Preek op 15-11-2020, 33e zondag door het jaar A, diaken Eelke Ligthart

Preek op 15-11-2020, 33e zondag door het jaar A, diaken Eelke Ligthart

Openingswoord

Allemaal van harte welkom bij de viering van de eucharistie op de 33e Zondag  door het Jaar. Ook de velen die via life-stream met ons zijn verbonden.

Op deze zondagen in november horen we een aantal parabels voorlezen. In deze parabels of vergelijkingen is niet alles van belang. Je moet zoeken naar iets dat er uitspringt, iets dat opvalt. Het is een belangrijk punt waarmee Jezus ons wil aanspreken.

Vandaag de parabel van de talenten.

Toen ik het las dacht ik, het gaat vast niet om die twee eerste dienaren, de meest succesvolle. Want geslaagde mensen zijn er al genoeg. Zij zorgen wel voor zichzelf en denken Jezus niet meer zo nodig te hebben. Ja dat denken ze, maar dat is natuurlijk niet zo.

Het Evangelie heeft een boodschap niet alleen voor zieken en armen, maar voor alle dienaren die vandaag een of meerdere talenten hebben meegekregen.

Ik wil het even met jullie hebben over die derde dienaar, en wie zich in die derde dienaar herkent, die zegt he gaat het over mij, dan heeft Jezus het tegen ons.

Preek

Dierbare medegelovigen, die derde dienaar kreeg maar een talent. Dat was in die tijd van Jezus een geldstuk met de hoogste waarde. Als je het vergelijkt met tegenwoordig zou je een briefje van 500 Euro krijgen.

Die dienaar groef een kuil in de grond deed het ene talent erin en gooide het gat weer dicht; zo dat was veilig opgeborgen, daar kon niets mee gebeuren.

Er zijn twee dingen die me opvielen in deze vergelijking in deze parabel.

Ten eerste:  Het excuus dat de dienaar zoekt als de heer met hem wil afrekenen over het bezit dat hij aan die dienaar heeft toevertrouwd.

“Ik was bang en ben uw talent in de grond gaan verbergen. Hier is uw eigendom weer terug. Ik dacht dat u een hard mens was die binnenhaalt waar niet is gezaaid.

Ik dacht dat……..

Hoe vaak betrappen wij ons niet op die redenering. Ik dacht dat kan ik niet, dat doet vast wel iemand anders.

Ik heb die zorg en aandacht niet aan je gegeven omdat ik dacht, je zult wel geen tijd hebben, daarom ben ik niet bij je langs geweest.

Ik dacht dat er geen honger meer bestond in de wereld…….enz, enz.

Een mens kan heel wat denken en bedenken en er vaak ook nog conclusies  aan  verbinden. Het is vaak niet onwil om zo te reageren, maar wel vaak angst om je ergens mee in te laten. Je laat de dingen gebeuren zoals ze gebeuren. Je neemt geen initiatief, je steekt je nek liever niet uit.

Die derde dienaar lijkt ook zo’n man: Ik dacht dat u een hard mens was, die wil binnenhalen wat niet is gezaaid. Daarom heb ik op zeker gespeeld. Ik dacht dat…….En intussen is er afstand gegroeid tussen die dienaar en de heer. Je ziet zelfs dat die heer die afstandelijkheid overneemt: Weg met jou, Wat je over hebt geef ik wel aan iemand anders die er wel mee weet om te gaan. En daar sta je dan, je dacht dat je het goed had gedaan, maar die heer is ontevreden, zelfs kwaad.

Waar gaat het dan over in die parabel, die gelijkenis. Het gaat niet over geld, over financieel bezit, maar over de echte bedoeling van Jezus: Het gaat over het Evangelie. Dat Evangelie, dat verhaal dat is aan de dienaren, aan ons, toevertrouwd. De heer in dat verhaal is Jezus, die de wereld verlaat en Zijn Boodschap in de handen van ons mensen achterlaat.

En wie zich er niet bij betrokken voelt, of anders gezegd als wij de woorden van Jezus wel aanhoren, maar het niet aandurfven om deze woorden in praktijk te brengen in ons eigen leven, die laat een  afstand groeien tussen Jezus en ons zelf.

Een tweede opvallend punt is dat de heer zijn bezit verdeeld en vertrekt. Zomaar. Je zou denken dat Hij wel eens wilde zien, wat ze met zijn bezit wilden gaan doen. Maar die heer is niet nieuwsgierig, kennelijk vertrouwd hij ze wel en vertrekt zonder een woord. Dat geeft ons te denken. We moeten toch waakzaam zijn, maar de juiste opdrachten krijgen we niet.

Blijkbaar zijn de woorden van Jezus duidelijk genoeg. Slechts tien geboden hebben we meegekregen en daarmee moet je het doen. Je krijgt niet, net als op school, zo nu en dan een rapport om te zien of het allemaal nog wel goed gaat of dat je voor sommige dingen nog wat beter je best moet doen.

We moeten dus elke keer weer zelf initiatieven nemen, en de moed hebben om je nek durven uitsteken.

In die parabel wordt het bezit van de Heer ons in handen gegeven.

Het bezit van de Heer:  Hij leert ons hoe we met elkaar om moeten gaan,

Hij geeft ons het voorbeeld wat Gods liefde is en wat we er mee moeten doen. Zorg en aandacht voor elkaar.

Een mooi voorbeeld daarvan vinden we in die eerste lezing uit het boek Spreuken over die sterke vrouw.

Die vrouw waar kracht vanuit gaat, die wat durft te ondernemen en haar plannen weet door te  zetten. Die doet wat op haar weg komt. Ook toen waren er vrouwen die veel werk konden verzetten. Vrouwen speelden ook in de tijd van Jezus een belangrijke rol in het dagelijks leven, met het risico veel kritiek te krijgen.

Als je in de kerk eens om je heen ziet is er blijkbaar niet veel veranderd: Enkele mannen bepalen het beeld van de kerk, maar daaronder is het in vele gevallen, ook hier in Heerhugowaard, de sterke vrouw uit het boek Spreuken, die doen wat ze moeten doen aangesproken door het woord van Jezus.

Alle woorden in het hoofstuk Spreuken, dat we gelezen hebben, getuigen van diezelfde inzet, het zijn actieve woorden: doen, maken, geven, denken.

Ze is een zelfstandig optredende vrouw. Eigenlijk staat ze naast die dienaars uit de parabel die we hoorden. Zij handelt in de Geest van de Heer. Zij laat de talenten die ze van Heer heeft gekregen werken en laat anderen daarvan meeprofiteren.

En daarin ligt ook onze opdracht: Onze talenten, groot of klein, ten dienste stellen van de mensen om je heen. Thuis, op school, op ons werk.

“Zorg en aandacht voor anderen” met je talenten. Amen.