Gedachtes, gebeden en verhalen in het jaar van Sint-Jozef (1)

Gedachtes, gebeden en verhalen in het jaar van Sint-Jozef (1)

Dag of nacht?

We kunnen ons afvragen wat ons het meeste aanspreekt: de dag of de nacht? De dag verlicht voor ons de aarde, de nacht openbaart ons het firmament. Deze gedachten komen in ons op als we aan Sint-Jozef denken.

We worden getroffen door het duister waarmede deze onvergelijkelijke Heilige omgeven is … We weten van zeer veel mensen, die om allerlei redenen beroemd zijn, wat ze gedaan hebben en wat hun geschiedenis is. Over Sint-Jozef wordt bijna niets gezegd. Slechts enkele regels in het Evangelie, zonder dat er echter ook maar één uitspraak van hem wordt vermeld; dat is alles. Deze man bevindt zich in het duister. Voor de wereld is zijn leven een waarlijk donkere nacht, maar zoals de nacht is: diepzinnig, majestueus en religieus-ontroerend. Zozeer, dat we uiteindelijk dit verborgen bestaan onvergelijkelijk veel mooier, grootser en boeiender gaan vinden dan een bestaan, dat zich in het volle daglicht afspeelt.

De diepzinnigheid, die zo’n vaag beeld verbergt, neemt toe naarmate we haar meer doorgronden en tenslotte heeft de ziel het gevoel, dat ze voor een onpeilbare diepte staat. Onmerkbaar wordt ze dan als het ware verheven boven haar alledaagse denkwereld. Ze ademt een zuiverder, geuriger lucht in. Het is alsof een vleugje van het hemelse vaderland haar beroert. In vrede met zich zelf voelt ze zich haast in Gods nabijheid. Wie zich met hart en ziel verdiept in Sint-Jozef, voelt hetzelfde als bij het betreden van een heiligdom. Het is een plaats van vrede, stilte, er is een gedempt licht dat de geest in zich zelf doet keren. Het is een plaats die tot ernst stemt, diepe en tedere gevoelens oproept, eerbied vraagt en er toe aanzet; tot nederigheid brengt, de wereld doet vergeten en een voorsmaak geeft van de eeuwigheid. Hoe dan ook, een heiligdom is een plaats waar God vertoeft. Ik betwijfel of we aan Sint-Jozef kunnen denken zonder één van deze gevoelens. Door de staat waartoe Sint-Jozef is uitverkozen verblijft bij hem én omhult hij het grootste van alle mysteries: van God die mens geworden is in de schoot van een Maagd; van Jezus en Maria.

De heilige regels van de liturgie schrijven voor dat de Eucharistie in het tabernakel bewaard wordt in een ciborie van goud en zilver en dat deze bedekt wordt met een doek van goud-, zilverbrokaat of zijde. In het mysterie van het Woord dat Vlees is geworden, is de geconsacreerde Hostie Jezus, de ciborie Maria en de doek de heilige Jozef. De ciborie is alleen voor de Hostie, zo ook is de doek alleen voor de Hostie en de ciborie. Evenals Maria alleen maar bestaat en leeft voor Jezus, zo bestaat en leeft Jozef alleen maar voor Jezus én Maria.
(Mgr. Gay)

* *
*

Tussen deze twee opdrachten – die van Johannes de Doper en die van Petrus – verschijnt de opdracht van de heilige Jozef, een ingetogen en stille, ja welhaast onopgemerkte taak, die pas enkele eeuwen later in het licht zou treden. Een stilte, waarop ongetwijfeld, doch pas lange tijd daarna, een luide lofzang moest volgen. En werkelijk, daar waar het mysterie het diepste is, de nacht die het bedekt het donkerste is, het stilzwijgen het grootst is, daar is het ook waar de opdracht de hoogste is, waar ook de rij van vereiste deugden het luisterrijkste is, evenals de verdiensten die er, door een gelukkige noodzaak, weerklank aan moeten geven. Uitzonderlijke, zeer verheven opdracht: te waken over Gods Zoon, de Koning van de wereld, de maagdelijkheid en heiligheid van Maria te behoeden. De uitzonderlijke taak om te mogen delen in het grote mysterie, dat verborgen bleef voor de ogen der wereld en zó mee te werken aan de Menswording … (Pius XI, 19/3/1928).

Overweging

Enkele Heiligen hebben van God de macht gekregen om ons te helpen in bijzondere noden; de invloed van Sint-Jozef echter is onbeperkt en strekt zich uit tot alle noden. En allen die hem met vertrouwen aanroepen, krijgen de verzekering dat zij spoedig verhoord zullen worden (H. Thomas van Aquino).

