Overweging ter voorbereiding van 21-02-2023, dinsdag in de 7e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 21-02-2023, dinsdag in de 7e week door het jaar

Uit een homilie van de heilige Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel († 407), over de eerste brief aan de Korintiërs

De tafel des Heren

Nadat Paulus nauwkeurig heeft aangetoond dat de Korintiërs zich aan verscheidene wandaden hebben schuldig gemaakt, worden zijn verwijten milder van toon en laat hij zijn heftigheid in woordkeuze en beschuldiging varen. Dan verandert hij van onderwerp en onderhoudt hij hen over de tafel des Heren om hun een grotere eerbied bij te brengen. ‘Zelf heb ik immers – zegt hij – van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven’ (1 Kor. 11, 23). Wat is hier het verband? Spreekt gij, Paulus, over een gewone maaltijd en herinnert gij vervolgens aan het ontzagwekkende mysterie? Inderdaad, zegt de Apostel. Deze ontzagwekkende tafel is gemeenschappelijk aan allen, rijken en armen. De rijke geniet er niet overvloediger en de arme minder, maar allen valt dezelfde eer ten deel en allen worden op dezelfde wijze toegelaten. Zolang allen niet gecommuniceerd hebben en aan deze geestelijke en heilige tafel niet hebben deelgehad, wordt het aangebodene niet weggenomen, maar blijven de priesters wachten totdat de laatste, hoe arm of onaanzienlijk ook, de gaven heeft ontvangen. Geldt dit voor de tafel des Heren, dan geldt dit des te meer voor de gewone tafel. Daarom heb ik melding gemaakt van de maaltijd des Heren. ‘Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven: dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam en, na gedankt te hebben, het brak en zei: dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis. Zo ook nam Hij na de maaltijd de beker, met de woorden: deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit, elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis’ (1 Kor. 11, 23-25).

Vervolgens spreekt Paulus uitvoerig over hen die op onwaardige wijze aan de mysteries deelnemen. Hij valt heftig tegen hen uit, bestraft hen en maakt hun duidelijk dat allen die het lichaam en bloed van Christus op vermetele en onverschillige wijze ontvangen, dezelfde straf zullen ondergaan als zij die Christus gedood hebben. Tenslotte keert hij naar zijn onderwerp terug en zegt: ‘Daarom, broeders en zusters, wanneer gij samenkomt voor de maaltijd, wacht op elkaar. Als iemand honger heeft, laat hij thuis eten; anders strekt uw bijeenkomst tot uw veroordeling’ (1 Kor. 11, 33-34). Zie hoe de Apostel onder bedekte termen hun gulzigheid veroordeelt. En tot besluit boezemt hij hun vrees voor de straf in als hij zegt: ‘Anders strekt uw bijeenkomst tot uw veroordeling’, tot uw straf en schande. Met andere woorden: dat is toch geen eten, dat is toch geen maaltijd die met beschaming van uw broeder of zuster, met minachting van de gemeente, met zulk een gulzigheid en onbeheerstheid gepaard gaat. Dat is geen bron van vreugde maar aanleiding tot vonnis en vergelding. Gij haalt u immers een zware straf op de hals, als gij uw broeders en zusters beledigt, de gemeente minacht en deze heilige plaats tot uw eigen huis maakt doordat gij ieder afzonderlijk er uw eigen maaltijd opeet.

Geliefden, nu ook gij dit alles gehoord hebt, moet ge de mond snoeren van hen die het woord en de leer van de Apostel misbruiken; berispt allen die de Schriften gebruiken tot nadeel van zichzelf en van anderen. Gij weet immers waarop Paulus doelt als hij zegt: ‘Onenigheden onder u zijn onvermijdelijk’ (1 Kor. 11, 19). Het betreft hier de verdeeldheid inzake de maaltijd die telkens weer opkomt als de één honger lijdt en de ander zich bedrinkt (vgl. 1 Kor. 11, 21).

Laten wij getuigen van een leven overeenkomstig het ware geloof en de ware leer: laten wij veel liefde tonen voor de armen en veel zorg hebben voor noodlijdenden. Wij moeten een geestelijke handel drijven en niets meer zoeken dan strikt nodig is. Als wij al het onze naar de hemel overbrengen en gerust kunnen zijn over hetgeen we in bewaring hebben gegeven, dan is er sprake van rijkdom, van winst en van een onuitputtelijke schat.

Mogen wij allen het eeuwig geluk bereiken na een leven op aarde overeenkomstig Gods wil; mogen wij delen in de blijvende vreugde van hen die het heil hebben verkregen, door de genade en de ontferming van onze waarachtige God en Heiland Jezus Christus, aan wie de eer en de macht toekomen, samen met de Vader en zijn heilige Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.