Preek op 06-02-2022, 5e zondag dhj C, pastoor Frank Domen

Preek op 06-02-2022, 5e zondag dhj C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom in de kerk, het Huis van God op aarde. Wij zijn mensen, die hier vaak samenkomen. En daar is God blij mee. Wij zijn mensen, die beseffen, dat wij vrienden zijn of familie van elkaar, gaan bij elkaar op bezoek. Dat hoort niet alleen zo, dat willen wij ook graag.

Als we ergens dikwijls komen – in de kerk eigenlijk minstens iedere week en sommigen komen zelfs vaker – gaan we ons thuis voelen. Dat is goed. Maar we moet wel blijven zien op wat voor een bijzondere plaats we zijn.

In de eerste lezing krijgt de profeet Jesaja een visioen. Hij ziet de troon van God, omgeven door serafijnen, de allerhoogste engelen, die elkaar toeroepen: “Heilig, heilig, heilig, de Heer der hemelse machten.” De drempels van de tempel schudden in hun voegen en het heiligdom stond vol rook.

Jesaja is diep onder de indruk. Hij bemerkt het grote verschil tussen de heiligheid van God en de tempel en zijn eigen kleinheid. Hij roept: “Wee mij, ik ben verloren! Want ik ben een mens met onreine lippen”.

Met onze lippen kunnen wij inderdaad het ene moment van God getuigen, mensen moed inspreken, maar een andere keer klagen wij, spreken wij kwaad over mensen.

Beseffen wij, dat wij hier op een heilige plaats zijn. We moet nooit de kerk binnenkomen zonder even te knielen – of te buigen als we al wat ouder worden – en eraan te denken, dat God groot is en wij klein en zwak. Hoe meer wij dat beseffen, hoe vuriger we zullen bidden om Gods hulp, voor onszelf en voor anderen.

Maken wij ons nu klein door voor God en elkaar te belijden dat wij gezondigd hebben. Dan kan Hij ons weer groot maken.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, allen die uw nabijheid ervaren, getuigen dat Gij heilig zijt en dat de aarde vol is van uw glorie. Wij bidden dat zij die door U geroepen zijn om dag en nacht te zwoegen voor uw Naam, blijven vertrouwen op uw Woord en de vreugde ervaren uw leerlingen te zijn. Door … Amen.

Kindernevendienst

Preek

Wij hadden het over de grootheid van God en de kleinheid van de mens. Petrus had ook een bijzondere ervaring op dat gebied. Hij was een professionele visser. Al jarenlang. Hij had afgelopen nacht met collega’s gewerkt. Maar er was geen vis te vinden.

Dan komt er een timmerman. Je zou zeggen: schoenmaker blijf bij je leest. Maar Petrus had blijkbaar al enig besef van de persoonlijkheid van Jezus Christus, want op diens verzoek gooit hij – ondanks dat ze zojuist de netten hebben schoongemaakt – de netten weer uit. En dan doet hij zo’n grote vangst, dat zijn netten dreigen te scheuren. Hij, de professional, wist dat de vissen deze nacht er geen trek in hadden. En toch had hij nu zijn netten vol. Een buitenstaander zou hebben gedacht: wat een toevalstreffer. Maar Petrus wist beter: deze man is bijzonder! En daarom zei hij: “Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens”. Jezus wilde iets groots doen voor Petrus om hem te winnen voor het Koninkrijk van God.

Jezus … sprak tot Simon: “Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen.” Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen.

Jezus Christus had grootse mensen nodig om het Koninkrijk van God over de wereld te kunnen verbreiden. Maar Hij wist ook dat mensen uit zichzelf klein zijn, en dat zij alleen groots kunnen worden, als zij zich aan God vastklampen. Daarom dit viswonder. En Jezus bereikte zijn doel. Want het evangelie eindigt met de opmerking, dat de apostelen de boten aan land brachten, maar vervolgens alles achterlieten om Jezus te volgen.

En Petrus werd een groot apostel. Maar niet meteen. Hij werd weleens door Jezus Christus tot de orde geroepen en op het hoogtepunt van diens bestaan liet Petrus zijn Meester in de steek en verloochende Hem drie keer. Nadat hij na de verrijzenis tot driemaal toe zijn excuses had aangeboden werd hij – hoe anders als in de politiek – zelfs de eerste onder de apostelen. Hij mocht het hoogste ambt in de kerk bekleden: hij werd de eerste Paus. Simon werd nu echt de Petrus, de Rots, waarop Jezus zijn kerk zou bouwen.

Ook Petrus heeft in zijn leven de nodige wonderen gedaan. Net als bij Jezus Christus kwamen de mensen van alle kanten zieken brengen in de hoop dat zijn schaduw op een van hen zou vallen, zodat deze zou genezen. Gelukkig waren er nog meer grote mannen en vrouwen, die de handen ineensloegen.

