Beste protestanten, de Mis … is de hemel op aarde !!! deel 2 – hoofdstuk 2

Beste protestanten, de Mis … is de hemel op aarde !!! deel 2 – hoofdstuk 2

Wil je het boek “Het bruiloftsmaal van het Lam” van Scott Hanh bestellen …

klik dan hier

HOOFDSTUK TWEE

Wie is wie in de Hemel?

DUIZENDEN ACTEURS EN FIGURANTEN

Op een plaag van antichristelijke pulpfilms in de jaren zeventig na, heeft Hollywood zelfs niet getracht om een Apokalyps-film op het scherm te brengen, terwijl de evangeliën en het boek Exodus wel verfilmd zijn. Misschien zijn sommige onderdelen wel te raar, bloederig, gewelddadig en extravagant, zelfs voor Hollywood.

Of misschien werden de regisseurs er wel van weerhouden vanwege het enorme aantal acteurs en figuranten dat nodig zou zijn voor een verfilming van de Apokalyps. Dan spreken we nog niet van de kosten van de noodzakelijke trucages. Cecil B. DeMille wist zich in De Tien Geboden tevreden te stellen met een bezetting van enkele duizenden personen. Voor de Apokalyps zouden echter letterlijk honderdduizenden acteurs nodig zijn. Misschien is het wel het dichtstbevolkte boek van de Bijbel.

Wie zijn deze personages, die Johannes’ aardse en hemelse taferelen bevolken? In dit hoofdstuk zullen wij proberen hen wat beter te leren kennen.

Maar ik moet eerst iets opbiechten: ik ben bang dat ik mij op glad ijs begeef. Er is wellicht geen onderwerp dat geleerden, predikanten en hobbyisten meer fascineert of obsedeert dan de identificatie van de dieren, enge beesten, engelen en mensen uit dit boek.

De herkenning van deze wezens door de lezer hangt goeddeels af van zijn gekozen interpretatiemethode. De school van de ‘futuristen’ heeft exegeten geïnspireerd om de beesten achtereenvolgens bijvoorbeeld met Napoleon, Bismarck, Hitler en Stalin te identificeren. De ‘preteristen’, die menen dat de profetieën van de Apokalyps reeds in de eerste eeuw in vervulling zijn gegaan, neigen ertoe de beesten met een Romeinse keizer, of Rome, of Jeruzalem te identificeren. Een derde invalshoek, die ook wel de ‘idealistische’ wordt genoemd, beschouwt de Apokalyps als een allegorie van de geestelijke strijd die iedere gelovige moet voeren. Volgens weer een andere visie, de ‘historicistische’, zou de Apokalyps Gods blauwdruk zijn van de geschiedenis van de mensheid, van het begin tot het einde.

Welke visie volg ik? Eigenlijk allemaal. Er is geen reden waarom zij niet allemaal tegelijk waar kunnen zijn. De rijkdom van de Schrift is grenzeloos. De vroege christenen leerden dat de heilige tekst vier niveaus heeft en dat deze niveaus, als in een symfonie, tegelijk Gods ene waarheid verkondigen. Als ik al aan een visie de voorkeur moet geven boven een andere, dan is het de ‘preteristische’. Maar, ik herhaal het, ik verwerp geen van de andere visies. Wat deze visies verenigt, is wat ons allemaal aan Christus bindt: het Nieuwe Verbond, bezegeld en hernieuwd door de eucharistische Dienst.

Vanuit de Apokalyps komt een patroon tevoorschijn van verbondenheid, verval, oordeel, en verlossing en dit patroon beschrijft een specifieke periode uit de geschiedenis, maar het beschrijft ook elke periode uit de geschiedenis en bovendien de hele geschiedenis, en de levensloop van ieder van ons.

Johannes evangelist, schrijver, en… ?

Ik schreef al dat er behoorlijk wat onenigheid is over de vraag of Johannes wel de schrijver is van de Apokalyps. Dit debat, hoe interessant het ook moge zijn, is slechts bijzaak in onze studie over de Mis en de Apokalyps.

Eén ding is wel duidelijk: de tekst associeert zich expliciet met Johannes (Apok 1,4; 9; 22,8). En ‘Johannes’ in het Nieuwe Testament – ook bij de vroege Kerkvaders – betekent de Apostel Johannes.

