Overweging ter voorbereiding van 16-11-2022, woensdag in de 33e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 16-11-2022, woensdag in de 33e week door het jaar

Uit de verhandeling ‘Over de dood als een goed’ van de heilige Ambrosius, bisschop van Milaan († 397)

Wij dragen het sterven van Christus in ons

De apostel Paulus zegt: ‘De wereld is voor mij gekruisigd en ik voor de wereld’ (Gal. 6, 14). En om ons te leren dat er een dood, een goede dood, bestaat in dit leven, spoort hij ons aan ‘het sterven van Jezus in ons lichaam mee te dragen’ (2 Kor. 4, 10). De dood moet dus werkzaam zijn in ons, om ook het leven werkzaam te laten zijn. Goed is het leven pas na de dood, dat wil zeggen: goed is het leven na de overwinning, goed het leven als het gevecht ten einde is. Dan kan de wet van het lichaam de strijd niet meer opnemen tegen de wet van de geest. Dan hoeft in ons de dood niet meer te strijden tegen het lichaam, maar is de overwinning van de dood op het lichaam een feit.

Ik durf zelfs te stellen dat die dood meer waard is dan het leven. Zeker word ik hierin gesteund door het gezag van de Apostel die zegt: ‘Zo verricht de dood zijn werk in ons en het leven in u’ (2 Kor. 4, 12). Van hoeveel miljoenen mensen heeft de dood van één enkele het leven niet hersteld! Daarom leert Paulus dat wie nu leeft, moet verlangen naar die dood, opdat de dood van Christus in ons lichaam stralend zichtbaar wordt. Door die gelukkige dood, zegt hij, gaat de uitwendige mens ten onder ‘opdat het innerlijk leven zich vernieuwt’ (2 Kor. 4, 16), en ‘wordt onze aardse woning neergehaald’ (2 Kor. 5, 1) opdat ons het hemels verblijf ontsloten wordt.

Hij leeft dus naar de dood toe, die niet langer te doen wil hebben met dit lichamelijk bestaan en zich losmaakt van die boeien waarover de Heer ons toespreekt door de profeet Jesaja: ‘Slaak de boosaardige boeien, maak de strengen van het juk los, hergeef de geknechte de vrijheid, en breek alle jukken door’ (Jes. 58, 6).

Daarom heeft de Heer toegestaan dat de dood ons leven onderbreekt om de zondeschuld af te breken. Maar om het menselijk leven niet opnieuw te laten eindigen in de dood, is aan de doden de verrijzenis gegeven. Zo stelt de dood een einde aan de zondeschuld, terwijl de verrijzenis het leven bestendigt. En zo is deze dood een ‘overgang’ voor al wie leeft. Je moet er welbewust doorheen, door die overgang van vergankelijkheid naar onvergankelijkheid, van sterfelijkheid naar onsterfelijkheid, van kwellingen naar rust. Stoor je dus niet aan het woord ‘dood’, maar verheug je in de zegeningen van die gelukkige ‘overgang’. Immers, wat is de dood anders dan de begraving van het kwaad en de opstanding tot het goede? Daarom is er in de Schrift gezegd: ‘Ik zou willen sterven als die rechtvaardigen’ (Num. 23, 10), dat wil zeggen: laat me begraven worden met hen, om het kwaad af te leggen en de genade op me te nemen van de rechtvaardigen, die het sterven van Christus meedragen in hun lichaam en hun ziel.