Preek op 10-07-2022, 15e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 10-07-2022, 15e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom. Het evangelie van vandaag gaat over de twee hoofdgeboden: wij moeten God liefhebben én onze medemensen.

God stelt misschien wel strengere eisen aan ons dan onze medemensen dat soms doen, maar het kan zijn dat veel mensen het liefhebben van God toch makkelijker vinden, want … God zegt in de regel niet meteen iets terug. Hij keurt – waar dat mogelijk zou kunnen zijn – onze handel- of spreekwijze niet meteen af. Omdat God zoveel zwijgt is omgaan met God weleens gemakkelijker dan omgaan met elkaar.

Waren wij allemaal maar zo gemakkelijk als God. Dan zou de wereld heel wat verdraagzamer zijn, en zou er dus meer vrede zijn, maar soms wij zijn gewoon niet zo gemakkelijk, dus ligt hier voor ons een grote opdracht.

Vragen wij God om zijn hulp. Het is te vergelijken met de bede in het Onze Vader “Vergeef ons onze schulden, zoals wij ook vergeven aan onze schuldenaren.” Hier geldt hetzelfde: als wij voor anderen openstaan, staat God ook voor ons open.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer onze God, diep in ons hart is uw wet geschreven, en in Jezus hebt Gij ons geopenbaard hoe wij uw wil kunnen volbrengen. Leer ons dat dienende liefde de weg baant naar U. Geef dat wij barmhartigheid betonen aan wie in nood zijn, naar het voorbeeld van Jezus Christus. Die met U leeft en heerst …

Kinderwoorddienst

Preek

Toen Jezus het verhaal van de barmhartige Samaritaan vertelde, heeft Hij dat zo gedaan, dat zelfs eenvoudige mensen de kern van het verhaal gemakkelijk konden begrijpen. Iedereen kende de weg van Jeruzalem naar Jericho; iedereen wist wie met die leviet en die Samaritaan bedoeld was en dat joden en Samaritanen elkaars vijanden waren.

Vandaag zou Jezus deze parabel zeker op een andere manier vertellen. Misschien zou Hij haar als volgt hebben verteld.

Er was een jongeman, die juist zijn rijbewijs gehaald had. Overmoedig als hij was, nam hij een bocht met een veel te hoge snelheid, hij remde wel, maar begon te slingeren en kwam ondersteboven in een sloot terecht.

Op dat moment kwam juist een pastoor voorbij. Die wist wel: eigenlijk moet ik hier helpen, maar ja, hij was juist op weg naar een begrafenis en hij dacht: ik kan de mensen daar toch niet laten wachten, iemand anders zal de politie en de ambulancedienst wel waarschuwen, en hij reed door. Zijn godsdienstige plichten beletten hem te helpen.

Kort daarna kwam een sjieke Mercedes voorbij. De chauffeur keek in de spiegel en dacht: “Goddank, niemand achter mij; niemand zal kunnen getuigen, dat ik die man niet heb geholpen . Ik kan die bloedende man toch niet op de bekleding in mijn nieuwe auto leggen!? Daarvoor betaalt de verzekering zeker niets terug. Wie niet kan rijden, moet maar uit een auto blijven.” Hij trapte op het gaspedaal en reed verder.

Tenslotte kwam een Turkse gastarbeider voorbij in zijn goedkope karretje volgeladen met allerhande bagage, want hij ging op vakantie naar huis. Maar aan al die dingen dacht hij niet; hij stapte direct uit, maakte plaats in zijn auto, legde de bloedende jongen erin, bracht hem direct naar het ziekenhuis en regelde daar alles voor die onbekende.

Die gastarbeider was geen christen; hij wist niets van verzekeringen, kende ook niet de parabel van de barmhartige Samaritaan, maar hij hielp!

Godsdienst, beste medegelovigen, moet zich op de eerste plaats bekommeren om de concrete mens in nood. Als iemand in naam van een wet, hoe heilig die ook is, hulp weigert aan iemand die in nood is, dan schiet hij tekort in de wet van de liefde.

