Beste protestanten, de Mis … is de hemel op aarde !!! deel 2 – hoofdstuk 1

Beste protestanten, de Mis … is de hemel op aarde !!! deel 2 – hoofdstuk 1

Wil je het boek “Het bruiloftsmaal van het Lam” van Scott Hanh bestellen …

klik dan hier

 

DEEL TWEE

DE ONTSLUIERING VAN DE HEMEL

 

HOOFDSTUK EEN

“Ik keerde mij om en zag”

DE ZIN VAN DIE VREEMDE VISIOENEN

De eerste vier hoofdstukken waren het gemakkelijke deel van het boek. Per slot van rekening hebben de meeste katholieken nog wel iets met de Mis. Zij zijn met de gebeden en het ceremonieel vertrouwd, ook zelfs wanneer zij deze slaperig over zich heen hebben laten gaan. In dit deel ‘keren wij ons om’ (Apok 1,12) om uit te zoeken waarvan vele katholieken zich afgewend hebben, soms uit angst, soms uit frustratie.

De Apokalyps of Openbaring, het laatste boek van de Bijbel, lijkt inderdaad een heel vreemd boek te zijn. Het staat vol met angstaanjagende strijdtonelen en alles verterend vuur, rivieren vol bloed en met goud geplaveide straten. Het boek lijkt in alle hoofdstukken het gezonde verstand en de goede smaak te tarten. Laten wij maar eens een beroemd voorbeeld nemen, de sprinkhanenplaag. Johannes vertelt: “De sprinkhanen zagen er uit als paarden, ten oorlog toegerust. Het leek of zij op hun koppen gouden kronen droegen; hun gezichten deden denken aan die van de mensen; zij hadden haar als vrouwenhaar en tanden als die van leeuwen. Hun borstschilden geleken ijzeren harnassen, en het gedruis van hun vleugels was als het dreunen van wagens met veel paarden, die ten strijde snellen. En zij hadden staarten als schorpioenen, en ook angels; en in hun staart was hun macht om de mensen kwaad te doen, vijf maanden lang” (Apok 9, 7-10).

Wij weten niet of wij nu moeten lachen of schreeuwen van angst. Wij zouden Johannes eerbiedig willen vragen: “Begrijp ik het goed? U zag langharige sprinkhanen met leeuwentanden en mensengezichten… en zij droegen gouden kronen en een harnas?” De verlokking is groot om de Apokalyps nu maar helemaal niet te lezen en tegen God te zeggen dat wij hier op aarde nog urgente afspraken hebben.

Ik wil niet ontkennen dat de details van de Apokalyps buitengewoon vreemd zijn. Maar ik wil u uitnodigen mij te vergezellen bij een onderzoek, zodat u, zoals ik eens deed, zult ontdekken dat er wel degelijk een boodschap zit in die vreemde beelden en uitdrukkingen.

Besmet of een smet?

Toen ik de Apokalyps begon te bestuderen was ik protestant, evangelisch van richting, calvinistisch op theologisch gebied. Net als vele evangelisten vond ik de Apokalyps fascinerend. Het is natuurlijk een bijbelboek en ik hield mij aan de geloofsregel sola Scriptura (alleen de Schrift). Maar de Apokalyps neemt ook nog een opvallende plaats in als laatste boek van de Bijbel, Gods ‘laatste woord’, als het ware. Op de derde plaats vond ik de Apokalyps het meest geheimzinnige en cryptische bijbelboek dat er is en dat vond ik te fascinerend om te laten schieten. Ik zag de Apokalyps als een puzzel die God mij uitdaagde op te lossen, als een code die erom vroeg ontcijferd te worden.

Ik had vele medestanders. Tegen het einde van het tweede millennium, breidde zich onder mijn evangelische broeders een ware golf van huisvlijt uit om de Apokalyps te verklaren. Bij elke gang naar de boekwinkel ontdekte ik nieuwe en nog meer belovende onthullingen over de Apokalyps.