Ook in onze tijd, broeders en zusters, heeft de Kerk, heeft Jezus Christus, grootse mensen nodig. Er is werk te doen. Op het gebied van het klimaat en het milieu, maar het geestelijke milieu in de wereld heeft een nog grotere schoonmaakbeurt nodig. Mensen doen veel kwaad, velen leven teruggetrokken op zichzelf. Iedereen moet maar proberen zijn eigen boontjes te doppen. Veel organisaties hebben een tekort aan vrijwilligers. En er zijn ook mensen, die hun problemen proberen op te lossen ten koste van anderen. Het is niet onze taak deze mensen te vuur en te zwaard te bestrijden, want wij zijn uit onszelf ook maar zwakke mensen, maar wij moeten hen wel voorgaan op de weg van het goede, hen uitnodigen ook deze weg te gaan. Hierin groot zijn kan alleen maar als wij onszelf helemaal geven.

Onszelf helemaal gegeven! Wordt dat niet op allerlei terreinen van het leven gevraagd? Een voetballer, die bij de training niet bereid is het uiterste van zichzelf te vragen of een die tijdens een wedstrijd, die al verloren is, niet doorvecht tot en met de laatste minuut, zal het in de sportwereld niet ver schoppen. Een werknemer, die op kantoor of in de fabriek er de kantjes afloopt, zal na verloop van tijd door de personeelschef worden uitgenodigd voor een praatje: Hé, meneer/mevrouw, waar ben jij mee bezig!? Een pastoor of een dirigent of een organist/pianist, die zijn werk niet goed voorbereid, of een koorlid dat niet zo trouw naar de repetities komt, kun je daar op bouwen, hebben we er wat aan?

Zoals het overal is, zo is het ook met het geloof en de Kerk. Gods kracht is vooral ervaarbaar als wij ons onvoorwaardelijk inzetten. Wij moeten ons geloof, onze Kerk, onze God, onze medegelovigen, liefhebben met heel ons hart, met heel onze ziel, heel ons verstand en met al onze krachten. Dat is niet fanatiek, dat is een teken van echtheid. Echte liefde vraagt een totale gave en overgave. We horen weleens dat mensen die zelden naar de kerk gaan de mensen die dat wel doen fanatiek noemen. Is iemand, die iedere week naar de koorrepetitie gaat of naar de voetbaltraining dan ook fanatiek!? Nee, die is normaal. Dat is een echte liefhebber van muziek of van sport. Zo moeten ook wij liefhebbers zijn van Jezus Christus, net als Hij anderen gelukkig willen maken.

In een ziekenhuiskamer lagen twee ernstig zieke mannen. Die aan het raam lag, mocht elke middag een uurtje rechtop zitten. Dat was goed voor zijn longen. Zijn kamergenoot echter moest altijd plat op zijn rug blijven liggen.

Zij spraken met elkaar over hun vrouw en kinderen, over hun huis en hun baan, hun militaire dienst en hun vakantie. Maar als ’s middags de man aan het raam rechtop mocht zitten nam hij de tijd om zijn kamergenoot uitvoerig te beschrijven wat hij buiten allemaal kon zien. Door wat de man aan het raam vertelde werd de wereld van de ander verruimd.

Het raam zag uit op een park met een grote vijver. Eenden en zwanen speelden op het water en kinderen lieten er hun miniatuurbootjes varen. Jongelui liepen gearmd door het park tussen bloemen in allerlei kleuren. Verder was er een schitterend uitzicht op de skyline van de stad. Wanneer de man aan het raam dit alles beschreef, sloot zijn kamergenoot de ogen en zag hij voor zich wat de ander zo schilderachtig weergaf.

Op een zomerdag vertelde de man van een fanfare die langskwam. Al kon de ander de band niet horen, hij zag hem voor zich. De manschappen marcheerden langs. Zo gingen er weken voorbij. Totdat op een morgen de verpleegster de man bij het raam dood in zijn bed vond. Tijdens zijn slaap was hij overleden. Ze waarschuwde het andere personeel om ervoor te zorgen dat het lichaam werd weggebracht. Daarna mochten de andere man bij het raam liggen. De verpleegster deed hem graag dat plezier en nadat ze had vastgesteld dat de man daar goed lag, ging ze weg. Langzaam en pijnlijk richtte de man zich op. Hij spande zich in om zich om te draaien en zo uit het raam te kunnen kijken. Het raam zag uit … op een blinde muur.

Toen de man zijn verbazing hierover aan de verpleegster kenbaar maakte, vertelde deze dat zijn overleden kamergenoot heel slechtziend was geweest.

Dat is echte liefde. Het leven van een medemens in nood mooier maken. Laten ook wij proberen in de herinnering aan Gods Woord voor elkaar en voor al onze medemensen het leven mooier te maken.

Geven wij onszelf met hart en ziel. Kijken wij ieder moment opnieuw hoe wij God en elkaar een plezier kunnen doen. Door ons met hart en ziel te geven worden wij groots, wordt onze kerk weer groots. Dan komen er vanzelf weer meer mensen. Amen.