Beste protestanten … Maria is ook jullie Moeder!!! (1)

Beste protestanten … Maria is ook jullie Moeder!!! (1)

Voorwoord

door pater Kilian Healy, O.Carm.

de kleine heilige Teresia van Lisieux

Een aantal maanden voor haar dood, bracht de heilige Theresia van Lisieux haar droom tot vervulling om alles, wat zij dacht over de heilige Maagd Maria, in poëzie uit te drukken. Zij gaf haar vijf en twintig coupletten lange gedicht de titel “Waarom ik van u houd, O Maria”. Zij had het verlangen om de waarheid over Maria te vertellen en zij ontleende al haar kennis, feiten en gebeurtenissen over Maria, aan de evangelies. Voor de heilige Theresia is Maria, de Moeder van God, haar spirituele moeder en hemelse koningin, maar meer moeder dan koningin. Tussen haar meer dan vijftig gedichten, wordt dit gezang van liefde, door de lezers en leerlingen van Theresia, als haar favoriete gedicht beschouwd.

Scott Hahn vertelt ons in dit boek, niet in dichtvorm maar in proza, waarom hij de Maagd Maria liefheeft en vereert en waarom ook wij haar zouden moeten liefhebben en vereren. Terwijl hij (evenals de heilige Theresia) de rol van Maria ontdekt zoals deze geopenbaard is in de evangelies, gaat zijn zoektocht verder. Hij gelooft vast in het principe van de heilige Augustinus dat het Nieuwe Testament verborgen ligt in het Oude, en dat het Oude geopenbaard wordt in het Nieuwe. Het is dan ook niet verrassend dat hij Maria voorafgebeeld vindt in het Oude Testament, vooral in Eva, de moeder van alle levenden, in de ark van het verbond, en in de koningin-moeder van het Davidische koninkrijk.

Daarenboven is zij de hemelse koningin, die volgens het boek Openbaring bekleed is met de zon. Hij ontdekt haar ook in de traditie van de Kerk, vooral in de kerkvaders en in kerkelijke dogma’s (die interpretaties van de Schrift zijn).

Scott Hahn vertelt zijn verhaal op een persoonlijke en bescheiden wijze, zich altijd bewust van de foutieve interpretaties inzake de Mariale leer en devotie, die hij ooit, in zijn jeugdige anti-katholieke dagen, aanhing. Door het schrijven van dit boek heeft hij de gelegenheid om deze interpretaties te corrigeren. Maar zijn belangrijkste motief is om te schrijven voor alle christenen die willen luisteren, met name voor zijn mede-katholieken, want hij wil dat zij de plaats van Maria in hun leven gaan waarderen.

Dit brengt ons bij de vraag of christenen van verschillende kerkrichtingen naar hem zullen luisteren. Ik ben daar optimistisch over. In het verleden is Maria voor velen een struikelblok geweest om tot eenheid te komen, maar in de laatste veertig jaar, sinds het tweede Vaticaans Concilie, is er veel vooruitgang geboekt op het gebied van de eenheid. Zowel katholieke als protestante bijbelgeleerden zijn bij elkaar gekomen om de Bijbel te bestuderen. In 1967 ontstond in Engeland de Oecumenische Gemeenschap van de heilige Maagd Maria, die werd samengesteld uit leiders van de anglicaanse, de katholieke, de methodistische en de orthodoxe kerken. In 1967 werd de gemeenschap opgericht in Washington, D.C. Leden van beide gemeenschappen ontmoeten elkaar regelmatig en publiceren hun bevindingen. Veelomvattende vraagstukken blijven onopgelost, maar er is wat voortgang geboekt en, met hoop en visie, komen de gemeenschappen gestadig vooruit. Moge Maria, de moeder van alle christenen en de moeder van de eenheid, hun inspanningen ter harte nemen, als voorspreekster optreden bij de heilige Geest, en hulp bieden om de hereniging van alle christenen te realiseren.

Een laatste vraag is hoe wij dit boek moeten benaderen. Mijn eigen oordeel zegt mij dat het een misser zou zijn als wij dit boek als bedlectuur zouden beschouwen. De rijke inhoud van het boek dient overpeinsd en verwerkt te worden. Het zou als een tekstboek kunnen dienen bij een cursus, die studies behandelt over Maria. Het zou een ideaal boek zijn voor een Mariale studiegroep. Met de Bijbel in de ene hand en dit boek in de andere, zouden lezers, door de discussies over de bijbelse “typen” van Maria en de kerkelijke dogma’s, geïnteresseerd kunnen raken en enthousiast kunnen worden. Alleen door studie, overweging en gebed zullen deze geopenbaarde waarheden tot een waardering en liefde leiden voor Maria, moeder en koningin, en dientengevolge tot een liefde voor de God van barmhartigheid, die haar aan ons heeft geschonken.

Toen de heilige Theresia haar lofzang schreef, omschreef zij haar motivatie als volgt: “In u heeft de Almachtige grote dingen gedaan. Ik wil die overwegen en Hem hiervoor zegenen”.

