Beste protestanten, de Mis … is de hemel op aarde !!! deel 2 – hoofdstuk 3

Beste protestanten, de Mis … is de hemel op aarde !!! deel 2 – hoofdstuk 3

Wil je het boek “Het bruiloftsmaal van het Lam” van Scott Hanh bestellen …

klik dan hier

HOOFDSTUK DRIE

De Apokalyps en Toen!

DE STRIJD OM DE OPENBARING EN HET ULTIEME WAPEN

De laatste grote vuurzee. De slag om Armageddon. De meest sensationele publiciteit over de Apokalyps is de afgelopen jaren veroorzaakt door de beschrijvingen van gevechtsscènes uit het boek. Want deze oorlog is niet als welke andere oorlog dan ook, neen, het is de laatste oorlog en die is inderdaad verschrikkelijk: “Demonische geesten… en naar de koningen van de hele wereld gaan, om hen te verzamelen voor de strijd op de grote dag van God…” (Apok 16,14). Johannes beschrijft een wereldoorlog die tegelijkertijd een buitenaardse oorlog is: “Toen brak er in de hemel een oorlog uit. Michael en zijn engelen moesten oorlogen tegen de draak….” (Apok 12,7). Engelen storten de kelken van Gods toorn uit en sterke legers trekken zich angstig terug. Het aantal slachtoffers is hoog en de rampspoeden strekken zich zelfs over het volk van God uit.

Duisternis schijnt te triomferen.

Futuristen, zoals Hal Lindsey; beweerden dat deze bijzonderheden letterlijk overeenkwamen met de strijd die de wereld rond de millenniumwisseling zou gaan ondergaan. Op vergelijkbare wijze onderscheidden sommige katholieke futuristen een samenhang tussen het getuigenis in het visioen van Johannes, de voorspellingen van Fatima en het nieuws van vandaag.

Ik sluit geen van deze futuristische interpretaties van de strijd in de Apokalyps uit. Misschien zullen alle apokalyptische feiten op een of andere manier geschieden wanneer God dit tijdperk tot een einde brengt. Toch geloof ik niet, dat bij het bestuderen van de Apokalyps deze interpretatie onze hoogste prioriteit moet hebben. De voorspellingen zullen misschien wel van het grootste belang zijn voor hen die leven in de tijd dat de eindstrijd zal plaatshebben. Maar zoiets weten wij nooit zeker. Generaties van eindtijdprofeten zijn ons voorgegaan en zijn gestorven en hebben in de tussentijd kostbare jaren verspild met obsessieve angst voor Napoleon, Hitler, Stalin of een andere dictator, die misschien het voor het einde der tijden voorspelde beest zou kunnen zijn.

Beestachtige heersers komen en gaan; toekomstscenario’s stijgen als rookslierten omhoog om spoedig daarna weer op te lossen, zoals de toekomst van het voorgaande jaar in de geschiedenis vervaagt. Andere betekenissen, uit de Apokalyps blijven in ons achterhoofd hangen, manen ons voortdurend aan, als een persoonlijke oproep.

Botsende beelden

Wat bedoelen wij met de ‘betekenissen’ van de woorden uit de Schrift? Vanaf het begin hebben christelijke leraren over de Bijbel gesproken als een boek met een letterlijke betekenis en met een geestelijke betekenis. De letterlijke betekenis kan een historische persoon, plaats of gebeurtenis beschrijven. De geestelijke betekenis spreekt door middel van diezelfde persoon, plaats of gebeurtenis om een waarheid over Jezus Christus, of over het morele leven, of over het lot van onze ziel, of over alle drie, te onthullen.

De traditie leert ons echter dat de letterlijke betekenis van fundamenteel belang is. Het identificeren van de letterlijke betekenis van de Apokalyps is echter een hachelijke onder- neming en zal ongetwijfeld tot controverses aanleiding ge- ven. Per slot van rekening zijn degenen die het boek uitleg- gen er scherp over verdeeld of het boek gebeurtenissen uit het verleden beschrijft, dan wel gebeurtenissen in de toekomst, of gebeurtenissen uit het verleden en in de toekomst, want de Apokalyps kan op beide van toepassing zijn. De heilige Augustinus noemt dit in zijn boek De Stad van God. Thomas van Aquino geeft blijk van zijn verwarring in de Summa Theologica: “Maar het is niet gemakkelijk te we ten wat deze tekenen kunnen zijn: want de tekenen waarover we lezen… verwijzen niet alleen naar de komst van Christus bij het oordeel, maar ook naar de plundering van Jeruzalem en naar de komst van Christus die onophoudelijk zijn Kerk bezoekt.”

