Beste protestanten, de Mis … is de hemel op aarde !!! deel 2 – hoofdstuk 4

Beste protestanten, de Mis … is de hemel op aarde !!! deel 2 – hoofdstuk 4

Wil je het boek “Het bruiloftsmaal van het Lam” van Scott Hanh bestellen …

klik dan hier

DEEL TWEE

DE ONTSLUIERING VAN DE HEMEL

HOOFDSTUK VIER

De dag des oordeels

ZIJN GENADE IS ONVOORSTELBAAR GROOT

Recente generaties schrijvers, die over de Apokalyps schreven, hebben zich gefixeerd op de oorlogen en de beesten in dit boek, omdat deze door hun angstaanjagendheid fascineren. Lezers worden terecht angstig bij de vraag, hoe zo’n streng oordeel in hun leven ten uitvoer zou kunnen worden gebracht. Er zijn er die de veroordelingen in de Apokalyps als te grotesk en aanstootgevend beschouwen, ja, zelfs onverenigbaar met het idee van een barmhartige God.

Toch komt Gods gerechtigheid, evenals Zijn barmhartigheid, overal in de Bijbel voor. Het is een integraal deel van Zijn zelfopenbaring. Het ontkennen van de kracht van het goddelijk oordeel betekent God verlagen tot iets dat minder is dan God en dat maakt ons daarmee minder dan Zijn kinderen. Want iedere vader moet Zijn kinderen orde en tucht bijbrengen en vaderlijke tucht is op zich een daad van barmhartigheid, een uiting van vaderlijke liefde. Om het oordeel in de Apokalyps te begrijpen – en de toepassing ervan op ons eigen leven – moeten wij eerst de band begrijpen die ons met God de Vader verbindt.

Een verbond is een heilige familieband. Wij kunnen zien dat God, door Zijn verbonden met Adam, Noach, Abraham, Mozes, David en Jezus, de familierelatie over steeds meer mensen uitbreidde. Bij elk verbond hoorde een wet, maar het ging niet om arbitraire machtsuitoefening. Deze wetten waren de uitdrukking van vaderlijke wijsheid en liefde. Ieder gezond huishouden kent tenslotte spelregels voor wat wel en wat niet acceptabel gedrag is. Sterker nog, Gods wetten hebben het ons mogelijk gemaakt lief te hebben zoals Hij lief-heeft, te groeien in navolging van de ‘heilige familie’ van de heilige Drie-eenheid. Want Vader, Zoon en Heilige Geest leven eeuwig in volmaakte vrede en gemeenschap.

Als Gods verbond ons tot Zijn familie maakt, dan betekent zonde meer dan een overtreding van de wet. Het betekent gebroken levens en een gebroken huis. Zonde komt voort uit onze weigering ons aan het verbond te houden, onze weigering God lief te hebben zoals Hij ons liefheeft. Door zonde verliezen wij onze status van kinderen van God. Zonde doodt het goddelijk leven in ons.

Het oordeel is dus niet een onpersoonlijk, wettelijk proces. Het gaat om liefde en is iets waarvoor wij zelf gekozen hebben. Straf is ook geen wraakzuchtige handeling. Gods ‘vervloekingen’ zijn geen uitdrukkingen van haat, maar van vaderlijke liefde en tucht. Het is net als zalf van de dokter, die pijn doet maar de wond zal genezen. Het brengt lijden over ons maar het zal helend, herstellend en verlossend zijn. Gods wraak is een uitdrukking van zijn liefde voor zijn eigenzinnige kinderen.

God is liefde (1 Joh 4,8), maar zijn liefde is een alles verterend vuur (Heb 12,29), dat koppige zondaars onverdraaglijk vinden. Gods vaderschap vermindert niet de zwaarte van Zijn toorn en vermindert evenmin de kracht van Zijn gerechtigheid. Integendeel, een liefhebbende vader eist meer van zijn kinderen dan een rechter van een beklaagde verlangt. Maar een goede vader is ook barmhartiger.

Mag ik een getuige oproepen?