Uit de boeken blijkt inderdaad dat, ook als deze niet van dezelfde schrijver zouden zijn, zij in ieder geval uit dezelfde gedachteschool voortkomen. Want de Apokalyps en het vierde evangelie houden zich met vrijwel dezelfde theologische problemen bezig. Beide boeken vertonen een behoorlijke kennis van bijzonderheden over de tempel te Jeruzalem en de rituelen. Beide benadrukken het beeld van Jezus als het ‘Lam’, het offer van het nieuwe Pasen (zie Joh 1,29.36 en Apok 5,6). Bovendien is de overeenkomst in de gebruikte terminologie in het evangelie van Johannes en de Apokalyps groot en is deze binnen het Nieuwe Testament zeer specifiek voor deze twee teksten. Bijvoorbeeld, alleen in het vierde evangelie en de Apokalyps wordt aan Jezus als ‘het Woord van God’ (Joh 1,1; Apok 19,13) gerefereerd en alleen in deze twee boeken wordt het Nieuwe Verbond als ‘in de geest van’ beschouwd (Joh 4,23; Apok 1,10). Ook wordt alleen in deze twee boeken over de verlossing gesproken in termen van ‘levend water’ (Joh 4,13; Apok 21,6). En er zijn nog vele andere overeenkomsten.

De identificatie van de auteur Johannes met de apostel Johannes is alleen al van belang, omdat het ons inzicht verschaft in de beeldende kracht van de Apokalyps. In het evangelie bijvoorbeeld, wordt Johannes de ‘geliefde leerling van Jezus’ genoemd (zie Joh 13,23; 21,20; 24). Johannes was de apostel, die het meest vertrouwelijk met de Heer omging; hij lag Hem letterlijk het meest na aan Zijn hart. Johannes leunde tegen Jezus’ borst bij het Laatste Avondmaal. Maar in de Apokalyps, waar hij Jezus in volle glorie en met al Zijn alomtegenwoordige en heilige macht zag, viel Johannes als dood voor Zijn voeten neer (Apok 1,17). Dit zijn voor ons, die vandaag de ‘geliefde leerlingen’ willen zijn, belangrijke feiten. Hoewel wij naar een groeiende vertrouwensrelatie met Jezus moeten streven, kunnen wij het ons eigenlijk niet veroorloven met Hem in gesprek te komen, totdat wij Jezus zien zoals Hij is, in Zijn alles overtreffende heiligheid.

De identiteit van Johannes is ook belangrijk in verband met de aardse problemen die in de Apokalyps aan de orde komen. Volgens de overlevering zou de apostel Johannes bisschop van Efese zijn geweest en Efese is een van de zeven kerken die in de Apokalyps worden aangehaald. De kerken worden gelijkgesteld met gemeenten, die alle zeven binnen een straal van 90 km van elkaar in Klein-Azië lagen. Waarschijnlijk was dit het ambtsgebied van Johannes. Wij begrijpen nu ook waarom Johannes als bisschop uitverkoren was om een dergelijke herderlijke boodschap, zoals in de Apokalyps staat, de brieven aan de zeven kerken, over te brengen (Apok 2 en 3).

‘Het Lam’

Dit is de favoriete aanspreektitel en het beeld voor Jezus Christus in de Apokalyps. Hij regeert (1,13); Hij staat bij de Menorah, gekleed als hogepriester (1,13); Hij is ‘de eerste en de laatste’ (1,17), de heilige (3,7), ‘Heer der heren en Koning der koningen’ (17,14). Maar op de allereerste plaats is Jezus het Lam.

Het Lam is, volgens de Katechismus van de Katholieke Kerk, “de gekruisigde en verrezen Christus, de enige hogepriester van het ware heiligdom, dezelfde die offert en geofferd wordt, die geeft en gegeven wordt” (vgl. nr. 1137).

Als Johannes het Lam voor de eerste keer ziet, zoekt hij eigenlijk naar een leeuw. Niemand is in staat de zegels van de boekrol te verbreken en de inhoud ervan te onthullen. Johannes barst in tranen uit. Een van de oudsten spreekt hem moed in: “Ween niet. De Leeuw uit de stam Juda, de Wortel van David, Hij heeft overwonnen: Hij mag het boek openen en de zeven zegels verbreken” (Apok 5,5).