Het interpreteren van de Apokalyps wordt verder bemoei- lijkt, doordat de letterlijke en geestelijke betekenissen in Jo- hannes, visioen lijken samen te smelten. Terwijl het evangelie van Johannes een subtiel kunstwerk is, worden in zijn Apokalyps de symbolen zwaar neergezet. Johannes spreekt bijvoorbeeld van een stad en vertelt dan dat de namen (‘Egypte’ en ‘Sodom’) figuurlijk bedoeld zijn, om daarna, zonder verdere omhaal te schrijven welke stad werkelijk bedoeld wordt (vgl. Apok 11,8). Zelfs als hij een raadsel maakt van de naam van een beest, vertelt hij er duidelijk bij dat hij een raadseltje opgeeft.

Nu moeten wij niet al te fijngevoelig zijn, schijnt Johannes te zeggen. En waarom dan wel? Omdat hij leefde in een tijd van oorlog.

Hoe spoedig is ‘spoedig’?

Johannes zinspeelt in de Apokalyps op de zware beproevingen die de christenen uit zijn tijd het hoofd zouden moeten bieden. Daar hij zelden namen en nooit data noemt, behalve dan dat het ‘de dag des Heren’ was, geven exegeten een lange lijst van duidingen voor de rampspoeden uit de Apokalyps. Zij noemen bijvoorbeeld de val van Jeruzalem en de vernietiging van de Tempel (70 na Chr.); de bloedige vervolging onder keizer Nero (64 na Chr.); de latere vervolging door keizer Domitianus (96 na Chr.); de vroege vervolging van de eerste christenen door de Joden (jaren 50 en 60 na Chr.).

In zekere zin, in de geestelijke betekenis, zijn al deze interpretaties waar, want de Apokalyps moedigt alle christenen aan beproevingen of vervolgingen – zwaar of minder zwaar – te ondergaan. Maar in de letterlijke betekenis gaat het, mijns inziens, in de Apokalyps vooral over de val van Jeruzalem.

Vanaf het begin heeft de Apokalyps een dringende toonzetting: “Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft, om aan zijn dienstknechten te tonen wat spoedig moot gebeuren”, (Apok 1,1). De boodschap wordt in het boek steeds herhaald: “Ik kom spoedig” (vgl. 1,1; 1,3; 3,11; 22,6-7, 10,12,20). Jezus zelf geeft aan dat Hij spoedig zal terugkomen, zelfs voordat een generatie mensen zou zijn gestorven na Zijn verrijzenis. “Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn er onder de hier aanwezigen, die de dood niet zullen ervaren, voordat zij de Mensenzoon zullen zien komen in zijn koninklijke macht.” (Mt 16,28). “Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbij gaan voordat dit alles geschied is” (Mt 24,34).

Vandaag associëren de meesten van ons het ‘spoedig’ met de tweede komst van Jezus aan het einde van de wereld. En dit is zeker waar. Johannes en Jezus spraken beiden over het einde van de wereldgeschiedenis. Ik denk echter dat zij voornamelijk spraken over het einde van een wereld. Hiermee werd gedoeld op de vernietiging van de tempel van Jeruzalem en daarmee het einde van de wereld van het Oude Verbond, met zijn offers en rituelen, zijn hindernissen om de heidenen buiten te sluiten en de scheiding tussen hemel en aarde. Maar de Parousia – de “wederkomst” van Jezus zou meer zijn dan het einde van een tijdperk. Het was een begin, een nieuw Jeruzalem, een nieuw Verbond, een nieuwe hemel en aarde.

Zowel Johannes als Jezus verwijst niet alleen naar een parousia of wederkomst in de verre toekomst, maar ook naar Jezus’ voortdurende parousia, die tijdens de eerste christelijke generatie plaats vond en die ook nu nog voortduurt. Wij moeten niet uit het oog verliezen dat de oorspronkelijke betekenis van het Griekse parousia ‘tegenwoordigheid’, is en dat Jezus’ tegenwoordigheid waarachtig en blijvend is in het heilig Sacrament van de Eucharistie. Dus toen Johannes en Jezus ‘spoedig’ zeiden, bedoelden zij het, naar mijn mening, letterlijk. Want de Kerk is het Koninkrijk dat reeds op aarde aangevangen is en de parousia vindt nog steeds in elke Mis plaats.