Dat is niet altijd zo geweest onder de protestante exegeten. De allereerste protestant, Maarten Luther, vond de Apokalyps volstrekt bizar. Hij was zelfs een tijdlang van mening, dat de Apokalyps niet in de Bijbel thuishoorde, omdat, zo zei hij, ‘een openbaring moet openbaren’. Maar de Apokalyps is altijd onthullend, omdat de vooroordelen, angsten en ideologische richting van elke uitlegger erdoor ontmaskerd worden.

De Apokalyps blijft voor christenen een soort Rorschach- vlek. Pastores proberen eerst orde in de tekst te ontwaren. Doorgaans is dat een vruchteloze inspanning, want het boek heeft niet de gebruikelijke grondbeginselen van een literair werk zoals een langs conventionele lijnen opgebouwd verhaal of argumentatie. Omdat zij geen betoogtrant kunnen ontdekken, proberen zij er hun eigen argumentatie aan op te leggen. Dat is ook min of meer hetzelfde patroon dat ik tijdens mijn jaren als protestants theologiestudent en predikant volgde. Het is gebruikelijk dat een bijzonder detail de verbeelding aanspreekt en dan als sleutel voor de ontcijfering van het hele boek wordt gebruikt. Het begrip ‘millennium’ bijvoorbeeld, dat alleen in hoofdstuk 20 van de Apokalyps staat, kan bijvoorbeeld alles wat men in hoofdstukken 1 t/m 19 en 21 t/m 22 leest, vertekenen.

Millenniumbug

Terwijl dit boek wordt geschreven is het ‘millennium’ de favoriete sleutel waarmee evangelisten en fundamentalisten zij de Apokalyps willen ontcijferen. Het boek De planeet die Aarde heette van Hal Lindsey uit 1970, sloeg in als een bom. Hij heeft hiermee een nieuw genre gelanceerd, want het werd het op een na best verkochte boek in de laatste dertig jaar. Bij de laatste telling waren er minstens 35 miljoen exemplaren verkocht, in vijftig talen. Lindsey beweerde dat de profetieën uit de Apokalyps een nauwkeurige voorspelling waren van gebeurtenissen in de toekomst, een toekomst die zich in de jaren zeventig begon te ontplooien. Hij zag de vreemde beelden uit de Apokalyps precies overeenkomen met personen, plaatsen en gebeurtenissen, die toen het nieuws haalden. Rusland was bijvoorbeeld het beest en ook Gog en Magog pasten in het beeld van de Sovjet Unie. Lindsey voorspelde dat de Sovjets zich op Palestina zouden storten. Maar Jezus zou terugkeren, hen afslachten en een duizendjarig koninkrijk in Jeruzalem vestigen.

Lindsey stond niet alleen. In feite steunde ik hem een paar jaar krachtig, zij het met wat nuanceverschillen, en hoorde ik duidelijk tot het kamp van de ‘futuristen’, van de eindtijd- profeten. Binnen deze stroming is er veel onenigheid over wanneer deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden en welke beesten uit de Apokalyps overeenkomen met welke wereldleiders. ‘Futuristen’ zijn het er ook niet over eens of christenen een tijd van ‘verdrukking’ zullen moeten meemaken en wanneer het duizendjarige rijk van Christus zal aanbreken. Sommigen hebben nieuwe begrippen als ‘heenvoering’ ontwikkeld om de wonderbaarlijke ingrepen te beschrijven die zij voor de eindtijd voorzien. Bij de heenvoering, stellen zij, zal God Zijn uitverkorenen in de wolken opnemen om met Hem te leven (vgl. 1 Thess 4,16-17).

Jarenlang graasde ik in deze weiden rond, maar vond er geen echte voldoening. Iedere keer bleek het dat een predikant zich in een fragment vastbeet, bijvoorbeeld in het getal van het beest, en dat zijn hele interpretatie van de Apokalyps zou draaien om de identificatie van dat getal met iemand die in het nieuws was. Maar in de jaren zeventig en tachtig verschenen wereldleiders op het toneel en verdwenen weer, stortten rijken ineen en met iedere van het toneel verdwenen leider of ingestorte staat zag ik weer een grandioze theorie in duigen vallen.

