Preek op 16-07-2023, 15e zondag, jaar A, pastoor Frank Domen

Preek op 16-07-2023, 15e zondag, jaar A, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Allemaal welkom. Wij vieren de heilige Eucharistie. Wij eren en danken God, vragen zijn zegen vragen voor onszelf, voor Kerk en samenleving. En dat is hard nodig. Denken we aan de vele steek- en schietincidenten in ons eigen land. Het kwaad heeft veel mensen in de houdgreep. Wij moeten bidden om bevrijding. Daarom ook iedere keer onze gebeden tot de aartsengel, Sint-Michaël.

Laten wij ons vol vertrouwen tot God richten en grote dingen vragen: respect en eenheid onder alle mensen, gezondheid, voor het lichaam, en ook voor de ziel en de geest, zodat mensen inderdaad worden bevrijd, zij beseffen dat er bekoringen zijn waaraan zij moeten weerstaan om God niet te beledigen, om niet zichzelf én anderen te schaden; dat er vrede komt in plaats van geweld. En ook opdat mensen geloven, dat de hemel bestaat, de hel en het vagevuur; dat er meer is dan het aardse leven. Dat is dé reden om naar de Kerk te gaan: om ons voor te bereiden op het eeuwige leven. En als wij die roeping serieus nemen heeft dat meteen een positieve invloed op het leven op aarde.

Vragen wij vergeving voor die keren, dat ook wijzelf te weinig aan bekoringen hebben weerstaan.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer onze God, keer op keer zaait Gij uw woord en Gij geeft het de dauw van uw genade zodat het kan gedijen. Maak ons hart tot een gunstige bodem, open en ontvankelijk voor elk woord dat komt van U en dat de kracht in zich draagt vruchten voort te brengen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon …

KinderWoordDienst en TienerWoordDienst

Preek

Misschien vinden wij het vreemd dat, Jezus zit tijdens zijn preek. En dan ook nog eens aan de oever van het meer. Waarom niet in de kerk, net als wij? Maar Jezus heeft ervaren, dat Hij in de joodse synagoge niet welkom is. De Farizeeën en de Schriftgeleerden vinden dat Jezus godslasterlijk spreekt, bijvoorbeeld als Hij mensen de zonden vergeeft. Deze houding doet Jezus pijn, maar Hij accepteert het en begint een eigen Kerk.

Het woord ‘synagoge’ betekent ‘verzamelhuis’. Welnu, de oever van het meer is voor Jezus zo’n verzamelplaats. Hij heeft een ‘openluchtkerk’. En zitten tijdens de preek was in die tijd gewoon, als een teken van gezag. Zoals een koning en een rechter op hun troon zetelen, zo ook de predikant. Wij hebben daar ook nog iets van, namelijk onze preekstoel. De predikant staat wel, maar wij spreken van een preek-stoel.

Jezus gaat in de boot zitten, zijn preekstoel. Het volk staat voor Hem. Er zijn twee plaatsen: een waar wordt gesproken, en een waar wordt geluisterd.

Veel kerkgebouwen zijn volgens dit idee gebouwd, langwerpig; een plaats waar vooral wordt gesproken en een waar wordt vooral geluisterd. Dit idee maakt duidelijk, dat het hier gesproken woord niet uit ons eigen midden komt, geen menselijk woord is – wij hebben allemaal weleens ervaren hoe menselijke woorden soms weinig te vertrouwen zijn – maar hier zijn het Gods gedachten, die worden uitgesproken.

Gods woord komt van boven, uit de hemel. Het is als met de regen en de sneeuw in de eerste lezing. Zij komen van boven, doordrenken de aarde en zorgen voor goede vruchten.

De grondslag voor dit idee vinden wij in God. De Zoon luistert naar en ontvangt van de Vader. De Zoon geeft wat Hij ontvangen heeft weer aan ons door. Wat in de hemel gebeurt, gebeurt ook in de kerk: wij ontvangen – via Jezus Christus in de priester – de woorden van God, de wil van God. Zodat wij tegen het einde van de Mis kunnen bidden: Uw wil geschiede op aarde, zoals in de hemel.

Wij kunnen ook denken aan Moeder Maria. Ook zij heeft eerst ontvangen: de genade, dat zij zonder zonde werd ontvangen: haar ‘Onbevlekte Ontvangenis’.