Wij moeten de aard van het verbond kennen, als wij de oordelen uit de Apokalyps willen begrijpen. Daarover kunnen geen misverstanden bestaan. Het visioen van Johannes is niet alleen liturgisch, of louter koninklijk, of zuiver militair. Het is een combinatie hiervan, maar het heeft ook juridische aspecten. Het is een scène uit een rechtszaal. Voor bewoners van een moderne democratische rechtsstaat biedt deze combinatie een chaotische aanblik, maar wij moeten niet vergeten, dat de koning in het oude Israël tevens opperbevelhebber was van het leger, opperrechter van het gerechtshof en idealiter ook nog hogepriester. Deze functies werden door Jezus, de goddelijke koning, dan ook vervuld. Dus als Johannes de hemel ziet, betreedt hij tegelijkertijd de tempel, de troonzaal, het slagveld en de rechtszaal. Zoals in elke rechtszaal worden in de Apokalyps getuigenissen van onder ede staande getuigen opgevoerd. “Toen hief de engel… zijn rechterhand op naar de hemel: hij zwoer bij Hem die leeft tot in alle eeuwigheid…” (Apok 10,5-6). Wat verderop in de tekst, in hoofdstuk 11, ontbiedt het hof Mozes en Elia. Hoewel Johannes hen niet bij naam noemt, suggereert hij hun identiteit door over de macht te spreken die deze mannen in het Oude Testament uitoefenden. Bij Elia gaat het om de macht de hemel te sluiten en vuur af te roepen. Bij Mozes is het het vermogen water in bloed te veranderen en plagen af te roepen. Deze twee getuigen (Apok 11,3) vertegenwoordigen de hele Wet (Mozes) en alle profeten (Elia). Door hun aanwezigheid getuigen zij dat het volk van Israël zich volledig bewust was van de verplichtingen van hun verbond met God en van de gevolgen van hun ontrouw.

Andere aanwezigen getuigen door hun leven te offeren. In het Grieks is het woord voor ‘getuige’ martus, waar wij het woord ‘martelaar’ van hebben. Zo ontmoeten wij in hoofdstuk 6 “… onder het altaar de zielen van hen die vermoord waren vanwege het woord van God en het getuigenis dat zij hadden afgelegd” (v. 9). Deze getuigen doen een beroep op de rechter om een snelle voltrekking van het vonnis: “Hoelang nog, heilige en waarachtige Heerser, zult U het oordeel uitstellen en ons bloed niet wreken op de bewoners van de aarde?” (Apok 6,10). Omdat zij dit vanaf het altaar roepen, weten wij dat hun getuigenis waar is en gehoord zal worden. Maar tegen wie getuigen zij? Om die vraag te beantwoorden, moeten wij eerst bezien welke stad de oorzaak en het centrum van vervolging was van de eerste generatie gelovigen van de Kerk. En dat was Jeruzalem.

Door twijfel bevangen

Het lijkt erop dat Jeruzalem terecht staat. God verschijnt als rechter (Apok 22,11), bijgestaan door engelen die op twintig tronen zitten (Apok 20,4). In de hele Apokalyps voltrekken engelen ook vonnissen en zijn zij de voorboden van de komende vernietiging van Jeruzalem, zijn inwoners en de tempel. Johannes beeldt deze gebeurtenis af als een huiveringwekkend paasfeest. Zeven engelen gieten de kelken van Gods toom uit, uitmondend in zeven plagen. Het ledigen van de kelken (soms ‘bekers’ of ‘kommen’ genoemd) is een liturgische daad, een plengoffer op aarde gestort, net als wijn die over de altaren van het oude Israël werd gegoten.

In het licht van de voltooiing van het paasfeest in de Eucharistie worden deze beelden nog treffender. De plagen beschreven in hoofdstukken 15-17 vinden tegen een liturgische achtergrond plaats. De engelen verschijnen met harpen, zijn gekleed als priesters in de hemelse Tempel terwijl zij liederen over Mozes en het Lam zingen (Apok 15). Deze liturgie betekent de dood voor Gods vijanden en daarmee de redding van Zijn Kerk. Daarom roepen de engelen: “Bloed hebben zij vergoten, het bloed van de heiligen en profeten, en bloed hebt Gij hun te drinken gegeven. Zij hebben het verdiend” (Apok 16,6).

