Preek op 01-05-2022, 3e zondag van Pasen, jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 01-05-2022, 3e zondag van Pasen, jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom. Onze mooie parochie is een afspiegeling van de hemel. Niet zo zeer aangaande de schoonheid van het gebouw, maar wat betreft de aanwezigen.

In de tweede lezing horen wij hoe tienduizenden keer tienduizenden de Heer op zijn troon prijzen. Wij zijn al in de geest met hen verbonden. En eens zullen wij- met ziel én lichaam – ons bij hen mogen aansluiten. Wat wij hier doen wordt op veel plaatsen in de wereld niet gezien en gehoord. Maar God weet het, de engelen en de heiligen weten het. Zij bidden en zingen met ons mee. Hier werken hemel en aarde samen aan de opbouw van het Rijk van God.

Beseffen wij op een heilige plek te zijn. Vrezen wij God, maar vooral … hebben wij lief Hem, die houdt van alle mensen van goede wil en die hen wil laten delen in zijn eeuwig leven.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer God, door de profeten hebt Gij tot ons gesproken en in Jezus, uw Zoon, is hun woord tot vervulling gebracht. Wij danken U om het levende woord, onze verrezen Heer, en vragen: open onze ogen voor Hem, die met ons door het leven gaat; open onze oren voor Hem, die tot ons spreekt in het evangelie; maak onze geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon …

Kinderwoorddienst

Preek

Het kan gebeuren, dat je jaren lang lid bent van bijvoorbeeld een volleybalclub of een kaartclub, en opeens heb je er geen zin meer in. Je wilt wat anders gaan doen. Je gaat … muziekles nemen. Prachtig! Maar ja, zo goed als je was in volleyballen of kaarten, zo zwak ben je nu nog in muziek. In je vorige hobby heb je geen zin meer, ofschoon je er wel goed in bent, en in je nieuwe hobby voel je je nog een beginneling.

Zo voelen de apostelen zich ook. Zij zijn ervaren vissers, verdienen er al jaren lang hun brood mee. Zij zijn ook kameraden geworden.

Maar op een dag lopen zij Jezus van Nazareth tegen het lijf. Hij roept hen, vraagt of zij Hem willen volgen. Hij doet wonderen aan de lopende band. En na een wonderbaarlijke visvangst zegt Hij, dat zij voortaan op mensen moeten vissen (Mt. 4, 19; Mc. 1, 17).

Maar ja, hun lieve en wijze wonderdoener is na een kort schijnproces ter dood gebracht. En nu komen zij Hem weer tegen. Zo maar opeens verschijnt Hij. Het is al een paar keer gebeurd. Petrus zag Hem. En ook een paar leerlingen, die naar Emmaüs op weg waren. De hele groep had Hem ook al twee keer gezien. En bij één van die keren gaf Hij hen de macht om zonden te vergeven, maar Hij verdween even plotseling als Hij gekomen was. Wat moeten zij daar nu mee!? Zij vinden nog geen vreugde in het werk van hun Heer.

Zij gaan daarom weer eens vissen. Dat horen wij in het evangelie. Maar zij vangen die nacht niets. Zij vinden geen vreugde in het oude vak. En dat nieuwe vak van ‘mensenvisser’ … zij weten niet wat zij er mee moeten beginnen. Zij voelen zich tussen wal en schip zitten.

Na de opmerking, dat zij die nacht niets vangen, staat er in het evangelie dat als het morgen en dus licht begint te worden, Jezus aan het strand staat, maar zij herkennen Hem niet. Als het licht wordt, komt Jezus. In het geestelijk leven, kunnen wij dit omdraaien: als Jezus komt, wordt het licht, valt alles minder zwaar, alles gaat beter.

Dat zien wij ook bij de apostelen. Op aanwijzing van die dan nog onbekende man op het strand, gooien zij de netten uit en de vangst is enorm. Daaraan herkennen zij de Heer. Maar dan nog staat er geschreven, dat niemand van hen durft vragen: “Wie zijt gij?” Ergens weten zij, dat het de Heer is, maar zij spreken Hem niet als zodanig aan. Zij laten de Verrezene nog steeds niet echt binnen in hun leven.

Hebben ook wij dat niet weleens!? Ergens voelen wij aan, dat één of meerdere facetten van ons leven anders zou moeten, maar wij kunnen de stap nog niet echt zetten; wij hebben nog niet de wil en de kracht ertoe. Wij willen oude gewoontes niet loslaten, want ze zijn toch wel fijn, gemakkelijk, en wat zullen anderen er wel niet van denken!?