Daarna ontving zij de Zoon van God. En met Kerstmis heeft zij deze genade aan ons doorgegeven. Maria heeft niets van wat zij heeft ontvangen verloren laten gaan. En ook voor ons is het belangrijk, dat wij in ieder geval proberen zo veel mogelijk Gods Woord in ons hart en ons verstand op te nemen om het te kunnen uitvoeren.

Heel Jezus’ preek gaat over luisteren. En over wat daarbij de belemmeringen kunnen zijn. Hij spreekt van een akker. Er loopt een stenen weg langs. Het zaad, dat daarop valt, gaat verloren. In een akker komen ook rotsachtige plekken voor. Er zijn gedeeltes met onkruid en er zijn vele plekken met goede grond.

Jezus wil ons duidelijk maken, dat het met ons hart ook zo is gesteld. Soms zijn mensen tegenover God en elkaar keihard, hard als steen. Ze luisteren niet. Soms zijn ze wel enthousiast, willen zich inzetten voor Kerk en samenleving, maar haken af als er zich een paar problemen voordoen. Dat zijn de rotsachtige plekken met weinig aarde. Het graan heeft er maar weinig wortel.

Andere keren proberen mensen wel te luisteren, maar laten zich afleiden door de zorgen van het leven. Ze wilden misschien luisteren, maar ze hoorden eigenlijk alleen maar het orgel, dat ná het evangelie begon te spelen. Van de lezing zelf hebben ze geen woord gehoord, zo waren ze in gedachten bezig met een of andere aardse zaak. Dat is het onkruid op de akker, een gemiste kans.

Belangrijk is dat wij een schone akker hebben, een mooi hart, steeds meer vrij van zonden, van ongeordende begeerten. Dan kan Gods liefde in ons opbloeien, en ook in de Kerk als geheel. Dan wordt de Kerk weer aantrekkelijk voor anderen. Dat is onze opdracht, onze verantwoordelijkheid.

Lieve mensen, wij leven maar één keer. Wij komen niet terug om het in een volgend leven beter te doen. Dit ene leven is bedoeld om onszelf en anderen klaar te maken voor die eindeloze eeuwigheid. Laten wij de vele kansen, die God ons geeft, goed gebruiken.

Als wij de kerk binnenkomen, mogen wij eerst even knielen, of buigen als we al wat ouder en strammer zijn. Dat gebaar helpt ons beseffen, dat we op een heilige plaats zijn. Proberen wij daarbij alle aardse beslommeringen buiten te laten. Wij hoeven bij het binnenkomen in de kerk ook geen hele gespreken te voeren met allerlei bekenden. Dat kunnen we al de hele week doen. Gaan wij vóór de bel al even met God in gesprek. Concentreren wij ons op de hier aanwezige God, die in Woord en Sacrament bij ons wil komen.

Wij kunnen denken aan een student, die de volgende dag een examen moet afleggen. Eén onderdeel begrijpt hij nog niet. Hij studeert en studeert. Hij zit zo geconcentreerd boven zijn boeken, dat hij zijn moeder niet hoort roepen, dat het etenstijd is. Zo serieus moeten ook wij omgaan met Jezus Christus en zijn Woord. Dan gaan wij gesterkt naar buiten en kunnen wij het leven weer ietsje beter aan. Als we dat ons leven lang volhouden, hebben wij in Gods Naam veel goeds gedaan en zijn wij waardig om bij God in de hemel te mogen komen.

Broeders en zusters, er zijn ongeveer 8 miljard mensen op de wereld. Wie wij daarvan kennen is maar een schijntje. Maar God is zo groot, dat Hij alle mensen stuk voor stuk kent, van binnen en van buiten. Hij kent onze vreugde en weet wat ons verdrietig maakt. En Hij luistert naar onze gebeden áls wij die vol vertrouwen en met volharding uitspreken.

De eerste christenen zagen de verrijzenis van Jezus Christus ook als een gebedsverhoring. Want in de brief aan de Hebreeën (5, 3) staat het volgende geschreven: “Hij heeft in de dagen van zijn sterfelijk leven onder luid geroep en geween gebeden en smekingen opgedragen aan God, die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord.” Jezus Christus, die het de laatste dagen van zijn leven enorm moeilijk had, richtte zich tot God, en zijn gebed werd verhoord. Hij kreeg het allergrootste dat een mens zich wensen kan: redding uit de dood en eeuwig leven.

Bidden en werken wij zo, dat wij strakjes allen met elkaar mogen verrijzen tot eeuwig leven. Dat moet de belangrijkste vrucht van ons leven zijn. Amen.