Johannes kijkt rond op zoek naar de Leeuw van Juda, maar in plaats hiervan ziet hij… een Lam. Lammeren zijn sowieso niet erg machtig en dit Lam staat erbij “alsof het geslacht was” (Apok 5,6). Wij hoeven hier niet alles te herhalen wat al in hoofdstuk twee besproken is. Wat duidelijk moet zijn, is dat Jezus hier een offerlam is, net als het paaslam.

De oudsten (presbyteroi, priesters) zingen vervolgens dat het offer van Christus Hem in staat heeft gesteld de zegels van de boekrol – het Oude Testament – te verbreken. “Waardig zijt Gij het boek te nemen en zijn zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen gekocht voor God met uw bloed uit elke stam en taal en volk en natie”(Apok 5,9). Hemel en aarde brengen dan lof aan Jezus en aan God: “Aan Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam zij de lof en de eer en de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen!… En de oudsten vielen in aanbidding neer” (Apok 5,13-14).

Het Lam is Jezus. Het Lam is ook een ‘mensenzoon’, gekleed als hogepriester (Apok 1,13). Het Lam is slachtoffer; het Lam is God.

De Vrouw bekleed met de zon

Johannes’ visioen van de vrouw die met de zon is bekleed (Apok 12), vormt de kern van het boek Apokalyps. Het toont, met vele betekenissen in verschillende gradaties, een gebeurtenis uit het verleden als voorafbeelding van een andere gebeurtenis die in het verschiet ligt. Het is zowel een samenvatting van het Oude Testament als de voltooiing van het Nieuwe Testament. Het openbaart de hemel, maar in aardse beelden.

Het visioen van Johannes begint met het opengaan van Gods tempel in de hemel: “de ark van zijn Verbond werd zichtbaar in zijn tempel” (Apok 11,19). Misschien kunnen wij het verrassingselement van deze zinsnede niet goed inschatten. Men had de ark van het verbond al vijf eeuwen niet meer gezien. Tijdens de Babylonische ballingschap had de profeet Jeremia de ark op een plaats verborgen die “onbekend moet blijven totdat God zijn volk weer samenbrengt en het zijn barmhartigheid toont” (2 Mak 2,7).

Deze belofte wordt in het visioen van Johannes waargemaakt. “Toen ging de tempel van God in de hemel open, en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel, en er dreunden donderslagen, vergezeld van bliksemstralen en aardbeving en zware hagel.” (Apok 11,19). En even verder: “Er verscheen een groot teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger…” (Apok 12,1-2).

Johannes zou de ark niet ten tonele hebben gevoerd om hem onmiddellijk daarop weer te vergeten. Ik geloof – met de kerkvaders – dat wanneer Johannes de vrouw beschrijft, hij de ark van het nieuwe verbond bedoelt. En wie is die vrouw? Zij is degene, uit wie het mannelijk kind geboren wordt dat over de naties zal regeren. Het kind is Jezus; Zijn moeder is Maria.

Wat maakte de oorspronkelijke ark zo heilig? Niet het goud dat de buitenkant bekleedde, maar de Tien Geboden erin, de Wet die met Gods vinger op stenen tafelen was geschreven. Wat lag er nog meer in de ark? Manna, het wonderbrood dat het volk op hun tocht door de woestijn gevoed had, en Aarons bloeiende staf als teken dat hij hogepriester was (zie Num 17).

Wat maakt de nieuwe ark heilig? De oude ark bevatte Gods woord in steen; Maria droeg in haar schoot het Woord van God, die mens werd en onder ons heeft geleefd. De ark bevatte manna; Maria droeg het levende Brood dat uit de hemel was neergedaald. In de ark lag ook de staf van de hogepriester Aaron. De schoot van Maria bevatte de eeuwige hogepriester, Jezus Christus. In de hemelse tempel is Jezus het Woord van God, en de ark waarin Hij verblijft, is Maria, Zijn Moeder.