Scott Hahn heeft de wonderen, die God in Maria heeft bewerkstelligd, overwogen en hij wil ze met ons delen. Hij nodigt ons uit om met liefde op te zien naar onze moeder en koningin. Zij is het model en voorbeeld voor al haar kinderen. Eens zal zij ons bij de hand nemen en ons liefdevol leiden naar de Vader, de Zoon, en de heilige Geest.

Moge dit boek, een werk van liefde, de weerklank vóórtbrengen die het verdient.

Feest van Maria Koningin, 22 Augustus, 2000

 

INLEIDING

Moeders en zonen: Bekentenissen van een teruggekeerde verloren zoon van Maria

Ondanks alle nieuwe vroomheid die ik ontdekt had, was ik maar vijftien jaar oud en wilde ik maar al te graag “stoer” overkomen.

Nog maar enkele maanden geleden had ik mij weten te ontworstelen aan jeugdcriminaliteit waar ik mij enkele jaren mee had bezig gehouden en had ik lezus aanvaard als mijn persoonlijke Heer en Redder. Mijn ouders, die niet echt toegewijd presbyteriaan waren, merkten dat ik veranderd was en waren blij met de keuze die ik gemaakt had. Als er geloof voor nodig was om mij uit de jeugdgevangenis te houden, dan moest dat maar zo zijn.

Meestal was ik vol vuur over mijn nieuwe geloof. Maar op een zekere lentedag werd ik mij bewust dat iets anders mij bezighield. Ik had een maagdarminfectie opgelopen met alle onaangename verschijnselen die daarbij horen. Ik stelde mijn klassenleraar van deze netelige toestand op de hoogte, die mij naar de schoolverpleegster stuurde. Nadat de zuster mijn temperatuur had opgenomen, vertelde ze mij dat ik moest blijven liggen en ondertussen belde ze mijn moeder.

Uit het telefoongesprek, dat ik kon volgen, kon ik opmaken dat ik naar huis zou gaan. Ik voelde mij meteen opgelucht en ik dommelde in.

Ik schrok wakker van een geluid dat als een scheermes door mij heen sneed. Het was de stem van mijn moeder, vervuld van moederlijk medelijden.

“Hallo”, zei ze toen ze me daar zag liggen.

Plotseling drong het tot mij door: Mijn moeder neemt mij mee naar huis. Wat moeten mijn vrienden wel niet denken wanneer zij zien dat ik door mijn moeder uit school wordt gehaald? En wat zullen zij zeggen als zij probeert haar arm om mij heen te leggen? Ik zal uitgelachen worden…

Het zou een vernedering voor mij worden. Ik hoorde de jongens al spotten: Heb je gezien hoe zijn moeder het zweet van zijn voorhoofd veegde?

Als ik katholiek geweest was, dan had ik die volgende vijftien minuten wellicht als het vagevuur beschouwd. Maar in mijn evangelische voorstelling van zaken was het een regelrechte hel. Terwijl ik naar het plafond boven de onderzoekstafel staarde, zag ik alleen maar een lange en ondraaglijke toekomst als “moederskindje”.

Ik ging zitten en zag een vrouw vol medelijden op mij af komen. Maar het was juist haar medelijden dat mij het meeste tegenstond. In het medelijden van elke moeder zit de behoefte van haar “kleine” kind – en die kleinheid en die hulpbehoefte zijn zeer zeker niet “stoer”.

“Mama”, fluisterde ik nog voordat zij een woord kon zeggen. “Zou je vóór mij de school kunnen uitlopen? Ik wil niet dat mijn vrienden zien dat jij mij naar huis brengt”.

Mijn moeder zei geen woord. Ze draaide zich om en liep de ziekenkamer uit naar buiten en stapte regelrecht in haar auto. Vanaf dat moment werd ik door haar op de terugweg bemoederd, waarbij zij mij vroeg hoe ik mij voelde en zich ervan gewiste dat ik met de benodigde medicijnen onder de wol ging.

Het was allemaal maar net goed gegaan, maar ik was er tamelijk zeker van dat, bij het verlaten van de school, mijn stoerheid intact was gebleven. Bijna volledig kalm viel ik in slaap.

Pas tegen de avond moest ik weer aan mijn “stoerheid” terugdenken. Mijn vader kwam mijn kamer binnen om te kijken hoe het met mij ging. “Het gaat goed” zei ik tegen hem. Toen keek hij mij ernstig aan.

“Scottie”, zei hij, “jouw geloof heeft niet veel om het lijf wanneer het alleen maar bij woorden blijft. Je moet er maar eens over nadenken hoe je andere mensen behandelt”. En toen kwam de dooddoener: “Schaam je er nooit voor om samen met je moeder gezien te worden”.

Ik had geen verdere uitleg nodig. Ik begreep dat vader gelijk had en ik schaamde mij diep omdat ik mij voor mijn moeder had geschaamd.