Maar, broeders en zusters, als wij een been breken, en wie zien iemand voorbijgaan van wie wij weten, dat hij dokter is, dan roepen wij hem toch!? Als een dierbare sterft of wij gaan zelf sterven of wijzelf of een ander voelt zich doodsbang of doodziek, dan roepen wij toch de Verrezene aan, Hij, die de dood heeft overwonnen!?

Ook al zijn de apostelen nog steeds niet zeker van hun zaak, Jezus gaat in de tussentijd gewoon door met zijn apostelen vertrouwd te maken met het feit, dat Hij niet meer dood is, maar springlevend. Hij maakt ook hun hart geschikt om te kunnen geloven.

In dit geval doet Hij het voor Petrus. Deze heeft drie keer gezegd, dat hij Jezus niet kent. En toen de haan kraaide, drong het tot Petrus door hoe erg het was wat hij had gedaan. En hij zal toen wel meteen in tranen zijn uitgebarsten en God om vergeving hebben gevraagd. En die zal hij ook wel meteen hebben gekregen.

Maar dat is niet voldoende. Voor wat je verkeerd doet, moet je vergeving vragen, maar je moet tegenover je kwaad ook iets goeds stellen. Je moet de evenwichtsschaal weer in balans brengen. Zoals Petrus drie keer heeft gezegd, dat hij de Heer niet kent, zo moet hij nu ook drie keer zeggen, openlijk, dat hij van de Heer houdt, zelfs meer dan de anderen. En dan mag Petrus ook zijn ambt blijven bekleden. Hij is en blijft de Rots waarop Jezus zijn Kerk bouwt, want … Petrus heeft zijn kwaad goed gemaakt.

Stoppen wij met af en toe te twijfelen. Geven wij ons hart gewoon aan de Heer. Wijden wij ons leven aan Hem toe en aan de naaste. Weten wij, dat Hij bij ons is als de Verrezene. Ook al is heel ons leven een kwestie van vallen en opstaan, wij gaan gewoon door. Wat wij verkeerd doen, maken wij net als Petrus goed, door ‘sorry’ te zeggen en ook door iets goeds te doen voor God en de naaste. Blijven wij niet dobberen tussen wal en schip. Gaan wij aan boord van het schip. Voelen wij de zekerheid van Jezus’ Kerk. Stralen wij zekerheid uit, een rotsvast geloof, een vast vertrouwen. Dat is wat de wereld nodig heeft: van God-verzekerde mensen, die blij en hoopvol door het leven gaan.

Stel, dat er een gerucht rondgaat dat er binnenkort een feest wordt gehouden. Een jongere hoort het en heeft er wel oren naar en vraagt iemand of hij weet waar en wanneer het feest wordt gegeven. “Nee, dat weet ik nog niet”, krijgt hij te horen. Dat kan gebeuren, dat het nog niet precies bekend is.

Maar wat doet die jongere dan!? Die spreekt die persoon na een paar dagen nog een keer aan: “weet u het nu wel waar en wanneer het feest wordt gegeven?” Jonge mensen – en eigenlijk wij allemaal – willen zekerheid.

Straalt onze Nederlandse Kerk zekerheid uit!? Zeggen oudere mensen – de meesten van ons – dat zij rotsvast geloven … of dat zij nog willen afwachten of er na de dood iets is!?

Denken wij, dat jongeren besluiten om tijd en geld en moeite vrij te maken voor iets wat voor ons, ouderen – hun voorbeelden! – niet zeker is? Zullen zij naar de Mis gaan, bidden, in de bijbel lezen, bij een werkgroep van de Kerk gaan, als wij onzekerheid uitstralen!?

Zijn wij er vast van overtuigd: er is een liefdevolle God, die zo veel van ons houdt, dat Hij ons en alle mensen van goede wil, wil laten delen in zijn eeuwig leven. Er is een leven na de dood. Zeker weten! Een prachtig leven! Jezus zelf kwam er vandaan en gaf zijn leven, opdat ook wij er zouden kunnen komen. Geven wij vooral jonge mensen – denken wij allereerst aan onze eigen kinderen en kleinkinderen – de zekerheid, die zij nodig hebben om in de toekomstige wereld te kunnen geloven en om van daaruit in deze wereld het goede te kunnen doen. Amen.