Als het mannelijke kind Jezus is, dan is Maria de vrouw. Deze lezing werd door nuchter denkende kerkvaders als Athanasius, Epiphanius en vele anderen aangehouden. Maar de uitdrukking ‘de vrouw’ betekent nog meer. Zij is de ‘dochter van Sion’, die de Messias van Israël heeft voortgebracht. Zij is ook de Kerk, door Satan belegerd, maar die veilig behouden is. Zoals ik al eerder schreef: de rijkdom van de Schrift is grenzeloos.

Andere geleerden betogen dat Maria niet de vrouw kan zijn, omdat zij, volgens de katholieke traditie, geen weeën heeft gekend. De kwellingen van de vrouw hoeven geen fysieke pijn te zijn geweest. Paulus gebruikte het woord geboorteweeën bijvoorbeeld om de folterende pijn te beschrijven die hij moest verduren, totdat de leerlingen de gestalte van Christus zouden hebben aangenomen (vgl. Gal 4,19). Dus zou het lijden van de vrouw het geestelijk lijden kunnen zijn, het lijden dat Maria aan de voet van het kruis onderging, toen zij de moeder van alle ‘geliefde leerlingen’ werd (vgl. Joh 19,25-27).

Anderen werpen tegen dat Maria de vrouw niet kan zijn, omdat de vrouw in de Apokalyps nog andere kinderen heeft en de Kerk leert dat Maria eeuwig maagd was. Maar de Schrift gebruikt dikwijls de term ‘nageslacht’ (in het Grieks sperma) om de geestelijke afstammelingen van iemand aan te duiden. De kinderen van Maria, haar geestelijk nageslacht, zijn zij “die de geboden van God en het getuigenis van Jezus trouw bewaren” (Apok 12,17). Wij zijn het andere nageslacht van de vrouw. Wij zijn de kinderen van Maria.

In de Apokalyps wordt Maria dan ook afgebeeld als de ‘Nieuwe Eva’, moeder van alle levenden. In de tuin van Eden beloofde God om vijandschap te stichten tussen Satan, de oude slang, en Eva, en tussen Satans kroost en het hare (vgl. Gen 3,15). In de Apokalyps zien wij nu deze vijandschap tot een climax komen. Het kind van de nieuwe vrouw, Maria, is de zoon, Jezus Christus, die is gekomen om de slang te verslaan. In het Hebreeuws betekent nahash zowel draak als slang.

Dit is de overweldigende leer van de kerkvaders, kerkleraren, heiligen en pausen van de oude en de hedendaagse Kerk. Het is de leer van de Katechismus van de Katholieke Kerk (zie nr. 1138). Toch moet ik stellen, dat veel bijbelgeleerden deze leer heden ten dage niet meer volgen. Degenen die het ermee oneens zijn moeten echter wel met bewijzen komen. Paus Pius X nam het in zijn encycliek Ad Dient Illum Laetissimum op voor de traditie:

“Iedereen weet dat deze vrouw de maagd Maria voorstelde… Johannes zag daarom de Heiligste Moeder van God al in eeuwig geluk, terwijl zij in mysterieuze barensnood verkeerde. Wiens geboorte was het? Het was zeker onze geboorte die – in ballingschap – tot Gods volmaakte liefde en tot het eeuwig geluk opgewekt moesten worden.”

Het eerste beest

Omdat de aanvallen van de draak op de vrouw en haar zoon geen succes hebben, richt hij zich op haar nageslacht en op allen die zich aan de geboden van God houden en die getuigen van Jezus. De draak roept zijn eigen afstammelingen op, twee afschrikwekkende beesten. Wonderlijk genoeg schijnen deze afzichtelijke monsters, temidden van alle hoopvolle en indrukwekkende beelden van de Apokalyps, de meeste be-langstelling op te wekken. Filmmakers en tele-evangelisten staan veel langer stil bij het cijfer 666 dan bij de zee van glas of de Leeuw van Juda.

Ik voel mij gedwongen om de werkelijkheid van deze monsters te benadrukken. Het zijn symbolen, maar niet alleen symbolen. Het zijn echte geestelijke wezens, leden van de satanische ‘onderwereld’, demonische personen die het politieke lot van naties in handen hadden en corrumpeerden. Johannes beschrijft twee afschuwelijke beesten. Maar ik geloof dat de beesten die hij zag, nog afschuwelijker waren dan hij hen beschreef.