Sint-Jozef navolgen

“De Evangelies spreken alleen over wat Jozef ‘deed’;toch stellen ze ons in staat in zijn doen, dat met stilzwijgen omgeven is, een sfeer van diepe contemplatie te ontdekken” (uit de Apostolische Exhortatie ‘Redemptoris Custos’ van Paus Johannes Paulus II van 15 augustus 1989).
Met de heilige Jozef zich inspannen om de stilte te beminnen en een leven in verborgenheid te leiden, zonder bij de mensen te willen opvallen.

GEBED TOT DE HEILIGE JOZEF

Glorierijke Sint-Jozef, Bruidegom van Maria, wij smeken U door het Hart van Jezus Christus, ons Uw vaderlijke bescherming te verlenen.

O Gij, wiens macht zich uitstrekt over al onze behoeften en die voor ons de onmogelijkste dingen mogelijk kunt maken, open Uw vaderlijke ogen voor de belangen van Uw kinderen. In de kwellingen en het leed die op ons drukken, komen wij in vertrouwen tot U.

Gewaardig U, deze belangrijke en moeilijke zaak, de reden van onze bezorgdheid, onder Uw barmhartige leiding te nemen. Maak, dat de gelukkige afloop ervan tot Gods glorie strekt en ten goede komt aan zijn toegewijde dienaren. Amen
(Sint-Franciscus van Sales).

Verhalen

1. Broeder André uit Canada

Wie van ons heeft nog nooit gehoord van ‘Broeder André uit Canada’, die op 23 mei 1982 door Paus Johannes-Paulus II zalig werd verklaard?

Vanaf zijn prilste jeugd was hij een vurig vereerder van Sint-Jozef, die zijn beste vriend en vertrouweling werd

Gedreven door de Heilige Geest was het zijn wens een eerbetoon voor de Patroon van de wereldkerk uit te dragen. De verering voor de heilige Jozef werd door deze kloosterling niet beschouwd als een verering van een gewone Heilige. Hij onderschrijft deze waarheid: zoals Jezus onder de hoede van Sint-Jozef was gesteld, zo ook staat de kerk als ‘de verspreide Christus’ onder de hoede van deze Beschermer.

Broeder André wil graag het volgende uitdragen: als Jezus, de enige Zaligmaker en onuitputtelijke bron van alle genaden is en als de Heilige Maagd Maria, die het dichtst bij deze bovennatuurlijke bron staat en deze vloed van genaden over de mensen uitstort en zij zich bovendien zo als Middelares van al deze genaden toont, dan is Sint-Jozef de beschermer van de Kerk en de Beheerder die Gods milde gaven uitdeelt.

Zijn hele leven verricht Broeder André vele wonderen: lichamelijke maar in het bijzonder ook morele genezingen. Graag noemde hij zich ‘Het hondje van Sint-Jozef’.

Uit dankbaarheid en liefde voor de Bruidegom van Onze-Lieve-Vrouw, wenste Broeder André ter ere van Sint-Jozef een oratorium op te richten op de Mont-Royal (Montreal – Canada). Het verliep echter niet zoals hij zich dat had voorgesteld want, om dit te verwezenlijken, moesten er vele moeilijkheden worden overwonnen; maar niets kan onze broeder ontmoedigen. Op 22 juli 1896 wordt er een stuk bouwgrond aangekocht en … de bedevaarten kunnen beginnen.

Tegen het einde van de zomer van het jaar 1904 is de kleine kapel klaar; vele pelgrims stromen toe. Vervolgens wordt er beslist daar … een basiliek te bouwen! Hiermee is echter veel geld gemoeid en 20 jaren gaan voorbij en het gebouw is nog lang niet klaar.

Broeder André laat een klein tijdschrift verschijnen, getiteld: ‘de Annalen van de heilige Jozef’. Ondertussen gaat men langzaam verder met het bouwen van de basiliek.

De oversten van het oratorium willen tot iedere prijs het Heiligdom tijdens het leven van Broeder André voltooien. Er breken moeilijke tijden aan en bij gebrek aan geld wordt het werk enige jaren onderbroken.

