Preek op 02-03-2022, Aswoensdag, pastoor Frank Domen

Preek op 02-03-2022, Aswoensdag, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Beste medegelovigen, welkom op deze Aswoensdag, de eerste dag van deze bijzondere tijd van genade, de veertigdagentijd.

Wij hebben alle dagen van het jaar de mogelijkheid om tot God te naderen en om goed te doen aan noodlijdende mensen, maar je zou kunnen zeggen, zoals winkels weleens acties hebben, bijvoorbeeld drie halen, twee betalen, zo is ook God extra royaal met zijn genade in deze veertigdaagse vastentijd.

Strakjes, na de overweging, krijgen wij het askruisje opgelegd om zo onszelf te binnen te brengen, dat wij maar stof en as zijn, kleine en zwakke mensen, die zonder de hulp van God geen liefde kunnen tonen in een christelijke maat, een liefde zonder grenzen, en die zonder de hulp van God ook niet in de hemel kunnen komen.

Er zijn nog maar twee verplichte vasten- en onthoudingsdagen, Aswoensdag en Goede Vrijdag. De overige dagen is het de bedoeling, dat iedereen zelf invulling geeft aan zijn vasten. De vraag is dan natuurlijk: Wat hebben wij er voor over? Bedenken we dan: Wie karig zaait, zal karig oogsten. Wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten. Willen wij wat bereiken voor de Kerk, voor de vrede in de wereld, laten wij ons dan helemaal geven. De Kerk en de wereld, lieve mensen, hebben het hard nodig.

Omdat het askruisje al een boete-act is, komt vandaag de schuldbelijdenis te vervallen.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer, help ons deze tijd van christelijke dienst te beginnen met een heilig vasten, om in de strijd tegen de machten van het kwaad sterk te staan door de beoefening van de matigheid. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.

Preek

De heilige bisschop Augustinus, die leefde in de vierde en de vijfde eeuw na Christus, is van mening, dat de veertigdagentijd, de vasten, alles te maken heeft met ons leven op aarde.

Op de eerste plaats verwijzen deze veertig dagen naar de ongeveer veertig weken, die een mens in de moederschoot verblijft. Zoals het lichaam van een mens in de moederschoot wordt gevormd, zo wordt de ziel van een mens gevormd tijdens de veertigdagentijd. Vooral de doopkandidaten ten tijde van Augustinus konden zich gemakkelijk in dit beeld herkennen, want zij verbleven gedurende hun catechetisch onderricht veertig dagen lang in de bisschoppelijke vertrekken, als het ware in de schoot van de Kerk en daarna werden zij in de paasnacht opnieuw geboren uit het vruchtwater van de doopvont.

Op de tweede plaats. Bij het getal 40 moest Augustinus ook denken aan de combinatie van de getallen 10 en 4: De tien geboden van God en de vier evangelies. Beide geschriften, de geboden en de evangelies, hebben wij nodig om goed te kunnen leven. Ook dacht Augustinus aan de combinatie van de tien geboden en de vier windstreken. Daarmee drukte hij uit, dat de geboden van God overal op aarde vervuld kunnen worden. En vasten en bidden en de beoefening van de barmhartigheid kunnen daarbij helpen.

Op de derde plaats. De veertigdagentijd is volgens Augustinus ook een beeld van het leven op aarde, omdat deze periode een tijd van zoeken is, een tijd van het proberen liefhebben van God en de naaste. En de tijd die dan daarop volgt, de vijftig dagen van de paastijd, is een verwijzing naar het leven bij God.

Tenslotte, op de vierde plaats, verwijst volgens Augustinus de veertigdaagse vasten naar meerdere grote persoonlijkheden, die ons zijn voorgegaan: Mozes vastte veertig dagen op de berg, de Sinaï; Elia vastte eveneens veertig dagen en nachten gedurende zijn tocht naar de berg, de Horeb; en natuurlijk vastte ook Jezus zelf veertig dagen in de woestijn om zo aan de beproevingen te kunnen weerstaan.

Voor alle duidelijkheid: volgens Augustinus zijn de beproevingen geen gevolg van het vasten, maar omdat Jezus wordt beproefd gaat Hij vasten, om zo geestelijke kracht te kunnen opdoen. Zoals ook in de eerste brief van Petrus staat vermeld (5,8) vergelijkt Augustinus de duivel met een leeuw, die op zoek is naar een prooi. De belangrijkste bedoeling van het vasten is waakzaam blijven, wakker blijven. Wie vast voelt een bepaalde kracht in zich opkomen, bijvoorbeeld een verlangen naar lekker eten en drinken, het gevoel van die kracht maakt ons wakker en die kracht moeten wij dan gebruiken om meer dan anders het goede te doen of omgekeerd om meer dan anders aan het kwade te weerstaan.