Geestelijke pubers

Is dat niet het stadium waarin veel christenen verkeren? Toen Hij aan het kruis hing te sterven, liet Jezus ons in zijn laatste wilsbeschikking en testament een moeder na. “Toen Jezus zijn moeder zag en naast haar de leerling die Hij liefhad, zei Hij tot zijn moeder: ‘Vrouw, zie daar uw zoon!’. Vervolgens zei Hij tot de leerling: ‘Zie daar uw moeder!’. En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis”. (Joh 19,26-27)

Wij zijn de geliefde leerlingen van Jezus, zijn jongere broeders (Heb 2,12). Zijn hemels woning behoort ons toe. Zijn Vader is onze Vader en zijn moeder is onze moeder. Maar hoeveel christenen nemen haar op in hun huis?

Bovendien, hoeveel christelijke kerkgemeenschappen vervullen de profetie uit het Nieuwe Testament dat “alle geslachten” Maria “zalig” zullen prijzen (Lc 1,48)? De meeste protestantse predikanten – en hier spreek ik uit mijn eigen ervaring uit het verleden – vermijden zelfs om de moeder van Jezus te noemen, uit angst te worden uitgemaakt voor verborgen katholieken. Soms zijn de meest vurige leden van hun gemeenten beïnvloed door felle antikatholieke polemieken. Zij beschouwen de verering van Maria als een vorm van afgodendienst, die haar tussen God en de mensen plaatst of die haar, ten koste van Jezus, verheft. Zo zul je soms evangelische kerken aantreffen die genoemd zijn naar Paulus, Petrus, Jakobus of Johannes – maar je zult zelden een kerk vinden die genoemd is naar de heilige Maria. Je zult vaak dominees ontmoeten die preken over Abraham en David, de verre voorvaderen van Jezus, maar je zult ze bijna nooit horen preken over zijn moeder Maria. Naast het feit dat zij haar niet zalig prijzen, noemen de meeste protestanten gedurende hun leven Maria nooit bij haar naam.

Maar dit is niet alleen een protestants probleem. Teveel katholieke en orthodoxe christenen hebben hun rijke erfenis aan Maria devoties over boord gezet. Ze zijn geïntimideerd door de polemieken van fundamentalisten, te schande gemaakt door het gegrinnik van dissidente theologen, of lamgeslagen door goed bedoelde maar misplaatste oecumenische gevoeligheden. Ze zijn blij dat zij een moeder hebben die voor hen bidt, hun eten klaarmaakt en het huis bijhoudt. Zij willen alleen dat zij veilig buiten beeld blijft wanneer er anderen in de buurt zijn die dat niet zouden begrijpen.

Maria: van tegenstand naar het tegendeel

Aan deze kinderlijke verwaarlozing heb ik mij ook bezondigd – niet alleen ten opzichte van mijn aardse moeder, maar ook ten opzichte van mijn moeder in Jezus Christus, de heilige Maagd Maria. De weg van mijn bekering voerde mij vanuit de jeugdcriminaliteit naar het ambt van presbyteriaans predikant. Gedurende die hele weg waren er momenten dat ik mij tegen Maria verzette.

Mijn eerste ontmoeting met de Mariaverering vond plaats toen mijn grootmoeder Hahn stierf. Zij was de enige katholiek geweest in onze familie, een rustige, bescheiden en vrome vrouw. Omdat ik als enige in de familie geloofde kreeg ik, bij haar sterven, van mijn vader haar religieuze voorwerpen. Ik keek er met afgrijzen naar. Ik hield haar rozenkrans in mijn handen, trok hem kapot en zei: “God, bevrijd haar van de katholieke ketenen waaraan zij gebonden was”. En ik meende oprecht wat ik zei. Ik zag de rozenkrans en de Maagd Maria als obstakels die tussen oma en Jezus Christus stonden.

Zelfs toen ik geleidelijk tot het katholieke geloof kwam -onverbiddelijk aangetrokken door de ene geloofswaarheid na de andere – kon ik mijzelf er niet toe zetten de kerkelijke leer over Maria te aanvaarden.

Het bewijs van haar moederschap zou voor mij pas komen nadat ik besloten had dat ik haar zoon wilde zijn. Ondanks alle krachtige gewetensbezwaren die ik vanuit mijn protestantse opvoeding had meegekregen – denk maar eens aan de rozenkrans van mijn grootmoeder die ik slechts enkele jaren daarvoor kapot had getrokken – nam ik op zekere dag de rozenkrans en begon te bidden. Ik bad voor een zeer persoonlijke, schijnbaar onmogelijke intentie. De volgende dag bad ik opnieuw de rozenkrans en de dagen daarna weer. Maanden gingen er voorbij voordat ik mij realiseerde dat mijn intentie, die schijnbaar onmogelijke situatie, sinds de dag dat ik voor het eerst de rozenkrans had gebeden, een gunstige wending had genomen. Mijn gebed was verhoord.

Van hier naar het moederschap

Vanaf dat moment kende ik mijn moeder. Vanaf dat moment, geloof ik, kende ik werkelijk mijn plaats in het verbondsgezin van God: Jazeker, Christus was mijn broeder. Jazeker, Hij had mij geleerd om het “Onze Vader” te bidden. En nu accepteerde ik ook van harte zijn opdracht: “Zie daar uw moeder”.