Dan, op de eerste woensdag van de maand november 1935, komt het bestuur van het oratorium bijeen. De rector, de eerwaarde pater Cousineau, is van mening, dat de bouw moet worden voortgezet. De meningen zijn echter verdeeld. Steeds weer doemen er financiële problemen op. Alleen Broeder André blijft optimistisch. Hij heeft niet het minste idee van de hoge kosten en het vele geld dat nodig is. Hij is niet in staat een goed financieringsplan aan zijn meer begaafde en beter geïnformeerde confraters voor te leggen. Hij zegt eenvoudig steeds:

– Willen jullie de basiliek zo snel mogelijk overdekken?
– Dat is ook onze wens, beste broeder, maar wij weten niet hoe we dat moeten aanpakken.
– Maar dat is toch heel simpel … Plaats het beeld van Sint-Jozef tussen de open muren, dan zal hij wel een onderdak vinden …

Verbaasd keken de raadgevers elkaar aan. Iedereen was op de hoogte van de eigenaardigheden van de oude broeder maar toch … De goede rector vindt het evenwel een geniaal idee. “Dit zou wel eens de oplossing kunnen zijn … Laten we het maar proberen, we zullen wel zien”. Zo gezegd, zo gedaan. Aan het einde van de dag begeeft zich het voltallige personeel in processie van het oratorium naar het gebouw, dat slechts half voltooid is.

Broeder André, leunend op de arm van een gedienstig medebroeder, volgt met moeite de stoet. Ja, hii is reeds 90 jaar oud en de beklimming is erg steil;halverwege vraagt hij aan de monnik om even te stoppen.

“Ik kan niet meer, laat ons even bidden en even wat rusten; daarna zullen wij weer naar beneden gaan”. En terwijl hij de processie, die met het beeld van Sint-Jozef naar boven gaat met de ogen volgt, denkt hij aan vroeger, 30 jaar geleden, toen hij een klein beeldje van de heilige Jozef in de holte van de rots plaatste … 30 jaar reeds, wat wordt hij oud … “Neen, zegt hij tegen zijn medebroeder, ik zal de voltooiing van de basiliek niet meer meemaken, maar wees gerust, het zal gebeuren: de basiliek zal worden voltooid”.

Nog diezelfde avond wordt één van zijn medebroeders door een luide kreet uit zijn slaap opgeschrikt. “Broeder André, wat is er gebeurd?”

Broeder André had de beide handen om zijn keel.

– Ik denk, dat ik heb gedroomd, maar ik ben er niet zeker van.
– Wat hebt ge dan gedroomd?, vroeg zijn medebroeder.
– De duivel, hij heeft mij bij de keel gegrepen en was bezig mij te wurgen.

Na een moment van stilzwijgen, zei hij:

– De duivel wil géén dak op de basiliek!
– Hebt ge dan met hem gesproken?, vroeg zijn medebroeder.
– Ja, na de eerste aanval heb ik hem gezegd: “Denkt ge niet dat men de dood zou wensen, om God te mogen zien?” Razend van woede drukte de duivel mijn keel dicht en vluchtte weg. Nu weet ik zeker, dat Sint-Jozef zal zorgen voor het dak op de basiliek. Ge zult het zien, de basiliek zal worden voltooid.

Het beeld van Sint-Jozef heeft vruchten afgeworpen. Er wordt een lening uitgeschreven en het bouwen wordt voortgezet. Pater Cousineau moet hiervoor echter toestemming vragen aan de Aartsbisschop van Montreal, doch eerst spreekt hij nog met Broeder André. De broeder drukt de pater op het hart: “Bid intens en neem een medaille van Sint-Jozef mee. Wanneer ge het onderhoud hebt met Zijne Excellentie, klem dan de medaille vast in uw hand en wees niet bang. Houd altijd een medaille van Sint-Jozef in de hand als ge een belangrijke bespreking hebt of een moeilijke opdracht moet vervullen. Het is altijd beter de medaille in de hand te houden dan ze gewoon te dragen. De aandacht is dan meer gevestigd op Sint-Jozef, die u ongetwijfeld zal helpen en het is tevens een teken van groot vertrouwen. Met deze medaille in de hand behoeft u niets te vrezen en krijgt u toestemming de bouw voort te zetten”.

Pater Cousineau volgt de goede raad van Broeder André op … Hij klemt de medaille stevig in zijn hand en … de Aartsbisschop laat zich inderdaad overtuigen en geeft de verlangde toestemming.

Pater Cousineau komt stralend terug in de bidkapel en haast zich om aan Broeder André het goede nieuws mee te delen: “Monseigneur heeft gezegd: Ga uw gang, zet maar door”, waarop Broeder André verheugd reageerde: “De medaille van Sint-Jozef heeft dan toch wel een grote waarde, is het niet?”

De Basiliek verheft zich al hoger en hoger, zodat ook het koepeldak kon worden afgebouwd. Tenslotte is de Basiliek op 27 augustus 1937 eindelijk voltooid.

Thans ziet men op de Mont-Royal in de prachtige omgeving de majestueuze Basiliek oprijzen. Dit onvergelijkbare monument in wit graniet uitgevoerd met niet minder dan 103 m lengte bij 64 m breedte en 94 m hoogte.