Hoeren en geruchten over oorlog

Johannes geeft duidelijk aan dat Jeruzalem de ‘grote stad’ in Apokalyps 11 is. Hij schrijft: “Op het plein van de grote stad, die zinnebeeldig Sodom en Egypte heet, alwaar ook hun Heer werd gekruisigd, zullen hun lijken liggen” (Apok 11,8). In Apokalyps 17,6 wordt de hoer, “… dronken van het bloed der heiligen en het bloed van Jezus’ getuigen”, beschimpt met oudtestamentische scheldwoorden over de ontrouw van Jeruzalem. Ezechiel (vgl. 16,2-63; 23,2-49), Jeremia (2,20; 3,3), Jesaja (1,21) en anderen verketteren de stad als een hoer. Dan zien wij in Apokalyps 20-21 het nieuwe Jeruzalem als een maagdelijke bruid uit de hemel neerdalen nadat de hoerige stad is vernietigd. Let op het contrast tussen de twee steden, de ene een hoer, de andere een maagdelijke bruid. Het ene Jeruzalem neemt de plaats van het andere in.

De autoriteiten van Jeruzalem hebben Jezus Christus gekruisigd. En Jeruzalem was de voornaamste plaats waar de eerste generatie christenen werd vervolgd (vgl. Hnd. 6,8-14; 7,57-60; 8,1-3). De belangrijkste vervolgers waren de priesters en farizeeers, zoals Saulus van Tarsus. In de Handelingen van de Apostelen worden de voortdurende vervolgingen in vele steden buiten Jeruzalem beschreven; maar bijna overal werden de vervolgingen uitgevoerd door Joodse tegenstanders (vgl. Hnd 13,45; 14,2-5, 19; 17,5-9; 13; 18,12-17; 21,27-32).

Een verhaal over vier steden: Sodom, Egypte, Jericho, Babylon

De bijzonderheden van de vernietiging die in de Apokalyps staan beschreven, komen precies overeen met de geschiedenis van de vernietiging van Jeruzalem. In Apokalyps 17-19 laat Johannes een stad zien, die door vuur vernietigd is; Jeruzalem werd helemaal door vuur vernietigd. In hoofdstukken Apok 8-9 beschrijft Johannes ‘de afgrond’, die volgens de joodse traditie onder de hoeksteen van de tempel van Jeruzalem lag.

Er zijn nog meer aanwijzingen, dat Jeruzalem de stad is die in de Apokalyps beschreven staat. De Apokalyps volgt nauwkeurig het boek Ezechiël uit het Oude Testament en de meest opvallende en unieke boodschap van Ezechiël is wel, dat de vloek van het verbond op Jeruzalem zal neerdalen. Wij zien deze vloek in de Apokalyps in vervulling gaan.

Jeruzalem wordt ‘allegorisch Sodom en Egypte genoemd’, zegt Johannes. Wat hadden deze plaatsen gemeen? Het waren beide centra van rebellie tegen het plan van God. Sodom stond Gods verbond met Abraham in de weg; Egypte stond Gods voorgenomen verbond met Mozes en Israël in de weg. Nu is het de beurt aan Jeruzalem om God in de weg te staan wanneer haar leiders de apostelen en de Kerk vervolgen. Dus moest Jeruzalem, net als eerder Sodom en Egypte, wel vallen en in de Apokalyps wordt die val geschilderd in termen van zeven plagen die overeenkomen met de plagen die God op Egypte liet neerkomen (vgl. Apok 17).

Als de stad valt, horen wij nog meer echo’s uit het Oude Testament. Want de grote stad valt bij de stoten van zeven trompetten, geblazen door zeven engelen (Apok 8 en 9). Deze passage uit de Apokalyps volgt nauwgezet het verhaal over de val van Jericho (vgl. Jos 6,3-7). Beide passages beginnen met een stilte, dan volgen de zeven trompetstoten en eindigen met een schreeuw. Jericho stond ook Gods plan in de weg door te trachten het uitverkoren Volk uit het Beloofde Land te houden. Op haar beurt was Jeruzalem, als vervolger van de christenen, een nieuw Jericho en dus moest het vallen.