Echte liefde mag pijn doen. Wie hulp weigert, kan zich niet verontschuldigen met allerlei voorwendsels: zo van “daar moeten de officiële instanties maar voor zorgen, er zijn nog anderen die dat kunnen doen, ik zou het heel graag doen, maar gezien mijn omstandigheden kan ik het nu helaas niet doen.” Nee, de concrete mens in nood gaat voor alles.

De naaste is diegene die jou nu juist op dit ogenblik nodig heeft. Het komt er niet op aan van welk ras hij is, welke godsdienst hij belijdt, uit welk milieu hij komt, het enige wat telt en wat voorrang heeft op alles, is dat hij of zij in nood is en geholpen moet worden, niet ooit, door anderen, maar nu, door mij, ook als het eigenlijk niet goed uitkomt.

“Doe evenzo,” zegt Jezus Christus … doe zoals die Samaritaan. De enige échte Samaritaan is Jezus zelf. Hij is het, die de mens, die langs de weg ligt, ziet en naar hem toegaat en voor hem zorgt. “Doe evenzo” wil voor ons concreet zeggen: doe zoals Jezus Christus jou heeft voorgedaan. De liefde van Jezus Christus tot de naaste wordt op dat moment onze liefde voor elke mens in nood. Godsdienst bestaat niet alleen in mooie woorden, maar ook en vooral in een daadwerkelijke zorg voor de medemens.

“Doe evenzo …” dat woord zullen wij nooit afgehandeld hebben, maar wij kunnen wel proberen om aan die liefde van Jezus Christus gestalte te geven in ons dagelijks leven, door zover te gaan in onze naastenliefde, dat het ons pijn doet. Want echte liefde mag soms pijn doen. Als we bijvoorbeeld onderweg waren naar een feest en we zien zo’n medemens in nood … hoe pijn het misschien ook doet, dan gaat die keer voor ons dat feest maar even niet door. Er komen nog wel meer feesten.

Naar aanleiding van de eerste lezing waar het gaat over de plaats van het Woord van God, waar het te vinden is, nog even het volgende.

Toen God de hemel en de aarde had geschapen, sloot Hij een verbond met de mensen. Daarna zocht Hij naar een plek waar Hij de tekst van dit verbond zo goed mogelijk kon bewaren. Dit verbond was zo belangrijk, dat de mensen het nooit mochten vergeten.

God onderzocht verschillende mogelijkheden. “Als Ik dit verbond op klei zou schrijven, die Ik nadien bak,” dacht Hij, “dan blijven de woorden van dat verbond voor altijd bewaard.”

Later vroeg Hij aan de mensen: “Maak een kist – een ark – om die stenen tafels in te bewaren.” De mensen maakten voor de woorden van God een prachtige gouden kist en namen die overal met zich mee. Als ze ergens halt hielden, plaatsten ze die kist in hun mooiste tent.

Na een tijd zei God: “Die kist was misschien toch niet zo’n goed idee, want ze gaat wel overal met de mensen mee en krijgt de mooiste plaats, maar niemand leest die woorden nog.”

Daarom riep Hij zijn engelen bij zich en vroeg: “Waar zou ik mijn woorden het beste kunnen bewaren?” Eén van zijn engelen zei: “Op de hoogste berg van de wereld, zodat iedereen ze kan zien.” God schudde zijn hoofd en zei: “De mensen zouden mijn woorden dan wel goed kunnen zien, maar het is niet zeker of ze er ook rekening mee zullen houden.”

“Leg ze in het belangrijkste gebouw van de belangrijkste stad van de wereld,” zei een andere engel. “Nee,” zei God, “de mensen zullen die woorden wel met eerbied omringen, maar ze zullen vergeten ermee te leven. Ik denk, dat Ik weet waar ik mijn verbond zal bewaren. Ik zal die woorden leggen … in het hart van de mens.”

Lieve mensen, maken wij het geregeld even stil, in ons huis, in ons hart. Dan horen wij- voelen wij – Gods roepstem, die zegt: Kijk eens daar, die medemens in nood. Stop met wat je aan het doen bent en ga hem helpen. Amen.