Iedereen die deze plaats bezoekt komt er beslist beter vandaan. Alle zorgen, alle smarten slaan zich te pletter als golven tegen de rotswanden, daar waar Sint-Jozef zijn woontent heeft opgeslagen. De grote Heilige ontvangt daar iedereen met een gastvrijheid en een goedheid op het tedere af en is vol medelijden met allen, die in nood verkeren.

2. Beloonde geloofsijver

In de levensgeschiedenis van de Zalige Moeder Maria van de Menswording – in de wereld “de la Peltrie” geheten – komt het volgende verhaal voor. Mevrouw de la Peltrie, die geacht werd om haar deugden en grote gaven van geest en hart, las op zekere dag over de missie van de Paters Jezuïeten onder de Canadese indianen. Dat wekte bij haar het verlangen op mee te werken aan het heil van deze mensen.

Gedurende de tijd, waarin ze overwoog hoe ze het beste haar plannen vorm kon geven, werd ze ernstig ziek. De doktoren stonden machteloos en verwachtten weldra haar dood. Ofschoon ze met het uiterste rekening hield, bleven de verlangens van deze godsvruchtige vrouw haar bezig houden. Gedurende dit lijden gaf God haar de ingeving Sint-Jozef een belofte te doen. Ze wist dat de missionarissen de bekering van de Canadese indianen onder de bijzondere bescherming van deze grote Heilige geplaatst hadden. Daarom beloofde ze hem, als ze haar gezondheid terug kreeg, een christelijke onderwijsinstelling te stichten voor meisjes uit die streken en die ook op haar kosten in te richten. Op het zelfde moment, dat de zieke haar belofte deed, verhoorde de Heilige haar. Al haar hevige pijnen waren op slag verdwenen en ze was genezen. Daarna voelde ze alleen nog maar een lichte vermoeidheid.

De dokter, die haar in deze toestand aantrof, was zowel verheugd als verbaasd.
– Mevrouw, zei hij, waar zijn uw heftige pijnen gebleven?
– Mijnheer, antwoordde ze hem vriendelijk, mijn pijnen zijn zoëven naar Canada vertrokken.

Zonder uitstel volbracht ze haar belofte. Ze liet een klooster bouwen waar Canadese meisjes werden onderricht en Moeder Maria van de Menswording, door God tot dit werk voorbestemd, werd er de eerste Overste van.

3. Sint-Jozef wordt mijn vriend

Ik had de zoon van een rijke buurman als vriend. Al mijn vrije tijd bracht ik bij hem door in een ruim vertrek.

Tot onze grote verbazing stond er op zekere dag een groot hobbelpaard midden in de kamer. We gingen er samen schrijlings op zitten en schommelden naar hartelust.

De moeder van mijn vriend zag ons glimlachend bezig. Toen liet ze ons stoppen. Ze nam mij bij de hand en fluisterde: “Nu mag jij eens iets moois uitkiezen” Zonder aarzelen riep ik uit: “Een hobbelpaard zoals dit hier!”

“Je krijgt het”, zei de dame, “maar vraag eerst nog maar eens of je ouders het goed vinden, misschien hebben die een ander idee.”

Ik rende naar huis, opende de deur en riep buiten adem: “Mama, ik wil een hobbelpaard!” Moeder keek mij verwonderd aan. Hortend en stotend vertelde ik haar het hele verhaal. Moeder was even stil en zei toen: “Kies liever een mooi beeld van Sint-Jozef. We zullen het een ereplaats geven, daar in die hoek van de woonkamer. Hij zal ons huis bewaren.”

“Maar ik wil een hobbelpaard”, riep ik huilend uit. Helemaal overstuur rende ik terug naar mijn vriend: “Moeder heeft liever een beeld van Sint-Jozef,” zei ik tegen de lieve mevrouw, “maar ik wil een hobbelpaard!” Samen met mijn vriend sprong ik weer op het paard en we schommelden dat het een lieve lust was. Wat later kwam de lieve dame terug met een groot pak in haar armen, en gaf het aan me en zei vriendelijk: “Doe de groeten aan je moeder en geef haar dit beeld van Sint-Jozef”

Ontgoocheld en verbitterd keerde ik naar huis terug. Ik gooide het beeld naar mijn moeder en riep: “Hier heb je je heilige Jozef!”