Met dit boek wil ik dat inzicht – en de onwrikbare schriftuurlijke funderingen waar dat op berust – delen met al die christenen die bereid zijn om in gebed en met open geest naar mij te luisteren. Ik wil mij in het bijzonder richten tot mijn mede-katholieken, omdat velen van ons onze moeder opnieuw of misschien voor de eerste keer moeten ontdekken, of haar met nieuwe ogen moeten gaan bekijken. Want zelfs degenen die de Moeder van God trouw blijven, doen dit soms op een niet noodzakelijk verdedigende wijze – opstandig verdedigen zij hun moeder, alhoewel zij weinig bijbelse onderbouwing hebben voor hun Mariaverering. Als een soort laatste redmiddel houden zij zich vast aan een handvol passages uit het Nieuwe Testament. Deze goede katholieken – alhoewel zij hun moeder vereren – begrijpen niet ten volle haar betekenis binnen het goddelijk heilsplan.

Want vanaf het eerste boek (Genesis) tot aan het laatste boek (de Apocalyps) staat de Schrift vol van Maria. Vanaf het allereerste begin was zij, evenals de apostelen, de Kerk en de Verlosser, in het heilsplan van God aanwezig – en zij zal er zijn op het moment dat alles vervuld wordt. Toch is haar moederschap een ontdekking die gedaan moet worden. Toen ik nog protestant en ambitieus bijbelwetenschapper was, heb ik ooit een onderzoek gedaan naar het moederschap en het vaderschap in de Bijbel. Ik vond honderden uitstekende wetenschappelijke pagina’s over het vaderschap, het patriarchaat, en dergelijke – maar slechts enkele paragrafen over moederschap, matriarchaat, etc.

Wat is er mis met dit beeld? Misschien wordt het moederschap zo weinig begrepen en gewaardeerd omdat onze moeders zo dichtbij ons staan. Zo begrijpen zuigelingen aanvankelijk niet eens dat hun moeder een ander individu is, totdat zij een paar maanden oud zijn. Sommige onderzoekers zeggen zelfs dat kinderen dit pas goed in de gaten krijgen als de borstvoeding wordt gestopt. En ik ben er niet zeker van of we ooit in staat zullen zijn om ons psychisch helemaal van onze moeder los te maken – ook al laten we haar enkele stappen voor ons uitlopen wanneer wij nog tiener zijn.

Wandelen naar het hemels Jeruzalem

Laten we deze ontdekkingstocht dan samen maken. Laten we, met het volk van God, de momenten van de schepping, de zondeval en de beloofde verlossing doorlopen, vanaf het moment dat de wet werd gegeven tot de vestiging van een koninkrijk. Telkenmale zal ons een vaderland beloofd worden, inclusief een stralende koningin die ook een moeder is voor haar volk. Telkenmale zal ons ook een thuis beloofd worden, inclusief een moeder die voor haar kinderen een machtige voorspreekster is. Op het allerbelangrijkste moment zullen we een koningin-moeder aan treffen, die als enige het koninkrijk en het huis van Christus compleet kan maken.

Zelfs wanneer u het gevoel heeft dat u deze reis enkele passen later moet beginnen – op gepaste afstand van de Allerheiligste Moeder uit de geschiedenis – vraag ik u toch om samen met mij en Maria te blijven wandelen naar onze gemeenschappelijke bestemming, onze gezamenlijke woning in het hemels Jeruzalem.

 

HOOFDSTUK 1

Mijn type Moeder

De liefdevolle logica van het moederschap van Maria

Moeders zijn mensen die het moeilijkst te bestuderen zijn. Zij ontsnappen aan ons onderzoek. Ze kunnen slechts als moeders beschouwd worden in relatie tot hun kinderen. Daarop richten zij heel hun aandacht, en daarop willen zij ook onze aandacht richten.

De natuur zorgt ervoor dat moeder en kind in de eerste negen levensmaanden zo nauw met elkaar verweven zijn dat zij nauwelijks als afzonderlijke individuen van elkaar onderscheiden kunnen worden. Hun lichamen zijn voor elkaar gemaakt. Gedurende de zwangerschap delen ze hetzelfde voedsel, hetzelfde bloed en dezelfde zuurstof. Na de geboorte plaatst de natuur het kind aan de borst van zijn moeder voor de voeding. De ogen van het pasgeboren kind 1 zijn slechts in staat om oogcontact te maken met de moeder. De oren van de pasgeborene zijn in staat om de hartslag van de moeder en de hoge tonen van de vrouwelijke stem duidelijk waar te nemen. De natuur heeft er zelfs voor gezorgd dat de huid van de vrouw zachter is dan die van haar man, zodat de gevoelige huid van de baby zich hier beter tegen kan nestelen. De moeder wijst met ziel en lichaam boven zichzelf uit naar haar kind.

Maar hoe dicht de natuur ons ook aan onze moeders bindt, toch blijven zij voor hun kinderen mysterieus. Zij blijven als een mysterie. Met de woorden van G.K. Chesterton’s Father Brown “Iets kan soms te dichtbij zijn om gezien te worden”.