In een groot deel van de Apokalyps, maar vooral in hoofdstuk vier en vijf, beschrijft Johannes de werkelijkheid achter de Mis. Nu beschrijft hij op een soortgelijke wijze zonde en kwaad. Net zoals onze handelingen in de liturgie verbonden zijn met onzichtbare hemelse zaken, zijn onze zondige daden verbonden met hels kwaad. Wat wil God in de Mis van ons maken? Een koninkrijk van priesters dat door zijn heiligende offergaven regeert. Wat wil Satan van zijn kant met deze beesten bereiken? Hij wil Gods heilsplan ondermijnen door zowel het koninkrijk als het priesterschap te corrumperen. Dus toont Johannes ons op de eerste plaats de duivel die het wereldlijke gezag, de staat, corrumpeert. Vervolgens laat hij ons de duivel zien die het religieuze gezag corrumpeert.

Eerst over het eerste beest: Uit zee komt een afzichtelijk zevenkoppig monster met tien horens boven water, een angstaanjagende combinatie van luipaard, leeuw en beer. De horens symboliseren macht, de diademen (of kronen) koningschap. Het monster ontvangt van de draak macht en het koningschap. Wij vergissen ons echter als wij dit beest zouden identificeren met het koningschap in het algemeen. Nee, het beest vertegenwoordigt corrupt politiek gezag, van welke soort dan ook.

Het is dan ook verleidelijk om het beest als symbool te beschouwen voor Rome, of de Herodiaanse dynastie, die Rome in het Heilig Land in stand hield. Zeker, het Rome uit de tijd van Johannes is typerend voor het soort regering dat het beest vertegenwoordigt. Maar zo’n simpele beschrijving doet aan het monsterlijke van het beest tekort. In werkelijkheid is dit beest een combinatie van de vier beesten uit een visioen van de profeet Daniël in het Oude Testament (vgl. Dan 7). Ik volg hier de kerkvaders die van mening waren dat Daniëls beesten duidden op vier heidense koninkrijken: Babylon, Medo-Perzië, Griekenland en tenslotte het Romeinse rijk, die alle voor de komst van Christus Gods volk vervolgden.

Het zevenkoppige beest uit de Apokalyps is dus het symbool voor corrupte politieke macht. Want mensen beschouwen staatsmacht nog steeds als de grootste macht op aarde en zeggen net als de mensen in de Apokalyps: “Wie kan daar tegen vechten?” Uit angst voor deze macht – of uit verlangen er deel van uit te kunnen maken – compromitteren mensen zich voortdurend door het aanbidden van de draak en het beest. Het meest aansprekende voorbeeld uit de geschiedenis van de mensheid, wat betreft het zich aanmatigen van Gods voorrechten, is Rome met de Caesars. Zij eisten letterlijk de aanbidding op die alleen aan God toekomt. Zij voerden oorlog tegen de heiligen, en vervolgden bloedig degenen die de keizer niet wilden aanbidden.

Ik herhaal maar weer dat het beest niet alleen Rome voorstelt, of alleen maar de stromannen van Rome, de Herodianen. Het beest verwijst ook naar elk ander corrupt regime, naar elke staat die zichzelf boven Gods geboden plaatst. Meer dan dat, het beest vertegenwoordigt de corrumperende spirituele kracht achter deze instellingen.

Het tweede beest

Dit beest komt uit de aarde voort en heeft de horens van een lam. Het beeld van het lam is schokkend, omdat wij het inmiddels met heiligheid zijn gaan associëren. Volgens mij gebruikt Johannes dit beeld opzettelijk, want dit beest staat symbool voor het verdorven priesterdom in het Jeruzalem van de eerste eeuw.