Moeder deed het pak open en bewonderde het mooie beeld. Ze zette het op de ereplaats, knielde neer en bad er vurig voor. Toen stond ze op, streelde mijn wangen en keek me dankbaar en glimlachend aan. Ik sloeg echter de ogen neer en weigerde naar het beeld te kijken. Sint-Jozef zou nooit mijn vriend worden …

* *
*

Jaren gingen voorbij, totdat ik mijn dienstplicht moest vervullen. Toen kwam echter de oorlog. Alvorens naar het front te vertrekken brachten moeder en mijn zieke vader mij bij het beeld van Sint-Jozef. “Hier, zeiden ze, zullen we elke avond voor je bidden. Dat Sint-Jozef je moge beschermen en gezond en wel terugbrengen.”

Het front was een hel. Mijn makkers sneuvelden de één na de ander. In deze vreselijke uren richtte ik mij tot Sint-Jozef. Ik betuigde hem mijn oprechte spijt over mijn gedrag van vroeger. En ik stelde me onder de hoede van hem die ik van toen af mijn goede Vader Jozef noemde.

En de goede Heilige heeft mijn gebed verhoord. Van al de soldaten van heel ons bataljon was ik de enige overlevende! Dat heeft zo’n indruk op mij gemaakt dat ik op staande voet het voornemen maakte: “Als ik die oorlog mag overleven, ga ik me volledig werpen op de studie voor het priesterschap!”

Ik ben bij mijn ouders teruggekeerd. De vreugde van dit weerzien was onbeschrijfelijk. Bij het horen van mijn belofte weenden we samen van vreugde. Voor het beeld van Sint-Jozef werd mijn voornemen omgezet in een plechtige belofte!

Toen ik later, als priester, retraites hield, heb ik altijd minstens één van mijn preken aan Sint-Jozef gewijd.

Ik heb mijn belofte gehouden. Tot de dag van vandaag is Sint-Jozef altijd mijn trouwe vriend gebleven (P. ST.).

4. De protestantse dame

Half maart van het jaar 1867 droeg men een protestantse dame, die verlamd was, een bejaardentehuis in Canada binnen, dat onder de bescherming stond van de heilige Jozef. Ze kwam er verlichting zoeken voor haar pijnen en dacht er niet over om katholiek te worden. Ze beweerde zelfs ten overstaan van een vriendin: “Hij die me strikken wil, zal zeer slim moeten zijn.” Ze kende echter Sint-Jozef niet en nog minder al zijn vaardigheden om een ziel te winnen.”

Tijdens de maand maart brachten de inwonende religieuzen dagelijks eer aan de heilige Jozef en baden tot hem voor de arme verlamde vrouw. Buiten haar medeweten hadden ze in de plooien van haar kleed twee medailles genaaid, één van de Heilige Maagd Maria en de andere van de heilige Jozef. Op een dag bracht een Zuster het gesprek op Sint-Jozef.

– De heilige Jozef, zei de vrouw, die man ken ik niet, ik heb hem nooit gezien.
– Hoe is dat mogelijk, zei de Zuster, u bent in een huis waarvan u de meester niet kent?

En terwijl ze haar officieboek opende, gaf ze de vrouw een afbeelding van de heilige Jozef. “Wat is hij knap!”, zei ze, terwijl ze hem in stilte bewonderde. “Maar wie is hij eigenlijk?”

De goede Zuster legde het haar zo goed mogelijk uit. En tot haar grote verbazing nam de dame de beeltenis, kuste hem met eerbied en vroeg om hem te mogen houden. Vanaf die dag was haar enige vertroosting te horen spreken over Sint-Jozef en zich te laten vertellen over het leven dat hij had geleid en over de deugden die hij had beoefend.

Deze vrouw had een jonge zoon, die door vrome vrienden van haar tot het katholicisme was gebracht. Hij kwam op zeker moment zijn moeder vragen zijn geloofsbelijdenis te mogen doen, die vastgesteld was op de eerste mei; zij stemde daarin van ganser harte toe. Hij was nauwelijks vertrokken of zij vroeg de rector van het huis te spreken. “Mijnheer, zei ze hem, ik wil katholiek worden; ik wil samen met mijn zoon gedoopt worden! Wees zo goed mij te onderrichten.”

Men voldeed aan haar verzoek en bereidde haar voor. En op de eerste mei zag men moeder en zoon aan de voet van het altaar van Sint-Jozef. Hun tranen vermengden zich met het heilig doopwater dat over hun hoofden vloeide. En de laatste dag van dezelfde maand deden onze nieuwe katholieken hun eerste Heilige Communie en ontvingen samen het Sacrament van het Vormsel.

Zalig zij, die anderen Sint-Jozef doen leren kennen; zalig zij, die zelf de heilige Jozef goed kennen.

Klik hier om meer te lezen in het kader van het jaar van Sint-Jozef