Overweging ter voorbereiding van 25-08-2023, vrijdag in de 20e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 25-08-2023, vrijdag in de 20e week door het jaar

Uit de geschriften van de priester Odo Casel († 1948)

Het Christus-mysterie

De apostel Paulus vat het christendom, het evangelie, op als een mysterie. Dat betekent niet dat het christendom slechts een verborgen, geheimzinnige leer over iets goddelijks zou zijn. Voor Paulus is het mysterie op de eerste plaats een daad van God, het uitvoeren van een eeuwig heilsplan in een handeling die voortkomt uit Gods eeuwigheid, en die haar uitwerking heeft binnen de tijd en de wereld, en haar doel wederom bezit in de eeuwige God zelf.

Toegespitst kan dit mysterie uitgedrukt worden door het woord ‘Christus’. Daarbij betekent Christus: de Verlosser als persoon samen met zijn mystiek lichaam, de kerk. In het woord ‘Christus’ ligt allereerst de menswording van God besloten, die zijn laatste en uiteindelijke openbaring aan de wereld is. Paulus noemt dit mysterie: verborgen (vgl. 1 Kor. 2, 7), of: eeuwenlang verzwegen (vgl. Rom. 6, 25), omdat het in de schoot van de godheid verborgen was, zelfs voor de engelen. Dit mysterie is echter in de tijd openbaar geworden, doordat God uit de mensheid het vlees heeft aangenomen en daardoor zichtbaar werd. Het is een openbaring, een onthulling in de diepste en meest eigenlijke zin van het woord. Eertijds sprak God ‘vele malen en op velerlei wijzen door de profeten’, nu echter ‘heeft Hij tot ons gesproken door de Zoon’ (Heb. 1, 1-2).

Door de menswording als zodanig is het mysterie ‘Christus’ nog niet ten volle weergegeven. Vanwege de zonde van de mens nam het mysterie de vorm aan van het heilsplan van de wijsheid en de liefde van God. ‘Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd’ (Joh. 1, 14). Johannes vat hier heel Gods heilsplan voor de mensheid samen. De heerlijkheid van de Heer was immers niet onmiddellijk herkenbaar en te aanschouwen. Voor de zondaars werd Jezus de Heiland, de Verlosser. Vandaar nam Hij het vlees niet onmiddellijk in een verheerlijkte toestand aan, maar Hij verscheen ‘in de gestalte van het vlees van de zonde’ (Rom. 8, 3) om in zijn vlees de zonde te ontdoen van haar kracht. Zo verscheen Hij in nederigheid en miskenning, beladen met de zonde van de wereld.