Geleidelijk ontdekte ik een belangrijker reden voor mijn ontgoocheling. Zou God de Apokalyps van Johannes zo geïnspireerd hebben, dat deze twintig eeuwen duister en onverklaarbaar slapend achter in de Bijbel zou rusten – tot de tijd gekomen was en wereldrampen zouden plaatsvinden? Nee, de Apokalyps was bedoeld om te openbaren en de onthullingen moesten voor alle christenen van alle tijden zijn bedoeld, ook voor de oorspronkelijke lezers uit de eerste eeuw.

Mijn Oerknal

De ‘futuristen’ zijn er – ondanks hun veelheid van inzichten – niet in geslaagd alle invalshoeken voor de interpretatie van de Apokalyps te vinden. Sommigen (de ‘idealisten’), waren van mening dat het boek slechts een metafoor was van de strijd binnen het geestelijk leven. Anderen meenden dat de Apokalyps een plan voor de geschiedenis van de Kerk weergaf. Weer anderen betoogden dat het boek eenvoudig een gecodeerde beschrijving was van de politieke situatie van de christenen in de eerste eeuw. De voorstanders van deze visie waren van mening dat de Apokalyps de gelovigen ertoe moest aansporen standvastig in het geloof te blijven, want Gods wraak werd voorspeld voor hen die de Kerk vervolgden. Ik vond in deze argumenten wel wat van waarde, vooral als er een verband met enkele verzen werd aangegeven, maar geen enkel argument voldeed aan mijn verlangen het betoog van Johannes volledig te doorgronden.

Hoe meer ik de commentaren op de Apokalyps bestudeerde, hoe beter ik bepaalde bijzonderheden erin begon te begrijpen, maar hoe minder ik van het boek in zijn geheel begreep. Toen ik bezig was met ander onderzoek, stootte ik op een verborgen schat, die voor iemand die de Schrift leest vanuit een traditie die maar vierhonderd jaar teruggaat, wel verborgen moest blijven.

Ik begon de kerkvaders, de christelijke theologen en leraren uit de eerste acht eeuwen kerkgeschiedenis te lezen en vooral hun commentaren op de Bijbel. Ik liep steeds tegen mijn onwetendheid aan telkens als de kerkvaders naar iets verwezen waar ik eigenlijk niets over wist: de liturgie. Het was interessant te ontdekken dat in deze oude werken veel bijzonderheden over de Apokalyps stonden en dan ook nog in een zinvolle samenhang. Terwijl ik mij verder verdiepte in de exegetische geschriften van de kerkvaders over de Apokalyps, zag ik dat velen van hen reeds toen al een duidelijk verband legden tussen de Mis en de Apokalyps. Feitelijk was het voor de meeste eerste christenen al een vast gegeven: de Apokalyps was zonder kennis van de liturgie niet te begrijpen.

Zoals ik al in hoofdstuk 1 schreef, begonnen de vele puzzelstukjes van dit raadselachtige boek pas op hun plaats te vallen toen ik naar de Mis ging. Al snel begreep ik de betekenis van het altaar in de Apokalyps (Apok 8,3), de geestelijken in hun liturgische gewaden (4,4), de kaarsen (1,12), de wierook (5,8), het manna (2,17), de bekers (hfdst. 16), de zondagsdienst (1,10), de voorname plaats die de heilige maagd Maria inneemt (12,1-6), het ‘Heilig, Heilig, Heilig’ (4,8), het Gloria (15,3-4), het Kruisteken (14,1), het alleluja (19,1; 3; 6), de Schriftlezingen (hfdst. 2-3) en het ‘Lam Gods’ (zeer vaak). Dit zijn geen onderbrekingen in het verhaal of zo maar wat details; zij zijn wezenlijk voor de Apokalyps.

Waarom toch?

De Apokalyps was dus geen versluierde waarschuwing voor de geopolitiek in de jaren zeventig, of een gecodeerde geschiedenis van het Romeinse Rijk in de eerste eeuw, of een instructieboek voor het einde der tijden. Het ging op de een of andere manier over het ware sacrament dat deze ‘bijbelchristen’ tot de volle wasdom van het katholieke geloof zou gaan brengen.

