Overweging ter voorbereiding van 06-06-2023, dinsdag in de 9e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 06-06-2023, dinsdag in de 9e week door het jaar

Uit het boek ‘Over het geduld’ van Tertullianus († na 200)

Geduld tegenover zijn vijanden

Een sterke drijfveer tot het ongeduld is de wraaklust, die in dienst staat ofwel van de eerzucht, ofwel van de kwaadwilligheid. Welnu, eerzucht is dwaas in elke omstandigheid, en kwaadwilligheid is altijd verfoeilijk voor de Heer. Maar in dit geval geldt dit wel heel bijzonder, wanneer ze, door andermans kwaadwilligheid uitgedaagd, zich de sterkere wil tonen door het uitoefenen van wraak en bij die vergelding het kwaad dat al eenmaal is gepleegd, nog eens verdubbelt. In het kamp van de dwaalleer geldt de wraak als een verzachting van de pijn, in het licht van de waarheid wordt ze ontmaskerd als de felle reactie van een boosaardig karakter.

Immers, welk verschil is er dan nog tussen de uitdager en de uitgedaagde, tenzij dat de ene het eerst, de andere daarna op eenzelfde misdaad betrapt wordt? Maar voor de Heer die alle kwaad verbiedt en veroordeelt, zijn beiden schuldig aan een vergrijp tegen de evenmens. Bij misdaden heeft de tijdsorde geen belang, en ook het verschil van plaats wettigt geen onderscheid tussen gelijke vergrijpen. Daarom geldt er een absoluut verbod kwaad met kwaad te vergelden: gelijke daad verdient gelijk loon. Hoe kunnen we deze regel naleven, als we ons niet houden aan de afkeer voor iedere vorm van wraak? Welk voorrecht kennen we de Heer God nog toe, als we onszelf het recht aanmatigen over onze verdediging te beslissen? Sluit het voor ons enig risico in, aangezien de Heer rechtvaardig is in zijn oordeel en machtig in zijn daden? Hij houdt het ons voor waar Hij zegt: ‘Mij komt de wraak toe, Ik zal vergelden’ (Rom. 12, 19), dat wil zeggen: Mij komt uw geduld toe, Ik zal uw geduld belonen. Immers, als Hij zegt: ‘Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden’ (Lc. 6, 37), doet Hij dan niet een beroep op ons geduld? Wie immers zal de andere niet oordelen, tenzij hij die het geduld betoont zichzelf niet te verdedigen? Wie oordeelt er om te vergeven?

Maar wat voor toestanden heeft dit soort ongeduld in het verleden al niet met zich meegebracht! Hoe dikwijls heeft iemand achteraf niet betreurd dat hijzelf wraak heeft willen uitoefenen! Hoe dikwijls is een felle reactie niet erger gebleken dan haar oorzaken! Al wat met ongeduld wordt begonnen, kan alleen met drift doorgezet worden, en wat met drift wordt doorgevoerd, loopt noodzakelijk uit op conflicten, of mislukking, of overijlde aftocht! Als je verweer te slap is, word je woedend; als het je te ver voert, wordt het voor jezelf een last. Waarom zou ik zinnen op wraak, als ik onbekwaam ben maat te houden, doordat ik geen pijn kan verdragen? Maar als ik me toeleg op het geduld, zal de pijn me niet deren, en als de pijn me niet deert, zal ik op geen wraak belust zijn.