De eerste aanwijzing is dat dit beest uit ‘de aarde’ voortkomt, wat in oorspronkelijk Grieks ook ‘de grond’ of ‘het land’ kon betekenen, als tegenstelling tot ‘de zee’, die heidense beesten voortbrengt (vgl. Dan 7). Verder deed Johannes waarschijnlijk verslag van de ultieme compromittering van de priesterlijke autoriteiten, een gebeurtenis die nog maar een paar jaar daarvoor had plaatsgevonden. Op een indringend historisch moment had het godsdienstige gezag loyaliteit betuigd aan het corrupte burgerlijke gezag, in plaats van aan God. Jezus, het Lam van God, de hoogste Koning en Hogepriester, stond voor Pontius Pilatus en de hogepriesters van de Joden. Pilatus zei tot de Joden: “Hier is uw koning!” Waarop zij riepen: “Weg met Hem, weg met Hem! Kruisig Hem!” Pilatus vroeg: “Zal ik dan uw koning kruisigen?” De hogepriesters antwoordden:” Wij hebben geen andere koning dan de keizer!” Het was inderdaad de hogepriester Kajafas zelf, die het eerste over Jezus’ offer voor het volk sprak als zijnde ‘politiek correct’ (vgl. Joh 19,12-16).

Dus hebben zij Christus verworpen en de keizer tot hun leider verheven. Zij verwierpen het Lam en aanbaden het beest. Caesar was natuurlijk wel de leider van het bewind en als zodanig verdiende hij respect (vgl. Lc 20, 21-26). Maar Caesar wilde meer dan respect. Hij eiste een verering met offergaven, die de hogepriesters hem brachten toen zij hem het Lam van God overdroegen.

Oppervlakkig gezien lijkt het beest wel op een lam. Maar wij zien dat het niets anders doet dan het na-apen en belachelijk maken van het zaligmakende werk van het Lam. Het Lam staat er alsof het geslacht is; het beest ontvangt een dodelijke wond, maar herstelt. God plaatst het Lam op de troon, terwijl de draak het beest op de troon plaatst. Zij die het Lam aanbidden, ontvangen Zijn teken op hun voorhoofd (Apok 7,2-4). Zij die het beest aanbidden dragen het teken van het beest.

Dit voert ons tot de moeilijke vraag: wat voor teken heeft het beest? Johannes vertelt ons dat het om de naam van het beest gaat, of om het getal van zijn naam. Wat is het? Johannes antwoordt raadselachtig: “Nu komt het aan op scherpzinnigheid! Wie inzicht heeft, kan het getal van het beest uitrekenen. Het duidt een mens aan, en het getal van die mens is 666″ (Apok 13,18).

Enerzijds zou dit getal de Romeinse keizer Nero kunnen betekenen, wiens naam in het Hebreeuws inderdaad als waarde zeshonderd zesenzestig heeft. Toch zijn er nog vele andere mogelijkheden. Bedenk dat 666 het aantal gouden talenten was, dat koning Salomo jaarlijks van de naties opeiste (vgl. 1 Kon 10). Bedenk ook dat Salomo de eerste priester-koning was sinds Melchisedek (vgl. Ps 110). Voorts zegt Johannes, dat voor het onderkennen van de identiteit van het beest ‘scherpzinnigheid’ vereist is, wat sommige deskundigen beschouwen als een verdere verwijzing naar Salomo, die om zijn wijsheid bekend stond.

Tenslotte kan 666 geïnterpreteerd worden als een ontaarding van het getal zeven, dat in de traditie van Israël volmaaktheid, heiligheid en het Verbond betekent. De zevende dag, bijvoorbeeld, was door God heilig verklaard en was bestemd voor rust en eredienst. Het werk werd in zes dagen gedaan, dit werd echter geheiligd in de offerdienst, die met de zevende dag werd gesymboliseerd. Het getal 666 stelt dus een man voor die op de zesde dag is blijven steken en het beest dient door zich met handel bezig te houden (vgl. Apok 13,17) en die ook geen tijd over heeft voor het bijwonen van de eredienst. Alhoewel werk heilig is, wordt het zondig als de mens verzuimt het aan God te offeren.

Toch moet één ding duidelijk zijn. Deze interpretatie kan voor geen enkele christen aanleiding zijn om antisemitisme te rechtvaardigen. De Apokalyps laat overduidelijk de waardigheid van Israël zien, van de tempel, de profeten en de verbonden. De Apokalyps zou ons veeleer aanleiding moeten geven om ons erfgoed in Israël nog meer te waarderen en ons een nuchterder kijk geven op onze eigen verantwoordelijkheid tegenover God. Hoe goed leven wij ons verbond met God na? Hoe trouw zijn wij aan ons priesterschap? Het boek vormt een waarschuwing voor ons allen.