Maar er rezen nieuwe vragen. Was ik in de Apokalyps al over het ‘wat’ in oude liturgische teksten gestruikeld, nu zat ik nog met enkele levensgrote ‘waaroms’. Waarom zo’n vreemd verhaal? Waarom een profetie en niet een liturgische tekst? Waarom werd de Apokalyps uitgerekend aan Johannes toegeschreven? Waarom en wanneer was het boek geschreven?

De antwoorden kwamen bovendrijven toen ik het tijdperk waarin de Apokalyps werd geschreven en de liturgie die toen in gebruik was nader ging onderzoeken.

Hemel en aarde in het klein

Vele kleine bijzonderheden van de profetie van Johannes worden pas duidelijk wanneer wij het boek proberen te benaderen zoals de oorspronkelijke lezer dat gedaan zou hebben. Stel dat wij Grieks sprekende Joodse christenen zouden zijn uit Johannes’ tijd en dat wij zouden wonen in een stad in een Romeinse provincie van Azië. In dat geval zouden wij, dankzij onze regelmatige bedevaarten, waarschijnlijk de plattegrond van Jeruzalem wel kennen. Jeruzalem was buitengewoon belangrijk voor de lezers van Johannes. Het was de hoofdstad en het economisch centrum van het oude Israël, maar ook het centrum van cultuur en wetenschap van het land. Jeruzalem was echter vooral het spirituele hart van de Israëlieten. Stelt u zich eens een moderne stad voor, die tegelijkertijd de hoofdstad van de Verenigde Staten, Washington, Wall Street, Oxford en het Vaticaan zou zijn. Dat is Jeruzalem voor een Jood uit de eerste eeuw.

In de stad Jeruzalem zouden wij ons het meest tot de tempel aangetrokken voelen, voor de Joden in de hele wereld was dat het centrum van het religieuze en culturele leven. Jeruzalem was niet zozeer een stad met een tempel, als wel een tempel met een stad eromheen gebouwd. Voor vrome Joden was de tempel, meer nog dan een plaats van aanbidding, een schaalmodel van de hele schepping. Was het universum gemaakt als Gods heiligdom met Adam als zijn priester, zo was de Tempel er om deze orde te herstellen met de priesters van Israël als dienaren voor het Heilige der Heiligen.

Als Joodse christenen zouden wij de tempel onmiddellijk uit de beschrijving van de hemel in de Apokalyps herkennen. In de tempel stonden, net als in de hemel bij Johannes, de Menora (zeven gouden kandelaars, Apok 1,12) en het gouden wierookvat bij het altaar (8,3-5) dat voor het Heilige der Heiligen stond. In de tempel sierden vier gebeeldhouwde cherubijnen de muren, net zoals er vier levende wezens in Johannes’ hemel voor de troon van God dienen. De vierentwintig ‘oudsten’ uit Apokalyps 4,4 (in het Grieks presbyteroi, waarvan het woord ‘priester’ is afgeleid) symboliseren de vierentwintig levieten die iedere dag in de tempeldienst deden. De ‘glazen zee, kristal gelijk’ (Apok 4,6) was de grote tempelvijver van gepolijst brons met ruim 40.000 liter water erin. In het midden van de tempel uit de Apokalyps stond, net als in de tempel van Salomon, de ark van het verbond (Apok 11,19).

De Apokalyps openbaarde niet alleen de tempel, maar aan vrome Joden en Joodse bekeerlingen tot het christendom werd nog veel meer onthuld. Want de tempel met zijn pracht en praal verwees naar een hogere werkelijkheid. Net als Mozes (zie Ex 25,9) had ook koning David het ontwerp voor de tempel van God Zelf ontvangen: ‘Dit alles staat in een geschrift dat ik van de Heer heb ontvangen waarin Hij mij aanwijzingen heeft gegeven voor de uitvoering van het bouwplan’ (1 Kron 28,19). De tempel moest naar de vorm van het hemelse hof gebouwd worden: “U hebt mij bevolen om een tempel te bouwen op Uw heilige berg en een offeraltaar in de stad van Uw verblijf: een afbeelding van de heilige tent, die U al vanaf het begin bereid hebt”(Wijsh 9,8).

