Overweging ter voorbereiding van 06-01-2023, vrijdag, weekdag van de kersttijd vóór Epifanie

Overweging ter voorbereiding van 06-01-2023, vrijdag, weekdag van de kersttijd vóór Epifanie

Uit de brief van de heilige Athanasius, bisschop van Alexandrië († 373), aan Epictetus

Het Woord nam onze natuur aan uit Maria

Het Woord ‘heeft zich het lot van de nakomelingen van Abraham aangetrokken’, zegt Paulus. En vandaar ‘moest Hij in alles aan zijn broeders gelijk worden’ (Heb. 2, 16-17) en een lichaam aannemen, gelijk aan dat van ons. Daarom heeft Maria werkelijk haar eigen taak. Uit haar heeft Hij dit lichaam aangenomen en het als zijn eigen lichaam voor ons geofferd.

De Schrift vermeldt immers zijn geboorte en zegt: ‘Zij wikkelde Hem in doeken’ (Lc. 2, 7); de borsten die Hem voedden, werden zalig geprezen (vgl. Lc. 11, 27) en er werd een offer opgedragen, omdat het kind de moederschoot geopend had (vgl. Lc. 2, 23).

Gabriël had haar voorzichtig de boodschap aangekondigd. Hij zei niet eenvoudig: ‘wat in u geboren zal worden’, want dan kon men denken dat een vrucht van buiten af in haar zou worden gebracht, maar ‘uit u’ (Lc. 1, 35) om te doen geloven dat het Kind van nature slechts uit haar is.

Zodoende heeft het Woord zelf onze natuur aangenomen en haar als offer aangeboden en ontledigd. Hij heeft daarna ons met zijn eigen natuur bekleed, zodat de Apostel kon zeggen: ‘Dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid worden bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid’ (1 Kor. 15, 53).

Dit is geen verzinsel, zoals sommigen denken. Beslist niet. Omdat de Verlosser werkelijk mens geworden is, is de verlossing van de hele mens bereikt. Het is inderdaad geen fantasie. Onze verlossing, niet alleen van het lichaam maar van de hele mens, van ziel en lichaam, is door het Woord zelf tot stand gekomen.

Wat uit Maria is ontsproten, is dus volgens de Schrift menselijk van natuur, en de Heer had een echt lichaam. Het was echt, omdat het hetzelfde was als het onze. Want Maria is onze zuster, en wij allen stammen af van Adam.

Het Woord heeft overigens niet zichzelf veranderd in beenderen en vlees, maar het heeft in het vlees bestaan. Wat Johannes zegt: ‘Het Woord is vlees geworden’ (Joh. 1, 14), heeft die betekenis. Zoals dit blijkt uit opmerkingen als: ‘Christus is voor ons tot vloek geworden’ (Gal. 3, 13).

Voor ons menselijk lichaam betekent deze vereniging en eenheid van het Woord met het lichaam een grote verrijking. Wat sterfelijk is, is nu onsterfelijk geworden, wat menselijk is, is geestelijk geworden, en wat uit de aarde gemaakt is, is doorgedrongen tot de hemelpoort.

Overigens, ook nadat het Woord een lichaam aangenomen heeft uit Maria, blijft de Drieëenheid. Niets komt erbij, niets gaat eraf. De Drieëenheid is altijd volkomen. In haar erkennen wij de ene Godheid. En daarom belijden wij in de kerk één God, de Vader van het Woord.