De boodschap van het beest is deze: wij strijden tegen geestelijke krachten, immense, ontaarde, kwaadwillende krachten. Wij zouden het afleggen, als wij het alleen tegen hen zouden moeten opnemen. Maar er is goed nieuws: er is een manier waarop wij op een overwinning kunnen hopen. De oplossing moet in verhouding tot het probleem staan, geestelijke kracht tegenover geestelijke kracht, verheven schoonheid tegenover foeilelijke afzichtelijkheid, heiligheid tegenover ontaarding, liefde tegenover boosaardigheid. De oplossing is de Mis, wanneer de hemel de aarde raakt om onze belegerde aarde te redden.

Engelen

Wij staan niet alleen in de strijd. In Apokalyps 12 lezen we over ‘Michaël en zijn engelen, die streden tegen de draak’ (vgl. Apok 12,7).

Toen God de engelen schiep, maakte Hij hen vrij, en zij moesten daarom een soort proef ondergaan, net als ons aardse leven een proef is. Niemand weet wat deze proef was, maar sommige theologen speculeren dat de engelen een beeld van de Menswording werd gegeven en dat erbij werd verteld, dat zij de mensgeworden Godheid, Jezus, en Zijn moeder moesten dienen. De trots van Satan kwam in opstand tegen de Geest, die de verbintenis met het mensgeworden Woord had aangenomen, en hij zei: “Ik wil niet dienen!” Volgens de kerkvaders voerde hij een derde van de engelen in deze opstand aan (vgl. Apok 12,4). Michaël en zijn engelen wierpen hen de hemel uit (vgl. 12,7-8).

In de hele Apokalyps zien wij dat de hemel nogal dicht bevolkt is met engelen. Zij aanbidden God onophoudelijk (Apok 4,8). Zij waken over ons. In hoofdstuk 2 en 3 wordt uitgelegd dat iedere kerk zijn engelbewaarder heeft. Het moet ons, parochianen van deze kerken, geruststellen, omdat wij de hulp van deze engelbewaarders kunnen inroepen.

De in hoofdstuk vier genoemde ‘vier levende wezens’, worden gewoonlijk als engelen beschouwd, alhoewel zij zich vanuit menselijk oogpunt als dieren voordoen. Deze wezens zouden dezelfde kunnen zijn die in de tempel van Jeruzalem op het voorhangsel voor het Heilige der Heilige waren geborduurd.

Hoewel engelen uit de hemel zich voor het menselijk oog in lichamelijke vorm presenteren, hebben zij geen echte lichamen. Hun naam betekent ‘boodschapper’ en de fysieke kenmerken symboliseren gewoonlijk een aspect van hun natuur of hun zending. Vleugels geven de snelheid aan waarmee zij zich tussen hemel en aarde bewegen. De vele ogen duiden op hun kennis en waakzaamheid. Veelogige, zesvleugelige engelen klinken in eerste instantie wel angstaanjagend, maar als wij aan hen denken in termen van snelheid en waakzaamheid, zullen we ons spoedig gerustgesteld voelen. Dit zijn wezens waarop wij kunnen vertrouwen als de draak onze vrede in gevaar brengt.

In de Apokalyps komen ook engelen voor als ruiters (hfdst. 6), die Gods oordeel over ontrouwe mensen bijwonen (vgl. Zach 1,7-17). Een groot deel van wat in deze hoofdstukken wordt beschreven kan in verband gebracht worden met de gebeurtenissen rond de val van Jeruzalem in 70 na Chr. Maar deze passage kan ook na de eerste eeuw relevant zijn, zolang de aarde nog op het oordeel wacht.

De engelen uit de Apokalyps beheersen de elementen, de wind en de zee, om Gods wil uit te voeren (hfdst. 7). In hoofdstuk 7, 8 en 9 wordt duidelijk dat engelen machtige strijders zijn en dat zij voortdurend strijd voeren aan de kant van God, die – als wij trouw zijn – ook aan onze kant staat.

