Preek op 02-11-2023, Allerzielen jaar A, pastoor Frank Domen

Preek op 02-11-2023, Allerzielen jaar A, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Beste familie en vrienden, welkom bij deze jaarlijkse Allerzielenviering. Wij hebben het afgelopen jaar een dierbare verloren: man of vrouw, vader of moeder, opa of oma, zoon of dochter, broer of zus, neef of nicht of een goede vriend of vriendin.

Soms zagen wij het aankomen. Soms kwam het onverwacht. Soms op hoge leeftijd. Soms ook veel te jong. Er waren nog zoveel plannen.

Hier vooraan in de kerk liggen de kruisjes met de namen van onze dierbaren. Er staan kaarsjes klaar, óók in de vorm van een kruis. De dag dat onze dierbaren van ons heengingen was een dag van pijn en duisternis, maar Jezus Christus heeft niet alleen het kruis overwonnen, maar ook die pijn en die duisternis. Zijn licht heeft overwonnen. Daarom steken we de kaarsjes aan. Zij sterken ons geloof. Zij verlichten onze dierbare overledenen.

Hun heengaan doet misschien nog steeds pijn, maar proberen wij toch te zien, door alle tranen heen, dat zij bij God zijn of naar Hem op weg. De dood bestaat niet echt.

In de eerste lezing uit de bijbel, die wij strakjes zullen horen, klinken hoopvolle woorden: “de zielen van de rechtvaardigen – zo zegt de lezing uit het Boek Wijsheid – zijn in Gods hand. Zij zijn in vrede. Zij zijn vervuld van één hoop: de onsterfelijkheid. Zij zullen schitteren en rechtspreken over de naties.”

Misschien dat nog niet iedereen van ons zover is dat hij of zij blij kan zijn met het lot van onze dierbaren. Misschien zijn onze ogen soms nog nat van de tranen. Laten we dan voor onszelf bidden om een groter geloof, maar bidden we vooral voor onze dierbaren.

Wij willen nu wij de namen van alle overledenen van het afgelopen jaar herdenken. Vragen wij God, dat ook Hij zich al de namen van de gestorvenen wil herinneren; dat Hij hen vergeeft en kwijtscheldt wat zij eventueel tussen aarde en hemel nog goed moeten maken.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer, verhoor in uw goedheid ons gebed: vermeerder ons geloof in uw Zoon, die van de doden is opgestaan en versterk ook onze hoop op de verrijzenis van uw dienaren. Door onze Heer … Amen.

Preek

Broeders en zusters, er zijn in de loop van de eeuwen al vele mensen geweest, die troost hebben geput uit de belevenissen van een grote heilige van onze katholieke Kerk, namelijk de heilige Augustinus. Deze leefde in Noord-Afrika in de vierde en de vijfde eeuw na Christus. In een van zijn boeken beschrijft hij hoe verdrietig hij was toen zijn eigen moeder kwam te overlijden. Hij meende eigenlijk, dat hij vanuit zijn geloof bij dit overlijden niet mocht huilen. Hij was toch priester, later zelfs bisschop, en hij moest – meende hijzelf, of meenden mensen in zijn omgeving – tegenover de kerkgangers een voorbeeld van groot geloof tonen, maar toen het toch gebeurde, dat huilen, betekende dit voor hem een grote verlossing.

Monica, de moeder van Augustinus, stierf op de terugreis naar Noord-Afrika. Toen zij in Ostia, de haven van Rome, moest wachten op een schip, werd zij dodelijk ziek en ze zei tegen haar beide zonen: “Begraaf jullie moeder maar hier.” Toen de broer van Augustinus opmerkte, dat het voor haar toch een troost zou zijn te weten dat zij thuis, in Noord-Afrika, begraven zou worden, antwoordde zij: “Begraaf mijn lichaam maar waar je wilt. Maak je daar geen zorgen over. Dit alleen vraag ik je: waar je ook bent: gedenk mij aan het altaar.” Deze laatste wens van zijn moeder heeft blijkbaar een diepe indruk op Augustinus gemaakt, want hij komt er in zijn geschriften dikwijls op terug.

