. Zo is het, dunkt me, ook met ons, mensen. Niemand weet waar wij vandaan komen. Wij dwalen enkele ogenblikken op deze wereld rond om dan weer in de duisternis van de dood te verdwijnen. Als die nieuwe leer ons enige zekerheid kan geven over het vanwaar en waarheen van de mens, dan moeten wij die zeker aanvaarden.”

Broeders en zusters, wij realiseren ons misschien nog te weinig, dat wij zijn zoals die vogel. Wij komen uit het duister van het naamloze niets, verblijven een ogenblik op deze wereld, om dan weer te verdwijnen door de deur van de dood, in de duisternis, zonder ooit terug te komen. Waar gaan wij dan heen?

In onze tijd houden veel mensen zich met die vraag bezig . Zij wonen spiritistische seances bij waar geesten worden opgeroepen, raadplegen hun horoscoop, omdat zij iets over hun toekomst willen weten. Zij bestuderen boeken over reïncarnatie.

Enige tijd geleden was op internet te lezen hoe een Hindoe-echtpaar in Leicester, Engeland, ‘ontdekte’, dat de Hindoegod Ganesh, dat is die met het olifantenhoofd en de vele armen, gereïncarneerd was in een aubergine, jawel, jullie horen het goed: een aubergine. “De gelijkenis was treffend”, zo werd er gezegd. Dagelijks kwamen er zo’n 80 mensen bidden bij de aubergine. Wanneer hij gaat rotten zal hij een echte Hindoebegrafenis krijgen.

Westerse volgelingen van reïncarnatie geloven misschien meer in het reïncarneren in een ander menselijk lichaam. Maar reïncarnatie is eigenlijk een straf. Je hebt het niet goed gedaan. Ga nog maar een keer terug om het van voren af aan opnieuw te proberen.

En toch, een bevredigend antwoord over het hiernamaals kan niemand ons geven, tenzij Jezus, die zegt: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Een opmerkelijke bewering. Wie anders kan of kon dat zeggen? Niemand, ook niet Mohammed, John F. Kennedy, Maarten Luther King, Gandhi, Boeddha of Nelson Mandela. En omdat Jezus Christus het leven zelf is, kan Hij ook tot zijn leerlingen zeggen: “Laat uw hart niet verontrust worden. Ik ga om voor u een plaats bereiden, dan kom Ik terug, om u bij Mij op te nemen.”

Deze uitspraak, lieve mensen, vormt de kern van het feest van ‘s Heren Hemelvaart. Zij richt onze ogen naar Jezus, die ons de weg getoond heeft en die voor ons de deur wil zijn, niet naar een zinloze duisternis, maar naar Gods woning.

Wij weten allemaal, dat Jezus Christus voor ons van het hemels Jeruzalem geen plattegrond heeft getekend. Hij heeft ons nooit gezegd, hoe de hemel er uitziet. Wij zouden het ook niet kunnen begrijpen. Daarom zegt Sint Paulus terecht: “Geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen wat God bereid heeft voor hen, die Hem liefhebben”.

Wij ervaren het allemaal: ons hart is geschapen voor het eeuwige, voor het eindeloze. Diep in ons hart verlangen wij naar een eindeloos geluk. Wij moeten ons daarom bij onze lichamelijke dood maar gewoon door God laten verrassen. Hij alleen kan onze vervulling zijn.

Is het niet vreemd, dat veel katholieken tegenwoordig zo weinig spreken over de hemel? Misschien hebben wij in het verleden weleens misbruik gemaakt van de hemel, om mensen te laten berusten in hun armoede, om hen goedkoop te troosten als wij niets anders meer wisten te zeggen dan… : “later in de hemel, dan komt alles goed. Maak je maar niet druk”.

Als wij echter niet spreken over de hemel worden alle deuren van ons leven dichtgeslagen en is onze horizon heel beperkt.

Jezus daarentegen spreekt geregeld over de hemel. Hij zegt duidelijk: Je bent niet bestemd voor de dood, maar voor het volle leven.

De eerste christenen hadden de bijnaam “mensen van de weg”. Die naam geldt ook voor ons. Wij zijn onderweg. Niet als zwervers, die niet weten waarheen, maar als pelgrims op weg naar onze eeuwige woonplaats bij God.

Proberen wij van deze wereld een paradijs te maken. Tonen wij zo God en de mensen om ons heen wat wij verwachten en waar wij op hopen: een wereld vol vreugde! Amen.