Martelaren, maagden en andere mensen

Maar er zit meer in de Apokalyps dan slechte beesten en indrukwekkende engelen. In feite zijn de meeste figuren gewone mensen, honderdduizenden, zelfs miljoenen, gewone christenen, mannen en vrouwen. Eerst zien wij de 144.000 van de twaalf stammen van Israël (12.000 van elke stam), de overgeblevenen die Gods bescherming (zijn ‘teken’) ontvingen, die bij de vernietiging van Jeruzalem de bergen zijn ingevlucht. Vervolgens beschrijft Johannes de ontelbaren ‘uit elke natie’ (Apok 7,9). Na twintig eeuwen Christendom, overal op aarde beleden, kunnen wij ons vandaag de dag geen voorstelling maken van de schokkende uitwerking van dit visioen van Israëlieten, die met heidenen en mensen die met engelen God aanbidden. Voor de eerste lezers van Johannes waren dit elkaar uitsluitende groepen. Bovendien bevinden al deze groepen zich in het Heilige der Heiligen in de hemel, waar voorheen niemand dan de Hogepriester werd toegelaten. Het volk van het Nieuwe Verbond kan God van aangezicht tot aangezicht verheerlijken.

Wie treffen wij nog meer aan? In hoofdstuk 6 ontmoeten we de martelaren, die werden vermoord vanwege hun geloofsovertuiging. “Ik zag onder het altaar de zielen van hen die vermoord waren om het woord van God en het getuigenis dat zij hadden afgelegd” (Apok 6,9). Waarom bevonden zij zich onder het altaar? Wat ligt er gewoonlijk onder het altaar van de aardse tempel? Als priesters van het Oude Testament dierenoffers brachten, kwam het bloed van de offerdieren onder het altaar terecht. Als priesterlijk volk offeren zij (en wij) ons leven hier op aarde – het ware altaar – als offer aan God. Het ware offer is dan niet een dier, het is elke heilige die getuigt (in het Grieks martyria) van zijn trouw aan God. Ons offer – het bloed van de martelaren – roept God op tot zuivering. Hoe symbolisch is het dan ook dat de Kerk vanaf het begin de relikwieën van martelaren, hun beenderen en as, in de altaren geplaatst heeft. Eerder in dit boek stond al dat de oudsten (presbyteroï) in het hof van God op tronen gezeten zijn.

In Apokalyps 14,4 ontmoeten wij ook een groot aantal mannen die celibatair zijn gebleven. Dit is ook zeer ongebruikelijk in de antieke wereld, het kwam zelden voor in Israël of in heidense culturen en het komt sinds de protestante reformatie ook minder voor in het christelijke westen. Toch noemt Johannes deze celibatairen een echt leger, wat waarschijnlijk meer met Gods heilsplan strookt (vgl. 1 Kor 6-7).

Op aarde zoals in de hemel

Wij hoeven niet erg ver van huis te gaan om de rollen van de personages in de Apokalyps te identificeren. In feite staat de betekenis die God ons wenst te laten zien dikwijls openlijk in de tekst, al willen wij deze niet altijd begrijpen. Als ik aan mijn jaren van studie van de Apokalyps als protestant terugdenk, verbaas ik mij erover hoe mijn geloofsgenoten en ik soms heel duidelijk Russische helikopters afgebeeld zagen in de horde sprinkhanen en tegelijkertijd ontkenden wij met alle kracht dat Maria, “de vrouw bekleed met de zon” kon zijn, die een mannelijk kind baarde dat de wereld redde. Bij het lezen van de Apokalyps moeten wij steeds de verleiding weerstaan om het buitengewone te benadrukken en het voor de hand liggende terzijde te schuiven.

Ik zeg het opnieuw: In de Schrift ligt de diepste betekenis dikwijls erg na aan ieders hart en ligt de meest omvattende toepassing ervan heel dicht bij huis.

Waar op aarde kunnen wij eigenlijk een universele Kerk vinden die God aanbidt op een manier die met het visioen van Johannes overeenkomt? Waar kunnen we priesters vinden, die in gewijde gewaden voor een altaar staan? Waar ontmoeten wij mensen die het celibaat onderhouden? Waar horen wij engelen aanroepen? Waar vinden wij een kerk die de relieken van haar heiligen in haar altaren bewaart? Waar looft de kunst ‘de vrouw, gekroond met de sterren, onder haar voeten de maan, die de kop van de slang verplettert’? Waar bidden gelovigen om de bescherming van de aartsengel Michaël?

Waar anders dan in de Katholieke Kerk, en met name in de heilige Mis?