In onze tijd hebben wij dus eigenlijk alleen nog maar Aswoensdag en Goede Vrijdag als verplichte vasten- en onthouding dagen, maar in de tijd van Augustinus werd er nog echt iedere dag gevast en wel op de wijze, die de moslims later hebben overgenomen: van zonsopgang tot zonsondergang.

Augustinus benadrukt, dat het vasten ook best wel wat mag voorstellen. Hij ziet graag een vasten in de vorm van matiging. Dus niet de ene lekkernij laten staan om daarvoor in de plaats een andere lekkernij te nemen. De verhalen, die ik soms over het vroegere vasten hoorde – namelijk dat men een lekker stukje vlees niet at, omdat het vrijdag was, maar daarvoor in de plaats nam men een heerlijke vis – die verhalen zouden de heilige bisschop en kerkleraar Augustinus helemaal niet bevallen. Hij verlangde van zijn gelovigen, dat zij zich in de vastentijd echt zouden matigen. De matiging dient de waakzaamheid. En door een betere waakzaamheid kunnen wij beter kijken naar onze verhouding met God en met de medemensen.

Maar met de matiging zijn we er nog niet! Matiging in spijs en drank heeft volgens Augustinus geen enkele waarde als niet wordt weggegeven wat is uitgespaard. Augustinus is af en toe best wel streng, hoor, maar ja, hij heeft in zijn leven dan ook grote dingen bereikt. Hij zegt: “Christenen moeten er aan denken dat het gelijk staat aan diefstal als overtollig bezit niet aan noodlijdenden wordt weggegeven”. En in een ander jaar zegt hij bij gelegenheid van de vasten: “Wat christenen zich in onthouding ontzeggen, kunnen zij het beste besteden door het aan barmhartigheid uit te geven. Er is toch niets slechter – zegt Augustinus – dan dat een christen in gierigheid voortdurend zit op te potten wat hij in zijn onthouding uitspaart”.

Ik maak vanaf vandaag iedere dag een klein bedragje over aan een goed doel. Ik doe het voorlopig even iedere dag – het zou natuurlijk ook één keer in de week kunnen of alles in één keer – maar ik doe het zo, opdat het principe van het geven van het uitgespaarde eten en drinken dieper in mijn denken doordringt.

De beoefening van de materiële barmhartigheid staat bij Augustinus dus op een hoger niveau dan het vasten zelf. Dat blijkt uit deze aansporing om aan armen weg te geven wat men met vasten heeft uitgespaard. De bisschop van Hippo, Augustinus, toont begrip voor mensen, die vanwege lichamelijke problemen niet kunnen vasten. Omdat zulke mensen zichzelf niets kunnen ontzeggen, geeft hij hen wel de dringende raad nog royaler aalmoezen te geven. In de heilige Schrift, de Bijbel, staat geschreven, dat giften aan de armen schatten in de hemel worden. Werken van barmhartigheid zijn beleggingen in de hemelse schatkamers. Ze dienen de rijken tot eeuwig leven en geven de armen de mogelijkheid om er tenminste even van te kunnen leven. God, die zelf geen honger kent, wil in de armen worden gevoed. De vrijwillige armoede van de rijken werkt zo in het voordeel van de armen.

Lieve mensen, vasten moeten we niet doen uit prestatiedrang. Wij moeten er zeker niet mee te koop lopen, zegt Jezus in het evangelie van vandaag. Maar door echt te vasten, op de wijze zoals de Heer het wil, worden wij geestelijk sterker, krijgen wij vergeving van zonden, kunnen wij voor andere mensen genade verdienen, vooral de genade van meer geloof, hoop en liefde. En nu, in deze tijd van oorlog tussen Rusland en Oekraïne, heel bijzonder de genade van vrede en eenheid.

In Medjugorje verscheen Moeder Maria op zaterdag 26 februari jongstleden aan één van de zieners, Ivan, en zij vraagt ons te bidden en te vasten voor de vrede. Wij zijn niet allemaal in de gelegenheid om heel concreet iets te doen voor die arme mensen in Oekraïne. Maar bidden en vasten – of ons onthouden van lekkere en leuke zaken – kunnen we allemaal.

In het evangelie van Matteüs, 11, 12, zegt Jezus het volgende: “Van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Rijk der hemelen zich met geweld baan en geweldenaars maken het buit.”

Ik hoop, dat wij allemaal geweldig ons best willen doen, opdat wij van God geweldige geschenken krijgen, vrede voor onszelf, voor onze kinderen en kleinkinderen, voor heel de Kerk en heel de wereld. Ik denk, dat wij het God en onszelf en elkaar verplicht zijn. Ik wens jullie een goede en vruchtbare veertigdagentijd toe. Amen.