Overweging ter voorbereiding van 15-11-2022, dinsdag in de 33e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 15-11-2022, dinsdag in de 33e week door het jaar

Uit de ‘Navolging van Christus’ van Thomas van Kempen († 1471)

De beproeving van de mens die God liefheeft

Mijn kind, gij zijt nog niet sterk en verstandig in de liefde.

Een sterke minnaar staat pal in de bekoringen en hecht geen geloof aan de sluwe argumenten van de vijand. Hij is mij genegen in voorspoed, en niet ongenegen in tegenspoed. Een beproefde minnaar let niet zozeer op wat zijn beminde geeft als op de liefde waarmee hij geeft. Hij slaat meer acht op de genegenheid dan op de waarde van het gegevene, en alle gaven stelt hij beneden zijn beminde. Een edel minnaar rust niet in de gave, maar in Mij, boven alle gaven.

Niet dat daarom alles verloren is, wanneer gij jegens Mij of mijn heiligen soms eens minder genegen gevoelens hebt dan gij zoudt wensen. Dat weldadige, zoete gevoel dat gij bijwijlen ervaart, wordt teweeggebracht door de aanwezigheid van de genade en is een soort voorsmaak van het hemels vaderland. Gij moet u er niet te zeer op verlaten, want het is iets dat komt en gaat.

Neen, strijden tegen de opkomende slechte roerselen van de ziel en de ingeving van de duivel verwerpen: dat is het kenmerk van deugd en grote verdiensten. Laat u dus niet van de wijs brengen door fantasiebeelden van buiten, wat ook de aanleiding is die ze u opdringt. Houd u kloek aan uw voornemen en aan de rechte gerichtheid op God. Het is geen begoocheling, wanneer gij soms eensklaps in extase vervoerd raakt en dan meteen weer terugkeert tot de gewone onbenulligheden van uw hart. Gij ondergaat deze immers meer tegen uw zin dan dat gij ze teweegbrengt, en zolang zij u mishagen en gij er u tegen verzet, zijn ze een verdienste en geen verlies.

Weet dat de oude vijand er alles op zet om uw verlangen naar het goede te dwarsbomen en u weg te houden van alle vrome oefeningen: van de verering van de heiligen, van de devote herdenking van mijn lijden, van de heilzame herinnering aan uw zonden, van de waakzaamheid over uw eigen hart en van het vaste voornemen om vorderingen te maken in de deugd.

Hecht geen geloof aan de oude vijand en stoor u niet aan hem, ook al spant hij u herhaaldelijk de strikken van zijn bedrog. ‘Zwijg en verstom’ (Mc. 4, 49), ik luister niet verder naar u, ook al zoudt ge mij nog meer moeilijkheden berokkenen. ‘De Heer is mijn licht en mijn heil; wie zal ik nog vrezen. Al stond er een legermacht tegenover mij, mijn hart zal niet vrezen’ (Ps. 27 (26), 1.3). ‘De Heer is mijn helper en mijn verlosser’ (Ps. 19B (18B), 13).