Van imitatie naar participatie

Volgens het oude Joodse geloof was de eredienst in de Tempel van Jeruzalem een weerspiegeling van de aanbidding van de engelen in de hemel. Het priesterschap van de Levieten, de liturgie van het Verbond en de offers dienden als versluierde voorstellingen van hemelse beelden.
Toch bracht de Apokalyps iets anders, iets meer. Daar waar Israël in navolging van de engelen bad, zo aanbad de Kerk van de Apokalyps samen met de engelen (zie 19,10). Terwijl alleen de priesters toegang tot de heilige plaats van de tempel van Jeruzalem hadden, toonde de Apokalyps een priesterlijke natie (zie 5,10; 20,6), die altijd in de aanwezigheid van God woont.

Er zou niet langer een hemels oertype en een aardse imitatie zijn. De Apokalyps openbaarde nu een eredienst, waaraan mensen en engelen samen deel zouden nemen!

Uit de as verrezen

Geleerden zijn het er niet over eens wanneer de Apokalyps geschreven werd. Schattingen lopen uiteen van de late jaren 60 tot de late jaren 90 na Chr. Vrijwel allen zijn het er over eens dat de maten die Johannes van de tempel opgaf (Apok 5,5) wijzen op een datum voor het jaar 70 na Chr., omdat er na dat jaar geen tempel meer stond om op te meten.

In ieder geval kwam de offerdienst van het Oude Verbond definitief ten einde met de vernietiging van de tempel en het met de grond gelijk maken van Jeruzalem in 70 na Chr. Voor de Joden in de hele wereld was dat een ontzagwekkende ramp, die het laatste oordeel van de ‘kosmische tempel’ aan het einde der tijden aankondigde. Na 70 na Chr. zou er geen rook meer omhoog stijgen van de lammeren van Israëls brandoffers. De Romeinse legioenen hadden de stad en het heiligdom, die de zin van het bestaan voor de Joden in Palestina en in de diaspora betekenden, tot een puinhoop gereduceerd.

Johannes beschrijft in zijn visioen niets minder dan het verdwijnen van de oude wereld, het oude Jeruzalem, het Oude Verbond en de schepping van een nieuwe wereld, een nieuw Jeruzalem, een Nieuw Verbond. Bij de nieuwe wereldorde hoorde een nieuwe eredienst.

Het is moeilijk om de klanken uit het evangelie van Johannes niet te horen weerklinken. “Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen” (Joh 2,19). “Er komt een uur dat men niet meer op die berg daar en ook niet in Jeruzalem de Vader zal aanbidden… dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid” (Joh 4,21.23). In de Apokalyps worden deze voorspellingen waargemaakt: de nieuwe tempel wordt geopenbaard als het mystieke Lichaam van Christus, de Kerk, en de aanbidding vindt plaats ‘in de geest’, in het nieuwe en hemelse Jeruzalem.

Daarom is het ook eenvoudig te begrijpen waarom de vroege christenen het gescheurde tempel voorhangsel zo theologisch en liturgisch belangrijk vonden. Het voorhangsel scheurde op het beslissende moment dat het lichaam van Christus verscheurd werd. Toen Jezus het aardse offer van Zijn lichaam voltooide, maakte God de wereld duidelijk dat het voorhangsel van ‘de tempel’ was verwijderd. Nu kon iedereen die in de Kerk was samengebracht op de dag des Heren in Zijn tegenwoordigheid treden.

“Broeders en zusters, door het bloed van Jezus hebben wij vrije toegang gekregen tot het heiligdom. Hij heeft voor ons een nieuwe, levende weg gebaand door het voorhangsel heen, dat is zijn aardse gestalte… Laten we elkaar in het oog houden om met elkaar aan te sporen tot liefde en goede daden. Wij moeten niet wegblijven van onze bijeenkomsten… laten we elkaar moed inspreken, en dit te meer naarmate u de grote dag dichterbij ziet komen” (Heb 10,19- 20; 24-25).

‘In de Geest op de dag des Heren’ zag Johannes iets wat overweldigender was dan enig verhaal of betoog zou kunnen weergeven. Hij zag dat een deel van de wereld al was opgenomen in een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Enkele eeuwen later begon ook ik mij om te keren en ‘zag’.