Pasen, de Eucharistie en de hemelse liturgie zijn dus tweesnijdende zwaarden. Terwijl de kelken van het verbond leven aan de gelovigen schenken, betekenen zij een zekere dood voor degenen die het verbond afwijzen. Zowel in het Nieuwe Verbond als in het Oude, geeft God de mens de keuze tussen leven en dood, zegen en vloek (vgl. Deut 30,19). De keuze voor het verbond betekent de keuze voor het eeuwig leven in Gods gezin. Verwerping van het Nieuwe Verbond in Christus’ Bloed houdt de keuze voor de eigen dood in. Jeruzalem heeft die keuze tijdens Pasen omstreeks 30 na Chr. gemaakt. Toen voorspelde Jezus in angstaanjagende termen het einde van de wereld en zei: “Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbij gaan voordat dit alles geschied is.” (Mt 24,34). Een generatie (in het Grieks genen) betekende veertig jaar voor de ouden. En veertig jaar later, in 70 na Chr., kwam een wereld ten einde toen Jeruzalem viel.

Verboden vruchten: de druiven zijn zuur

Waarom zou een barmhartige God op deze manier straffen? Hoe kunnen wij zoveel toorn aan het goddelijk Lam toeschrijven, het symbool van mildheid? Omdat Gods gramschap barmhartig is. Maar om deze tegenstelling te begrijpen moeten wij eerst, met enige hulp van Paulus, de psychologie van de zonde onderzoeken.

De manier waarop Paulus het woord ‘toorn’ in zijn brief aan de Romeinen gebruikt is verhelderend. “Maar van de hemel openbaart zich Gods toorn over de goddeloosheid en ongerechtigheid van allen die door hun ongerechtigheid de waarheid onderdrukken. Want wat een mens van God kan weten, is hen bekend; God zelfheeft het hun geopenbaard… Daarom zijn zij niet te verontschuldigen. Want ofschoon zij God kenden, hebben zij God niet de Hem toekomende eer en dank gebracht. Al hun denken is op niets uitgelopen en hun Geest die het inzicht verwierp, werd verduisterd” (Rom 1,18-21).

Zo zou men de ‘zaak’ tegen Jeruzalem voor het hemelse hof kunnen samenvatten: God gaf aan Israël Zijn openbaring, in feite Zijn volle openbaring in Jezus Christus. Maar het volk bracht Hem geen eer of dank. In tegendeel zij onderdrukten de waarheid door Jezus te doden en door Zijn Kerk te vervolgen. Hiermee is ‘de toorn van God tegen Jeruzalem geopenbaard’.

Wat gebeurde er daarna? Wij lezen verder in de brief aan de Romeinen: “Daarom heeft God hen prijsgegeven aan hun onreine begeerte, zodat zij hun eigen lichaam onteren” (Rom 1,24). Wacht eens even: God levert hen over aan hun zonden? Laat Hij hen verder zondigen?

Aan falen verslaafd

Eigenlijk wel, en dat is een schrikbarende uiting van Gods toorn. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat het genot van onze zonden te verkiezen zou zijn boven lijden en rampspoed. Maar dat is niet zo.

Wij moeten begrijpen dat zondigen een daad is die onze familieband met God vernietigt en ons zo van een leven in vrijheid berooft. Hoe dan?

We hebben op de eerste plaats de verplichting om weerstand te bieden aan verleidingen. Als wij daarin falen en wij zondigen, dan zijn wij verplicht onmiddellijk berouw te tonen. Tonen wij geen berouw, dan laat God ons onze gang gaan: Hij laat toe dat wij de natuurlijke gevolgen van onze zonden, het ongeoorloofde genot, ervaren. Als wij dan geen berouw tonen door zelfverloochening en boetedoening, laat God ons in zonde voortleven, waardoor een zondige gewoonte ontstaat die ons verstand aantast en onze wil verzwakt. Wanneer wij eenmaal aan de zonde verslaafd zijn, worden onze waarden omgekeerd. Kwaad wordt ons meest dringende ‘goed’, ons diepste verlangen. Goed wordt als een ‘kwaad’ gezien, omdat het ons dreigt te weerhouden van de bevrediging van onze ongeoorloofde verlangens. Op dat punt aangekomen wordt berouw bijna onmogelijk, omdat, per definitie berouw het afkeren van het kwade naar het goede betekent. Maar inmiddels heeft de zondaar aan goed en kwaad een volledig nieuwe inhoud gegeven. Jesaja zei van deze zondaars: “Wee hen die het kwade goed noemen en het goede kwaad…” (Jes 5,20).