Als Moeder van God is Maria de moeder bij uitstek. Dus, omdat alle moeders ongrijpbaar zijn, geldt dat nog meer voor haar. Omdat alle moeders zich wegschenken, schenkt Maria zich nog méér weg. En omdat alle moeders boven zichzelf uitstijgen, geldt dat in nog grotere mate voor Maria.

Als echte moeder beschouwt Maria geen enkele van haar zegeningen als haar eigen bezit. Zij benadrukt immers dat zij alleen maar doet wat God aan haar gevraagd heeft: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord” (Lc 1,38). Zelfs wanneer zij zich de superioriteit van haar gaven realiseert, onderkent zij dat het gaven zijn: “vanaf heden prijst elk geslacht mij zalig” (Lc 1,48). Van haar kant “prijst” Maria niet zichzelf maar “de Heer” (Lc 1,46).

Hoe moeten wij deze ongrijpbare persoon benaderen, als zij altijd relationeel moet zijn? Hoe kunnen wij deze vrouw gaan bestuderen als zij alle aandacht afbuigt van zichzelf in de richting van haar Kind?

Even nadenken

Om de Moeder van God te begrijpen, moeten wij bij God beginnen. De hele leer over Maria en alle Mariaverering moet beginnen met een solide theologie en een vast vertrouwen in het geloof. Want alles wat Maria is en doet, vloeit voort uit haar relatie met God en haar instemming met zijn goddelijke heilsplan. Zij is zijn moeder, zijn bruid, zijn dochter en zijn dienstmaagd. Wij kunnen haar niet leren kennen als wij niet eerst een duidelijk beeld hebben over Hem – over God, zijn voorzienigheid en de manier waarop Hij met zijn volk omgaat.

Maar dat is niet zo makkelijk als sommigen ons willen doen geloven. Wij zijn immers afhankelijk van de taal die uitdrukking geeft aan ons voorstellingsvermogen, die onzichtbare dingen begrijpelijk maakt door die te vergelijken met zaken die we wel kunnen zien: God is grenzeloos als de hemel; Hij verlicht ons als een vuur; Hij is overal zoals de wind. Of we stellen Gods eigenschappen tegenover die van ons zelf: wij zijn eindig, maar Hij is oneindig; onze macht is beperkt, maar Hij is almachtig.

De meeste mensen gaan, bij hun beschouwing over God, niet verder dan analogie en contrast – en deze zijn, voorzover zij reiken, waar. Maar ze gaan niet ver genoeg. God is louter geest en al onze aardse analogieën schieten tekort om Hem te beschrijven zoals Hij in werkelijkheid is.

Theologie is de manier waarop wij God benaderen met zijn eigen woorden in plaats van die van onszelf. Dus, hoewel het geen gemakkelijke weg is, kunnen wij ons niet voldoende in ons geloof verdiepen, als wij niet bereid zijn om ons in enige mate in de theologie te verdiepen.

De ultieme waarheid over God kan niet van iets anders afhankelijk zijn dan van God zelf. We kunnen God niet vatten in woorden van iets wat, in analogie met de schepping, toevallig gebeurt. God is niet afhankelijk van de schepping voor zijn identiteit. Zelfs zijn benaming als schepper is betrekkelijk en niet absoluut. Alhoewel Hij eeuwig en de schepper is, is Hij niet de eeuwige schepper. Schepping is iets dat plaatsvindt in de tijd en God overstijgt de tijd. Alhoewel de schepping iets is wat door God wordt gedaan, geeft het niet aan wie God is. En hetzelfde geldt voor verlossing en heiliging. Hoewel God verlosser en heiligmaker is, geven deze woorden niet zijn eeuwige identiteit weer, maar veeleer een aantal van zijn werken. Begrippen als “schepper”, “verlosser”, “wetgever” en “heiligmaker” zijn allemaal afhankelijk van de wereld – van iets dat geschapen, verlost, bestuurd en geheiligd moet worden.

Wat is zijn Naam?

Hoe kunnen wij dan God kennen zoals Hij is? Op de eerste plaats omdat Hij zich aan ons geopenbaard heeft. Hij heeft ons zijn eeuwige identiteit kenbaar gemaakt. Zijn Naam. Aan het einde van het evangelie van Matteüs (Mt 28,19) geeft Jezus zijn apostelen de opdracht om te dopen “in de naam” van de heilige Drie-eenheid: de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Opgemerkt zij dat Hij over hen niet spreekt in drie benamingen, maar met één enkele naam. In de cultuur van het oude Israël was de naam van een persoon identiek met zijn identiteit. Deze enkele naam maakt derhalve kenbaar wie God is van alle eeuwigheid. Hij is Vader, Zoon en heilige Geest.

Welnu, je zou hier terecht tegen kunnen inbrengen dat deze benamingen afhankelijk zijn van de schepping. Zijn “Vader” en “Zoon” niet louter analogieën met aardse gezinsrollen?