Verder in de Apokalyps komen de koningen uit de gehele wereld samen voor de strijd “op de grote dag van God, de Albeheerser” (Apok 16,14) op de heuvel Megiddo, ook wel Armageddon genaamd. Deze plaats herinnert aan een ander pijnlijk moment uit de geschiedenis van Israël. In Armageddon werd Josia, de grote koning uit de stam van David, tijdens zijn heilige hervorming van Juda en Jeruzalem in de bloei van zijn leven geveld vanwege de smaad die Manasse God had aangedaan (vgl. 2 Kon 23,28-30). De nederlaag van Josia te Megiddo verzwakte Israëls verdediging en maakte Jeruzalem kwetsbaar voor vernietiging door Babylon. De ironie voor de christenen uit Christus’ generatie is, dat Jezus Christus, evenaIs Josia, een koning uit de stam van David en een hervormer was, die ook volhardde in Zijn gehoorzaamheid maar slaagde waar Josia faalde, namelijk in het vestigen van een nieuw Jeruzalem, en die ook in de bloei van Zijn leven werd geveld. De val van het oude Jeruzalem getuigt hiervan.

Een teken des tijds

Jeruzalem viel inderdaad, toen de legers van de Romeinse keizer Titus de stad belegerden, in het jaar 70 na Chr. De belegering bracht honger, pest en strijd, die wij terugvinden in de verwoestingen, die door de vier engelenruiters van Apokalyps 6 en door de zeven engelentrompetters van Apokalyps 8-9 worden aangericht. Op minder symbolische maar in des te meer grafische termen zijn deze rampen be- schreven in de geschriften van de Joodse historicus Flavius Josephus, een ooggetuige. Josephus beschrijft een Jeruzalem datzo geteisterd was door hongersnood dat de moeders, gek geworden van de honger, hun eigen kinderen opaten.

Toch is er door al deze strijd in de Joodse oorlog geen enkele Christen omgekomen, omdat de gemeenschap van gelovigen naar de bergen aan de andere kant van de Jordaan was gevlucht, naar een plaats genaamd Pella. Wij lezen in Apokalyps 7,1-4 dat deze christenen – 144.000 afkomstig van de twaalf stammen van Israel – gespaard werden, omdat zij “zeen zegel … op hun voorhoofd droegen”. Dit doet denken aan het merkteken dat de overgebleven godsgetrouwen in het boek Ezechiel (vgl. Ez 9,2-4) droegen; het Hebreeuwse woord voor “teken” is ‘tau’, afgekort tot de letter T staat in dit boek beschreven. In 70 na Chr. redde God op dezelfde wijze de rest van Israel, dat gemerkt was met de tau, het teken van het Kruis. Dit ‘bezegelen’ met de tau lijkt op een verwijzing naar het doopsel, want de 144.000 dragen witte gewaden, de traditionele doopkleding en zij zijn “gewassen in het Bloed van het Lam” (het reinigend effect van de dood van het Lam). Zij worden door het Lam naar ‘bronnen van levend water’ geleid (vgl. Joh 3-4,7). De term voor ‘bezegelen’ werd in de vroege Kerk gewoonlijk toegepast op de doop (vgl. Rom 4-6; Ef 1).

De christenen droegen het teken en zij rekenden op hun bondgenoten, de engelen. De Apokalyps maakt duidelijk dat, hoewel iedere gelovige een sterke strijd te voeren heeft tegen bovennatuurlijke krachten, geen enkele Christen ooit alleen strijdt. Tot het einde der tijden strijden Michael en de getrouwe engelen aan de kant van de Kerk en dat is de winnende kant, zoals de Apokalyps ons laat zien.

Christus’ eerste Kerk in Jeruzalem

Een fascinerend en vaak verwaarloosd onderdeel van de vroeg-historische geschiedschrijving is wel, dat het eerste christelijke kerkgebouw, dat op de berg Sion stond, de belegering en de vernietiging doorstaan heeft. In 70 na Chr. lag het Tiende Romeinse Legioen tussen de kerk van Sion en de in brand staande delen van de stad. In 130 na Chr., toen Hadrianus arriveerde om de tweede Joodse opstand neer te slaan, lag Jeruzalem nog in puin, rapporteert Epiphanius, ‘op een paar huizen na, en de kleine kerk van God die op de plaats staat waar de leerlingen naar de bovenzaal gingen.”