Wanneer wij op deze manier in de zonde volharden en zo ons verbond met God hebben afgewezen, kan alleen de rampspoed ons nog redden. Soms is het meest barmhartige dat God voor een alcoholist kan doen hem bijvoorbeeld zijn auto in puin laten rijden of zijn vrouw bij hem laten weglopen, of wat dan ook om hem te dwingen de verantwoordelijkheid voor zijn daden op zich te nemen.

Wat gebeurt er echter als een heel land in zware zonde, die tot een gewoonte verworden is, vervalt? Hierop is in principe hetzelfde van toepassing. God grijpt in en laat toe dat economische teruggang, verovering van het vaderland, of natuurrampen het volk treffen. Meestal roept een volk dit soort rampen over zich af met zondig gedrag. Maar het zijn in elk geval wel de meest barmhartige oproepen om gewekt te worden. Soms betekent een ramp dat een wereld van zondaars moet verdwijnen. Maar, zoals Jezus zei, “Wat voor nut heeft het voor een mens de hele wereld te winnen als dit ten koste gaat van eigen leven?” (Mc 8,36). Het is beter een zondige wereld vaarwel te zeggen, dan verloren te gaan zonder hoop op berouw.

Als mensen de Apokalyps lezen, worden zij bang van al die aardbevingen, de sprinkhanen, hongersnoden en schorpioenen. Maar de enige reden waarom God dit toelaat, is omdat Hij van ons houdt. De wereld is goed, laat daarover geen misverstand bestaan, maar de wereld is niet God. Als wij ons door de wereld en haar genoegens hebben laten regeren als door een god, dan is het beste wat de ware God doen kan, het weghalen van de hoekstenen onder het fundament van onze wereld.

Orde in de zaal!

Maar de rechtvaardigen en hen die oprecht berouw tonen, wacht een betere wereld. Een goed leven leiden betekent niet dat men geen problemen zal kennen, maar het is wel een leven zonder onnodige zorgen. Rampen treffen christenen, evenals slechte mensen goeds kan overkomen. Maar voor een godvruchtige christen kunnen zelfs rampen hun nut afwerpen, want zij helpen om ons te zuiveren van onze gehechtheid aan wereldse zaken. Misschien zullen wij als wij failliet gaan, ophouden ons zorgen te maken over geld. Pas als wij door onze vrienden verlaten zijn, stoppen wij ermee hen te imponeren. Wanneer het geld op is, kunnen wij terugvallen op het enige dat niemand ons kan ontnemen: onze God.

Wanneer onze vrienden onze telefoontjes niet meer beantwoorden, kunnen wij ons eindelijk wenden tot onze onveranderlijke Vriend, op wie wij geen indruk hoeven te maken, want Hij kent ons door en door.

Want, zoals de Apokalyps ons openbaart, de Rechter heeft het goed met ons voor. Het oordeel is niet alleen voor Jeruzalem bestemd. “De boeken werden geopend. Nog een ander boek werd geopend, het boek des levens. De doden werden geoordeeld naar hun daden, zoals die in de boeken beschreven stonden” (Apok 20,12). Eens zullen u en ik tot ‘de doden’ gerekend worden en zullen wij worden beoordeeld op onze daden. Elders in de Apokalyps zien wij dat de heiligen de hemel binnentreden en “hun daden vergezellen hen” (Apok 14,13). Onze daden maken deel uit van onze verlossing, het zullen inderdaad de feiten zijn op basis waarvan een oordeel over ons wordt geveld.

Meer nog, wij hoeven niet te wachten tot we zijn gestorven om beoordeeld te worden. Elke keer als wij de hemel binnengaan, en dat is tijdens iedere Mis, staan we voor de zetel van de rechter. Ook dan smeken wij om volledige vergeving, en dat is volmaakte gerechtigheid, bij onze hemelse Vader. Ook dan binden wij ons aan ons Verbond met God. Ook dan ontvangen wij de kelk – voor onze redding, of voor ons oordeel.

Wij moeten iedere keer als wij aan het Laatste Oordeel denken en iedere keer als wij de Instellingswoorden horen, aan de volgende woorden van Jezus denken:”Dit is de beker van het nieuwe Altijddurende Verbond, dit is Mijn Bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten…”