Neen. In feite geldt juist het omgekeerde. Veeleer zijn de aardse rollen van vader en zoon levende gelijkenissen voor iets wat goddelijk en eeuwig is. God zelf is op de één of andere wijze een eeuwig, volmaakt gezin. Paus Johannes Paulus II heeft dit goed onder woorden gebracht: “God is in zijn diepste wezen niet een eenling, maar een gezin, omdat Hij in zichzelf drager is van het vaderschap, het zoonschap en de essentie van het gezin, dat de liefde is”.

Begrijpt u dat? God lijkt dus niet op een gezin, God is een gezin. Van alle eeuwigheid af beschikt alleen God over de essentiële attributen van een gezin en alleen de Drie- eenheid bezit die in volmaakte vorm. Aardse huisgezinnen beschikken ook over deze attributen, maar in onvolmaakte vorm.

God is wat Hij doet

Toch laat God, die alles overstijgt, de schepping niet volledig in het ongewisse. De schepping vertelt ons iets over zijn schepper. Een kunstwerk laat altijd, op een of andere wijze, iets zien van de aard van de kunstenaar. Zo kunnen wij ook meer leren over wie God is door te kijken naar wat Hij doet.

Dat proces werkt ook omgekeerd. We kunnen meer over de schepping, de verlossing en Gods werken leren, wanneer wij deze bestuderen in het licht van zijn zelfopenbaring. Omdat de Drie-eenheid de diepste dimensie openbaart van wie God is, openbaart deze ons ook de diepste betekenis van wat God doet. In de Catechismus van de Katholieke Kerk (nr. 234) staat: “Het mysterie van de Drie-eenheid is het centrale mysterie van het christelijk geloof en het christelijk leven. Het is het mysterie van God in zichzelf. Het is daarom de bron van alle andere geloofsmysteries, het licht dat hen verlicht”. Dus ons begrip van God als gezin moet daarom ook ons begrip van al zijn werken ten diepste beïnvloeden. In alles wat bestaat kunnen wij – met de ogen van het geloof – een gezinsdoel onderkennen, wat de traditie van de theologie de “voetsporen van de Drie-eenheid” noemt.

Het nadenken over het mysterie van God en over de mysteries van de schepping gaan elkaar dan onderling versterken. De Catechismus zegt: “De werken van God openbaren wie Hij in zichzelf is; en omgekeerd verheldert het mysterie van zijn innerlijk leven ons verstaan van al zijn werken. Zo gaat het op analoge wijze tussen menselijke personen. De persoon toont zich in zijn handelen en hoe beter wij een persoon kennen, des te beter begrijpen wij zijn handelen” (CKK nr. 236).

Sporen van lang geleden liefde

Niet alleen in deze wereld, maar ook – en vooral – in de schriften, die op unieke wijze door God geïnspireerd werden om uitdrukking te geven aan zijn waarheid, vangen wij vluchtige beelden op over God. De Catechismus legt ons verder uit dat God zijn “trinitair wezen” expliciet in het Nieuwe Testament geopenbaard heeft, maar dat Hij ook “sporen van zijn trinitair wezen heeft achtergelaten in zijn openbaring in het Oude Testament” (nr. 237).

De hele Bijbel kan dus beschouwd worden als het verhaal van Gods voorbereiding op, en de vervulling van, zijn grootste werk: zijn definitieve zelfopenbaring in Jezus Christus. De heilige Augustinus zei dat het Nieuwe Testament verborgen is in het Oude en dat het Oude Testament geopenbaard wordt in het Nieuwe. Want de hele geschiedenis was een voorbereiding van de wereld op het moment waarop het Woord vlees zou worden, het moment waarop God tot een menselijk kind werd in de schoot van een jonge maagd uit Nazareth.

Zoals Jezus Christus is ook de Bijbel uniek. Het is het enige boek dat er terecht aanspraak op kan maken dat het zowel menselijke schrijvers als een goddelijke schrijver heeft, de heilige Geest. Jezus Christus is het vleesgeworden Woord van God, volledig goddelijk en toch volledig menselijk – zoals wij allen – met uitzondering van het feit dat Hij zonder zonde was. De Bijbel is het door God geïnspireerde Woord, volledig goddelijk en toch volledig menselijk – zoals elk ander boek – met uitzondering van het feit dat het boek geen dwalingen kent. Zowel Christus als de Schrift, zo zegt het Tweede Vaticaans Concilie, zijn ons gegeven “omwille van ons heil” (Dei Verbum, 11).

Dus als wij de Bijbel lezen, moeten wij deze tegelijkertijd op twee niveaus lezen. Wij lezen de Bijbel in letterlijke zin, zoals we ook alle andere menselijke literatuur lezen. Maar wij lezen de Bijbel ook in geestelijke zin, waarbij wij uitzoeken wat de heilige Geest ons met die woorden wil zeggen (zie CKK nrs. 115-119).

Wij doen dat in navolging van Jezus, die op dezelfde wijze de Schrift las. Hij verwees naar Jona (Mt 12,39), Salomo (Mt 12,42), de tempel (Joh 2,19) en de koperen slang (Joh 3,14) als “tekenen” die Hem voorafbeeldden. Wij zien in het evangelie van Lucas dat Jezus op weg naar Emmaus de leerlingen bemoedigde en hen “beginnend met Mozes uit alle profeten verklaarde, wat in al de Schriften op Hem betrekking had” (Lc 24,27). Na deze geestelijke uitleg over het Oude Testament, zeiden ze tot elkaar : “Brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot”.