Waarom spaarde God van alle heilige plaatsen in en rond de heilige stad juist die bovenzaal? Volgens de overlevering was dit de plaats waar Jezus de Eucharistie instelde, dezelfde plaats waar de Heilige Geest neerdaalde met Pinksteren. Het was dus de plaats waar christenen het eerst gevoed werden voor de dreigende hongersnood, waar zij door de Geest getekend werden om hen te beschermen tegen de komende vernietiging. Deze kerk werd gespaard voor de verder totale vernietiging van Jeruzalem.

Semitische geestelijken

Wij moeten opnieuw de vraag onder ogen zien of de Apoka- lyps van Johannes – en zelfs het Christendom zelf – anti-semitisch of anti-joods is. Staat er in de Apokalyps niet een erg harde analyse van de Joodse oorlog? Schopte Johannes het uitverkoren volk niet, juist toen het al op de grond lag?

Ons antwoord op deze vragen moet een krachtig ‘neen’ zijn. Antisemitisme is geestelijke dwaasheid en het maakt de Apokalyps betekenisloos. Want de profetie van Johannes heeft geen zin, tenzij Israel de eerstgeborene is onder alle naties. AIs onze oudste broer was Israel ons tot voorbeeld.

Dit is heel duidelijk te zien bij een bezoek aan Rome. Daar staat de triomfboog van Titus, die werd opgericht orn de overwinning van deze Romeinse generaal op de Joden te vieren. In steen zijn gevechtsscenes uitgehouwen en soldaten die de roofbuit uit het vernietigde Jeruzalem wegdragen. Daar, tussen de buit, bevindt zich de Menora van de tempel, de zevenarmige kandelaar of luchter.

De afbeeldingen op de triomfboog komen op kille wijze overeen met de boodschap van Jezus in de Apokalyps: “Bekeer u, gedraag u weer zoals vroeger. Zo niet, dan kom Ik naar u toe en neem Ik uw luchter van zijn plaats…” (Apok 2,5). Bedenk, dat Jezus zelf tussen de luchters staat (vgl. Apok 1,12-13). Dus betekende het verwijderen van de luchter het zich verwijderen van Gods tegenwoordigheid zelf. Toch spreekt de Heer hier niet tegen Jeruzalem, maar tegen de kerk van Efese, wier liefde voor Hem was bekoeld. Hij waarschuwt de christenen van Efese dat zij hetzelfde lot zullen ondergaan als dat van hun oudere broer Israel, tenzij zij op hun schreden terugkeren.

De droeve waarheid is dat Efese haar luchter verloor, evenals Smyrna, Pergamum, Thyatira, Sardis, Philadelphia en Laodicea, alle kerkgemeenten die in de Apokalyps genoemd worden. Alle deze steden, ooit welvarende christelijke centra, verloren hun geloof. Nu zijn ze voornamelijk Islamitisch en katholieken hebben een speciale vergunning nodig om er de Mis te mogen vieren.

Bedenk dat Efese de verblijfplaats was van de heilige Maagd Maria, Johannes, Paulus, Barnabas, Timotheus, Apollos, dus een echte eregalerij van personen die allen vermeld staan in het Nieuwe Testament. Toch verloor Efese haar Iuchter, net als Jeruzalem dat eerder was overkomen en andere bloeiende kerken nog later zou overkomen.

Neen, de nederlaag van Israel is geen reden om feest te vieren. Deze zou ons eerder moeten doen sidderen, want het kan ook christenen overkomen; dat is al diverse keren gebeurd en het is waarschijnlijk dat de geschiedenis zich zal herhalen. Als Israel, de eerstgeborene, faalde, dan zullen wij, jonger nageslacht, dat ook doen, als wij trots en zelfingenomen worden.

Dus herhaal ik, anti-semitisme en anti-judaisme zijn geestvernietigend en dwaas. In de woorden van paus Pius XI: “In geestelijke zin zijn we Semieten”. Je kunt geen goede katholiek zijn als je geen genegenheid koestert voor de godsdienst en het volk van Israel.

