Overweging op 04-09-2020, 23e zondag door het jaar A, in Hugo-Waard, Johan Gierlings

Overweging op 04-09-2020, 23e zondag door het jaar A, in Hugo-Waard, Johan Gierlings

Openingswoord

U heeft het vast wel eens gezien: een klein kind dat haar handen voor haar ogen doet en dan denkt: ‘als ik jou niet zie, dan zie jij mij ook niet’. Dit deed me denken aan de drie aapjes uit de boeddhistische traditie: horen zien en zwijgen. Je ziet dan drie figuurtjes met de handen voor de ogen, oren en de mond. ‘Als ik het niet zie dan is het er niet’. De lezingen van vandaag laten iets heel anders zien: je ogen juist niet sluiten voor het onrecht en het kwaad, maar er iets van zeggen. De eerste lezing gaat over: wie mag iets zeggen, de tweede lezing laat ons zien over welk onrecht het gaat. En Jezus geeft ons in het evangelie een voorbeeld: hoe kunnen we iemand aanspreken. Het gaat vandaag over onrecht zien en er iets van zeggen. Een monnik uit de tijd van de woestijnvaders leert ons een belangrijke les. We wensen elkaar een goede viering.

Overweging

Het zijn moeilijke lezingen deze keer, en ik heb ermee geworsteld. Wie ben ik dat ik jullie wat mag vertellen over goed en fout. En over iemand aanspreken op zijn of haar goede of foute gedrag. Toch zegt de eerste lezing: ik heb een wachter aangesteld, om te waarschuwen als er gevaar dreigt. Daardoor voel ik me aangesproken in de lezing. Vandaag heb ik de functie van wachter, de lezingen hebben iets radicaals het gaat over goed en fout, over zonde en bekering, van onszelf, maar ook over:  het willen zien van het kwaad dat in de wereld is en daar onze ogen niet voor sluiten. Hoe makkelijk is het, als het tijdens de koffie over een moeilijk onderwerp gaat, om dan op de oppervlakte te blijven en een beetje mee te praten met de ander. Maar de tweede lezing heeft het over het kwaad wat er toen in de wereld was, maar dat we nu nog steeds zien: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doden, gij zult niet stelen en gij zult niet begeren. Hoeveel gebroken huwelijken zien we niet om ons heen, soms is er een ander in het spel, hoeveel kinderen krijgen niet eens de kans om geboren te worden. Ik durf het haast niet te zeggen, maar mag je dan niet meer zeggen: ‘gij zult niet doden?’ En dan hebben we het nog niet eens over euthanasie, dan komt het misschien wel heel dichtbij?

Hoeveel arbeiders worden er niet uitgebuit in arme landen, omdat wij alles zo goedkoop mogelijk willen, is dat niet een vorm van stelen? En als vierde en laatste: het begeren, hoeveel begeerte wordt er niet opgewekt door reclame en internet?

Maar wat moeten we hiermee? U denkt misschien: ‘ik kan toch niet de wereld veranderen?’  Inderdaad, dat kunnen u en ik niet. Maar wat wij wel kunnen doen, is: onze ogen niet te sluiten voor het kwaad. Misschien wordt tijdens de koffie aan u gevraagd: wat vind jij nu van deze kwestie?

Om dan eerlijk te zeggen, ook al vind je het moeilijk, wat je ervan vind, en wat het standpunt van de kerk is, daar begint het. Stel dat iemand een groot kwaad wil doen en jou wordt gevraagd wat je ervan vindt omdat je van de kerk bent. Dan zijn u en ik op dat moment ook wachters.   Hoe doe je dat dan? Iedere situatie is uniek, maar ik wil u een verhaal vertellen van een van de woestijnvaders die met een heel precaire situatie omging:

Het gaat over Abt Ammonas.

Eens kwam Abt Ammonas ergens om het maal te gebruiken. Nu woonde daar een broeder, die een slechte naam had. Het trof echter zo, dat de vrouw juist de cel van deze broeder was binnengegaan. Toen de andere bewoners van die plaats dat vernamen, geraakten ze in opschudding, Zij liepen te hoop om hem uit zijn kluis te verjagen. En omdat ze wisten dat bisschop Ammonas zich ter plaatse bevond, gingen ze naar hem toe en verzochten hem om met hen mee te gaan.

Zodra de broeder met de slechte naam dit vernam, verborg hij de vrouw in een groot vat. Toen allen er waren, zag Abt Ammonas wat gebeurd was, maar ter ere Gods hield hij de daad geheim. Hij trad daarom naar binnen, nam plaats boven op het vat, en gelastte toen de kluis te doorzoeken. Nadat zij goed rondgesnuffeld hadden, zonder echter de vrouw te vinden, zei Abt Ammonas tot hen: “Hoe kan dat nu? God moge het u vergeven.”

Na een gebed gezegd te hebben, liet hij allen naar buiten gaan. Toen pakte hij de hand van de broeder en sprak: “Geef acht op uzelf, broeder.” En na deze woorden ging hij heen.

Deze gelijkenis laat zien hoe iemand met liefde een kans krijgt weer op het rechte pad te komen. Dit doet denken aan Jezus die tegen de overspelige vrouw zegt: ‘heeft niemand u veroordeeld? Ik ook niet, gaat heen en zondig niet meer’

Laten we bidden voor wijsheid, om de woorden om mild en in liefde uit te komen voor ons geloof in wat de kerk namens God zegt. Laten we niet zijn als dat kleine kind dat haar handen voor het gezicht doet en zegt: als ik het niet zie dan is het er ook niet. Laten we zijn als Jezus, en niet als de drie aapjes horen, zien en zwijgen. Maar laten we Jezus navolgen: door als het ons gevraagd wordt voor de waarheid uit te komen, om zelf ook recht voor God te staan: Rebecca st James zingt in een lied: meer dan een wachter verlangt naar de morgen zo verlang ik naar U. Laat ons verlangen naar God zo groot zijn dat we onze taak als wachter met liefde voor de rechtvaardigheid mogen doen.

Bid voor mij dat ik dat op mijn plek mag doen ik bid voor u. Amen.