Preek in de tehuizen, 29e zondag door het jaar C, diaken Eelke Ligthart
Openingswoord
Dierbare medegelovigen, van harte welkom bij de Woord- en Communieviering op de 29e zondag door het Jaar.
In de evangelie lezing van deze zondag vertelt Jezus een gelijkenis over een onrechtvaardige rechter en een weduwe. Jezus doet dat om ons aan te sporen om zonder ophouden te bidden en niet op te geven.
Als eerste lezing een verhaal uit het oude testament waarin het aanhoudend gebed van Mozes ter sprake komt. Bidden, met enige regelmaat spreken met God, hebben wij de moed om die regelmaat vast te houden, om die regelmaat te krijgen. Een biddende viering toegewenst.
Preek
Als Jezus een parabel wil vertellen, gaat hij telkens op dezelfde manier te werk. Hij neemt een echt gebeurde geschiedenis als uitgangspunt, maakt er een eigen vertelling om heen en gebruikt die om mensen iets te leren.
In de gelijkenis van de rechter en de weduwe, is de strekking van het verhaal, dat we moeten blijven bidden en de moed niet moeten opgeven.
Het feitelijke gebeuren kan er ongeveer als volgt hebben uitgezien. De plaatselijke rechter in een bepaald stadje laat zich aan niemand iets gelegen liggen en vreest God niet. Eigenlijk wil dit zeggen dat hij zijn werk niet goed doet. Dit is zeer pijnlijk, want in die tijd moesten rechters altijd optreden in de naam van God en alleen voor God hun rechtspraak verantwoorden.
Gods recht verschaffen aan misdeelden en rechtelozen was hun belangrijkste opdracht.
Een weduwe in een stadje overwint haar angst en blijft haar zaak bij die rechte bepleiten. Hij moet die weduwe haar recht verschaffen tegenover haar tegenpartij. Maar de rechter heeft er geen oren naar en de weduwe, moe getergd en kwaad, geeft hem een klap in het gezicht. Je kunt je inbeelden hoe die rechter daarna rondloopt in het stadje…. Met een blauw oog geslagen door een vrouw. Het verhaal doet vlug de ronde, en de gehate man wordt door iedereen uitgelachen. Wat een wraak van al degenen die ooit geleden hebben onder zijn corruptie en terreur.
Jezus bouwt deze anekdote om tot een eigen verhaal. Hij handhaaft de twee hoofdfiguren. Er is een slechte rechter en een volhardende weduwe. Maar omwille van de “moraal” verloopt het verhaal enigszins anders. De slechte rechter help hier de weduwe vlug aan haar recht, niet vanuit zijn rechtelijke en godsdienstige plicht, maar uit schrik dat de weduwe hem een dreun zou geven. Hij is dan ook vlug van haar af.
Als een echte Rabbi koppelt Jezus hier aan zijn onderricht, in de bekende stijl van “hoeveel te meer dan”. Hij redeneert: als een slechte rechter zich door herhaald aandringen als laat vermurwen om een minderwaardige reden, zou God , de goede rechter, ons dan geen recht verschaffen een merkwaardige reden? Hij houdt immers van ons en noemt ons zijn uitverkorenen, reden waarom wij dag en nacht altijd om hulp kunnen vragen. Als wij blijven vertrouwen en geloven, luistert God welwillend naar ons. Hij zal ons niet vergeten als wij standvastig blijven bidden en de moed niet opgeven.
Sommige mensen hebben wel moeite met dat bidden, want ‘zeggen ze’ God is ver weg en Hij zwijgt. De ellende van zoveel mensen, mijn eigen lijden, zeggen ze, het stelt mijn vertrouwelijkheid met God zwaar op de proef. Toch leert nood bidden. Maar nood roep ook een soort wrang gevoel van machteloosheid op. Het is alsof de woorden die je biddend tot God spreekt, op je terug komen zonder dat ze door God gezegend of gehoord zijn. Met een dergelijke ervaring verdwijnt bij veel mensen het bidden steeds meer naar de achtergrond. En je zou kunnen denken: als je dan toch zelf het meeste moet doen aan die nood, waarom zou je dan nog bidden?
Misschien omdat we zelf zoveel moeten doen, is het bidden, het neerleggen van onze vragen bij God zo belangrijk. Tot God je smeekbeden en voorbeden richten wil dan zeggen: ik kan niet leven zonder de bron van mijn leven. Ik kan niet opkomen voor anderen zonder de oorsprong van alle vrede en geluk. Ik kan niet echt liefhebben zonder de impulsen van Hem die de liefde is. Daarom wil ik afgestemd blijven op de innerlijke stem van God. Bidden wordt dan eigenlijk een levenshouding. Onze woorden worden dragers van het luisterend verlangen naar die innerlijke stem van God. Daarom mogen we onze gebedstaal nooit verliezen, want daarin is zoveel hoop en verwachting opgeslagen naar een beter leven. In de gebedstaal ontwaakt de mens in de mens. Het gebed slaat een wak in mijn bestaan. En het verlangen naar de innerlijke stem van God, naar een ander leven, is er ook als soms woorden tekort schieten. Juist dan horen we de stilte van God in ons.
De Liturgie van vandaag gaat nog een stapje verder. Het gaat ook over volharding. Ik vraag me wel eens af, hoe houden mensen het vol? Wat drijft ons om, ondanks de soms negatieve wereld om ons heen, door te gaan?
De eerste lezing geeft een antwoord: Mozes laat zich ondersteunen door Aäron en Chur. Ze leggen een steen onder hem, zodat hij kan gaan zitten, en zijn armen blijven omhoog geheven.
Blijven geloven, bidden en christelijk leven, we kunnen het niet alleen. Onze God gaat met ons, onder alle omstandigheden. Amen.