Preek op 04-02-2021, donderdag in week 4 door het jaar 1

Preek op 04-02-2021, donderdag in week 4 door het jaar 1

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom weer. Er zijn wel studies gedaan naar de volgorde waarin de kinderen in een gezin worden geboren. De oudste zou wat meer weerbaar zijn, de jongste verwend, en de middelste is weer anders. En dan hebben wij natuurlijk nog het enige kind, dat de onverdeelde aandacht van zijn ouders krijgt. Maar in de familie van God liggen de zaken toch anders. Het maakt niet uit hoeveel zonen en dochters God heeft, ieder van ons is even geliefd, ieder van ons is enorm belangrijk.

Bij de joden was het traditie, dat de eerstgeborene de titel, het land en de rijkdom van zijn vader erfde. Maar zo is het niet in het Koninkrijk van God. Ieder van ons kan aanspraak maken op de heerlijkheid van zijn erfdeel te midden der heiligen (Ef. 1, 18). Iedereen kan God in gebed benaderen en mag zeker weten dat God hem hoort. Dat betekent ook, dat wij, net als de apostelen in het evangelie van vandaag, vertegenwoordigers van God zijn, dragers van zijn liefde.

Hoe is het om deel te mogen uitmaken van deze hemelse vergadering, die in de eerste lezing wordt genoemd? Hoe ervaren wij deze zegeningen als wij ons verzamelen als het geliefde Lichaam van Christus hier op aarde?

Onze gemeenschap wordt gekenmerkt door vertrouwen. Wij mogen ons veilig voelen vanwege Gods liefde voor ons allen. Wij zijn geen concurrenten van elkaar, hoeven elkaar niet te bevechten voor een goede positie. We kunnen dus bidden en werken in goede harmonie. Als in een koor kunnen wij onze stemmen van ons leven op elkaar afstemmen in plaats van ons te onderscheiden van de rest. Wij kunnen opstaan om te dienen zonder dat wij ons zorgen hoeven te maken over een eventueel falen. Tegelijkertijd kunnen wij waar nodig respectvol opzijstappen om iemand anders de gelegenheid te geven zijn talenten op zijn eigen unieke manier te laten gebruiken. Wij kunnen de drie-ene God vragen om ons te helpen zien hoezeer Hij elke broeder en zuster liefheeft.

Laten wij dus nooit een bijgedachte hebben bij de ene of de andere mens, want voor God is iedereen speciaal, zijn zoon of zijn dochter.