Waardoor werd dit vuur in hun harten ontstoken? Door middel van de Schrift had Jezus zijn leerlingen een wereld binnengeleid die hun bevattingsvermogen te boven ging. God, als goede leraar, had het onbekende geïntroduceerd in woorden die zij kenden. Hij had duidelijkheid geschapen met de bedoeling om mensen en instellingen te vormen, die ons het beste op de komst van Christus en de glorie van zijn koninkrijk konden voorbereiden.

Leren typeren

De eerste christenen volgden hun Meester door de Schrift op deze wijze te lezen. In de Brief aan de Hebreeën wordt het oudtestamentische tabernakel met de daarbij behorende rituelen beschreven als “een kopie en een schaduw van de hemelse werkelijkheid” (8,5) en de wet als “een schaduw van de goede dingen die komen moesten” (10,1). De heilige Petrus op zijn beurt merkte op dat Noach en zijn gezin “behouden bleven te midden van het water” en dat “dit een voorafbeelding was van het doopwater, waardoor gij nu gered wordt” (1Pe 3,20-21). Het woord van Petrus dat vertaald is als “voorafbeelden” is in feite het Griekse woord voor “typeren” of “een type maken”. De apostel Paulus, op zijn beurt, beschreef Adam als een “type” van Jezus Christus (Rom 5,14).

Maar wat is een “type”? Een type is een daadwerkelijke persoon, plaats, ding of gebeurtenis in het Oude Testament die iets, wat groter is in het Nieuwe Testament, aankon- digt. Van “type” wordt ook het woord “typologie” afgeleid, de leer die de voorafbeelding beschrijft van Christus in het Oude Testament (Zie Catechismus 128-130).

We moeten er nogmaals op wijzen dat typen geen fictieve symbolen zijn. Het zijn letterlijk echte historische details. Toen Paulus bijvoorbeeld het verhaal over de zonen van Abraham als “een allegorie” interpreteerde (Gal.4,24), suggereerde hij niet dat het verhaal nooit echt had plaatsgevonden. Hij bevestigde het als geschiedenis, maar wel als geschiedenis die een plaats had in Gods heilsplan. Een geschiedenis waarvan de betekenis pas na zijn uiteindelijke vervulling duidelijk werd.

Typologie onthult ons méér dan de persoon van Christus. Het zegt ons ook iets over de hemel, de Kerk, de apostelen, de Eucharistie, de plaatsen waar Jezus geboren en gestorven is en over de persoon van de moeder van Jezus. Van de eerste christenen leren wij dat de tempel in Jeruzalem de hemelse woonplaats van de heiligen in de hemel aanduidde (2 Kor 5,1-2; Apk 21,9-22); dat Israël een voorafbeelding was van de Kerk (Gal 6,16); dat de twaalf patriarchen uit het Oude Testament een voorafbeelding vormden van de twaalf apostelen in het Nieuwe Testament (Lc 22,30); en dat de ark van het verbond een type was van de heilige Maagd Maria (Apk 11,19; 12,1-6.13-17).

Naast de typen uit het Oude Testament die expliciet in het Nieuwe Testament besproken worden, zijn er nog veel meer die impliciet maar voor de hand liggend zijn. Zo volgt bijvoorbeeld de rol, die de heilige Jozef tijdens de eerste levensjaren van Jezus speelt, duidelijk de rol van aartsvader Jozef in het oorspronkelijke leven van Israël. Beide mannen dragen dezelfde naam; beiden worden als “goed” of “rechtvaardig” omschreven; beiden ontvangen in hun dromen openbaringen; beiden zijn verbannen naar Egypte; en beiden verschijnen ten tonele om de weg te banen voor een gebeurtenis die groter was – in het geval van de aartsvader Jozef, de exodus die geleid werd door Mozes, de bevrijder; in het geval van Jozef, de verlossing die tot stand werd gebracht door Jezus, de Verlosser.

Typen van Maria komen overvloedig voor in het Oude Testament. Wij treffen haar aan voorafgebeeld in Eva, de moeder van alle levenden; in Sara, de vrouw van Abraham die op wonderlijke wijze haar kind kreeg; in de koningin- moeder van de Israëlische monarchie, die bij de koning als voorspreekster optrad ten gunste van het volk; en op veel andere plaatsen, op veel andere manieren (bijvoorbeeld Hanna en Ester). Het type dat in het Nieuwe Testament het meest uitgesproken naar voren komt, de ark van het verbond, zal ik in een apart hoofdstuk uitgebreider bespreken. Hier wil ik slechts benadrukken dat, zoals de ark van het verbond vervaardigd werd om het oude verbond in zich te dragen, de Maagd Maria werd geschapen om de draagster te zijn van het nieuwe verbond.