Verplaats u in hun schoenen

Toch moest het oude Jeruzalem plaatsmaken voor het nieuwe Jeruzalem: een nieuw verbond, een nieuwe schepping, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Na tweeduizend jaar hebben wij christenen het hier wel makkelijk mee, te gemakkelijk eigenlijk. Maar als wij ons in gedachten verplaatsen in de tijd waarin Johannes de Apokalyps schreef, dan zullen wij het visioen over de val van Jeruzalem angstaanjagend vinden. Jeruzalem was per slot van rekening de heilige stad voor de kinderen van Israel. En de eerste christenen waren merendeels Joden. Zij moesten de vernietiging van de tempel aanzien, het mooiste gebouw op aarde, en zij zagen ook de ondergang van het priesterschap, dat duizend jaar terugging en dat door God op de berg Sinai was ingesteld. Jezus weende van harte over Jeruzalem, ook al was het de stad waarvan de overheden Zijn executie beraamden. Voor deze eerste christenen was de vernietiging van Jeruzalem wel degelijk reden tot intense bezorgdheid.

Desondanks gingen Jeruzalem en de tempel inderdaad voor hen verloren. Christenen wilden worden gerustgesteld. Zij wilden een verklaring hebben. Zij hunkerden naar een openbaring van God.

Door Johannes openbaarde God Zijn vastgestelde vonnis over het oude Jeruzalem. De stad had door haar ontrouw; door de Zoon van God te kruisigen en door de jonge Kerk te vervolgen, Gods toorn over zich afgeroepen. Met die wetenschap konden de christenen het verband zien met hun eigen vervolging en begrepen zij waarom zij voor hun hulp en verlossing niet langer naar het oude Jeruzalem moesten omzien.

Nu moesten zij opzien naar het nieuwe Jeruzalem, dat voor Johannes’ ogen neerdaalde uit de hemel. Waar kwam het neer? Op de berg Sion, waar Jezus zijn laatste paasmaal had gegeten en de Eucharistie had ingesteld. De berg Sion, waar de Heilige Geest met Pinksteren over de apostelen was neergedaald. De berg Sion waar christenen tot 70 na Chr. voor de Eucharistie bijeenkwamen en waar het Lam stond met de overgebleven getrouwen van Israel (Apok 14,1) die met het zegel getekend waren als bescherming tegen de komende vernietiging. Het nieuwe Jeruzalem daalde op aarde neer, zoals toen en nu weer, op de plaats waar christenen het Bruiloftsmaal van het Lam vierden.

Het dodende lam

Uit de Mis putten de vroege christenen kracht, temidden van alle vervolgingen. Uit dat ene, eeuwige offer van Jezus Christus zal hulp en redding voor de Kerk komen. In de Mis verenigen de christenen zich met de engelen en heiligen om, zoals in de Apokalyps staat, God te vereren. Tijdens de Mis ontvangt de Kerk ‘het verborgen manna’ als steun in tijden van beproeving (vgl. Apok 2,17). In de Mis stijgen de gebeden van de heiligen op aarde als wierook op, om zich te verenigen met de gebeden van de engelen in de hemel en deze gebeden hebben het ver loop van veldslagen en de loop van de geschiedenis gewijzigd. Dat is het strijdplan in de Apokalyps. Zo heeft het Christendom de overhand gekregen over schijnbaar onoverwinnelijke vijanden, in Jeruzalem en in Rome.

Zelfs na de val van Jeruzalem zouden er andere tegenstanders opstaan om de Kerk van God te vervolgen. In elke tijdperk wordt de Kerk met machtige vervolgers geconfronteerd, die over steeds machtiger legers en wapens beschikken. Toch zullen alle wapens, legioenen en strategieën falen. Grote generaals zullen uiteindelijk aan hun verwondingen sterven. Maar toen het Lam het strijdtoneel betrad, “kropen de koningen der aarde en hun edelen en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen, allen, slaven en vrijen, weg in de spelonken en rotsspleten van de bergen. En zij riepen tot de bergen en tot de rotsen: “Valt op ons en verbergt ons voor het aanschijn van Hem die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam’. Want gekomen is de grote dag van hun toorn. Wie kan dan standhouden?” (Apok 6,15-17).

De Kerk is het leger van het Lam, de machten van Sion die bij de vernietiging van Jeruzalem gespaard zijn. Het leger van het Lam haalt zijn kracht uit het hemels bruiloftsmaal.