Monica zei: “Dit alleen vraag ik je: gedenk mij aan het altaar.” Waarom noemen wij de namen van onze lieve doden bij het altaar van de Heer? Wel, het noemen van hun namen is een teken van ons geloof in de verrijzenis. Als wij bidden: “Gedenk, Heer, de namen van hen, die ons in geloof zijn voorgegaan,” en dan eerbiedig die namen uitspreken, dan is dat een teken van ons geloof, dat onze dierbaren leven bij de Heer.

Het is niet alleen fijn om hun namen weer eens te midden van onze gemeenschap te horen, dat ook, maar het is ook zo, dat Jezus Christus en alle engelen en heiligen, die hier – onzichtbaar – aanwezig zijn, hun namen meenemen naar de hemel om ze uit te spreken voor de troon van de allerhoogste God. En vanwege het vele goede dat natuurlijk met name Jezus Christus zelf heeft gedaan, mogen wij erop vertrouwen, dat onze hemelse Vader niets liever doet dan zijn Zoon Jezus Christus te verhoren.

En wat God dan aan zijn Zoon geeft is dat Hij onze dierbaren bij zich in de hemel opneemt of – als zij er nog niet helemaal klaar voor zijn – dat Hij hen dan toch weer een beetje meer naar zich toetrekt. Door de gebeden van Jezus Christus en door onze gebeden komen onze dierbaren in ieder geval weer een beetje dichter bij hun eindbestemming: het eeuwige leven bij God in het gezelschap van al hun familieleden en vrienden, van alle engelen en heiligen.

Het is een mooie en goede gewoonte om bloemen te zetten en kaarsen te branden op het graf van onze lieve doden. Maar die bloemen en die kaarsen zijn vaker meer een troost voor ons dan voor onze dierbaren. Tenzij wij er een gebed bij doen: Vader in de hemel, zoals ik deze prachtige bloemen neerzet op het graf van mijn geliefde, wilt U zo hem of haar laten delen in de pracht van het eeuwige leven. Of: Vader in de hemel, zoals ik dit kaarsje hier aansteek, wilt U zo onze dierbare laten delen in het licht van het eeuwige leven. Dan zijn de bloemen en de kaarsen een troost voor onszelf, maar tegelijkertijd brengen zij onze dierbaren dichter bij God.

De Eucharistieviering bij dit altaar, beste familie en vrienden, is een dankoffer. Wij danken God voor het lijden, sterven en verrijzen van zijn Zoon. Wij herinneren God eraan waarom zijn Zoon zijn leven heeft gegeven: om ons te bevrijden uit de dood, om ons naar het leven te brengen. Tegelijkertijd mogen wij God herinneren aan het goede van onze dierbaren waar ook wij dankbaar voor zijn. Zij hadden hun tekorten, maar zij hadden vooral ook veel goede kanten: God, herinner U het goede en … ach, lieve God … als U blíjft denken aan onze momenten van zwakte … wie kan dan nog gered worden!?

Bij monde van de evangelist Lucas zegt Jezus Christus vandaag tegen ons, dat Hij had moeten lijden en sterven … om zijn glorie te kunnen binnengaan. Hij openbaarde zich aan twee van zijn leerlingen als de Levende en zorgde ervoor, dat hun hart ging branden … van vreugde en dankbaarheid. En even later bleek, dat ook Simon Petrus, de eerste der apostelen, Jezus Christus in levende lijve had ontmoet. Zo zullen ook onze dierbaren God en alle familie en vrienden, die hen zijn voorgegaan, in levende lijve ontmoeten. Dat is ons geloof.

God heeft het beste met ons voor. Geven wij Hem ook het beste van onszelf: ons geloof, ons vertrouwen, ook als het gaat om het lot van onze dierbaren. Amen.