Gezinsaangelegenheden

Het is dat nieuwe verbond, dat door de heilige Maagd Maria in deze wereld werd gebracht, dat in ons leven – in mijn en jouw leven – en in de menselijke geschiedenis alle verschil heeft gebracht. Want verbonden markeren alle beslissende ontmoetingen tussen God en mens. Gods relatie met Israël werd vastgelegd door een verbond, evenals zijn relatie met Adam, Noach, Abraham, Mozes en David. Jezus zelf sprak over zijn verlossend offer als “het nieuwe verbond in mijn Bloed” (Lc 22,20).

Wij horen deze woorden in het eucharistisch gebed van elke Mis, maar vragen wij ons ooit af wat een verbond betekent? Dit is een heel cruciale vraag, een vraag die ons bij het wezen brengt van het christelijk geloof en het christelijk leven. In feite brengt deze vraag ons bij het diepste wezen van God.

Wat is een verbond?2 Die vraag voert ons terug naar de belangrijkste realiteit waar wij eerder in dit hoofdstuk over spraken: het gezin. In het oude Nabije Oosten was een verbond een heilige band van verwantschap, die gebaseerd was op een plechtige eed die iemand in een familierelatie bracht met een andere persoon of stam. Toen God een verbond sloot met Adam, Noach, Abraham, Mozes en David, nodigde Hij geleidelijk een steeds grotere kring mensen uit om tot zijn gezin toe te treden: eerst twee personen, daarna een familie, vervolgens een volk en uiteindelijk alle mensen.

Al deze overeenkomsten leden echter schipbreuk door de ontrouw en de zonde van de mens. God bleef voortdurend trouw, maar Adam, Mozes en David deden dat niet. In feite laat de heilsgeschiedenis ons tot de conclusie komen dat alleen God zich aan zijn verbondsbeloftes houdt. Maar op welke wijze kon de mens zijn verbondsplichten nakomen op een manier die eeuwigdurend zou zijn? Daarvoor was een mens nodig die zonder zonde was en even onveranderlijk als God. Dus, ten behoeve van het nieuwe en eeuwigdurende verbond, werd God mens in Jezus Christus en sloot Hij het verbond waardoor wij deelgenoot werden van zijn gezin: het gezin van God.

Dit betekent veel meer dan zo maar een vriendschapsband met God. Want “God is in zijn diepste wezen… een gezin” 3. God is zelf Vader, Zoon en Geest van liefde – en christenen zijn in het leven van dat gezin opgenomen. In het doopsel zijn wij vereenzelvigd met Christus, gedoopt in de trinitaire naam van God. Wij nemen zijn gezinsnaam aan en dus worden wij zonen in de Zoon. Wij worden opgenomen in het ware leven van de Drie-eenheid, waar wij voor altijd in liefde kunnen leven. Als God een gezin is, dan is de hemel een thuis4; en deze hemel is met Jezus op aarde gekomen.

Het meest functionele gezin

Gods verbondsgezin is perfect en er ontbreekt niets aan. De Kerk beschouwt God als Vader, Jezus als Broeder en de hemel als thuis. Wat ontbreekt er dan nog?

In werkelijkheid ontbreekt er niets. Elk gezin heeft een moeder nodig; alleen Christus kon zijn eigen moeder uitkiezen en, in zijn voorzienigheid, deed Hij die keuze voor heel zijn verbondsgezin. Welnu, alles wat Hij heeft deelt Hij met ons. Zijn goddelijk leven behoort ons toe; zijn huis is ons huis; zijn Vader is onze Vader; zijn broeders zijn onze broeders; en zijn moeder is ook onze moeder.

Want een gezin zonder liefhebbende moeder is niet compleet. In de afgescheiden christelijke kerken, waarbij Maria geen belangrijke rol meer speelt, krijg je onvermijdelijk het gevoel dat je in een vrijgezellenwoning bent: veel te mannelijk; ordelijk maar niet gezellig; functioneel en productief – maar met weinig gevoel voor schoonheid en poëzie.

Maar de hele Schrift, alle types, de hele schepping en onze diepste menselijke behoeften zeggen ons dat geen enkel gezin er zo uit moet zien – en zeker niet Gods eigen verbondsgezin. De apostelen wisten dit en daarom hadden zij zich met Pinksteren in Jeruzalem verzameld rondom Maria. De eerste generaties christenen wisten dit ook en daarom schilderden ze haar beeltenis op de wand van de catacomben en wijdden hun kerken aan haar toe.

Op de oudste iconen wordt Maria bijna altijd afgebeeld met haar kind op haar arm – hetgeen aanduidt dat zij Hem voor altijd naar de wereld draagt, zoals in het twaalfde hoofdstuk van het boek van de Openbaring staat. Als echte moeder wordt zij gewoonlijk afgebeeld terwijl zij naar haar Zoon wijst, maar waarbij zij tegelijkertijd kijkt naar degenen die naar haar opzien, haar overige kinderen. Zij koestert haar kind – want een kind kan zich niet zelf staande houden – evenals zij ons, haar overige kinderen uit deze wereld, koestert en bij Hem samenbrengt.

Wordt vervolgd …