Preek op 11-12-2022, 3e zondag van de Advent, jaar A, pastoor Frank Domen

Preek op 11-12-2022, 3e zondag van de Advent, jaar A, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom. We hebben de derde kaars aangestoken. Er zijn weer enkele nieuwe herders in de stal gearriveerd, met een paar schapen. Ook wij bereiden ons voor op de komst van de Heiland. Hij is Degene, die ons beschadigde innerlijk kan genezen.

Wij hebben allemaal zaken meegemaakt, die … ons vertrouwen in mensen hebben beschadigd of ons geloof in de Kerk. Wij hebben wonden opgelopen.

Wij horen in de eerste lezing echter hoe in de toekomst dorre woestijnen zullen pronken met lelies, hoe slappe handen gesterkt zullen worden.

Zeggen wij God en Jezus en Maria welke onze wonden zijn. Vragen wij onze goddelijke Heiland om genezing, in de schuldbelijdenis, en overal in deze viering waar een stukje vreugde doorklinkt. Zeggen wij God waar wij pijn hebben. Voelen wij zijn warme geborgenheid. Zien wij het naderende licht. Wachten wij geduldig totdat het aankomt.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer onze God, altijd zijt Gij bezorgd om ons geluk. Geduldig en getrouw bereidt Gij uw volk voor op de komst van de Heiland. Doorbreek onze onmacht, ontsluit ons hart; dat wij onbevangen Hem erkennen die midden onder ons zal komen: Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer. Die leeft en heerst … Amen.

Kinderwoorddienst

Preek

Broeders en zusters, in het evangelie horen wij over Johannes de Doper, die in de gevangenis zit en in die plaats van duisternis hoort hij over de werken van Jezus Christus. Het is niet zo vreemd, dat mensen op zo’n duistere plek vragen gaan stellen, aan zichzelf en aan anderen, en misschien ook aan God.

Israël heeft meer dan duizend jaar op de beloofde Redder gewacht. De profeten hebben altijd naar de toekomst gewezen. De psalmen van het Oude Testament zongen van een heerlijke toekomst, die op handen was. De offers en de eredienst van de Joden waren altijd vol mysterieuze aanduidingen omtrent de Machtige, die zou komen.

Is deze Jezus Christus nu werkelijk de vervulling van alle verwachtingen, vraagt Johannes de Doper zich in de gevangenis af? Is Hij Degene naar wie men al die eeuwen hoopvol heeft uitgezien? Waarom stelt Hij dan zijn leerlingen nederlagen, vervolgingen en zelfs de dood in het vooruitzicht? Waarom houdt Hij zijn tegenstanders niet in bedwang? Waarom gaat Hij niet te werk als een alles meeslepende storm? Een laaiend vuur, dat alle kwaad verteert? Waarom kan men aan Hem weerstand bieden en nog wel aanhoudend, zodat Hij tenslotte moet wijken? Is dat nou de Koning der koningen!? De Rechter van de wereld!? De Vredevorst!? Of is Hij misschien ook één van de velen, die van de komende dingen spreken? Wijst ook Hij over Zichzelf heen naar de toekomst? In de duisternis van zijn eenzame cel spoken al deze vragen Johannes de Doper door het hoofd.

Dit soort vragen hebben vandaag de dag ook veel mensen m.b.t. de Kerk. Is de Kerk werkelijk de voortlevende Christus? Waarom straalt haar glans dan niet helderder? Waarom klinkt haar boodschap dan niet zegevierend? Waarom weet zij het pleit niet te winnen? Waarom kent zij – evenals de aardse koninkrijken – de golfbewegingen van ups en downs? Waarom zijn sommige altaren met stof bedekt, omdat er geen Eucharistie meer wordt gevierd? Waarom kan men de vermoeidheid van de gezichten van veel gelovigen aflezen? Waarom zijn de boden van de Kerk zo alledaags? – Laten we in ieder geval niet over elkaar oordelen. De apostel Jakobus vraagt ons in de tweede lezing elkaar niet aan te klagen. We kunnen na deze heilige Mis een biechtspiegel, een gewetensonderzoek, meenemen. Dan kunnen we naar onszelf kijken: wat doe ik goed en wat doe ik (nog) niet goed? – Mensen vragen zich af of de onstuimige kracht van de Kerk is gebroken? Is de Kerk werkelijk het antwoord op de raadsels van de wereld en de oplossing van de problemen? Of moeten wij iets anders verwachten?

Het antwoord van Jezus Christus is zonneklaar. Híj is Degene, die moet komen. Híj is de vervulling van de profeten. Híj brengt het Rijk Gods. Na Hem komt er geen ander. “Kijk maar”, zegt Jezus Christus tegen Johannes de Doper, “blinden zien, lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen.”

Eigenlijk is Johannes de Doper zelf ook een bewijs, dat Jezus Christus de beloofde Redder is, want Johannes is de Voorloper. De echt allerlaatste wegbereider en de mensen zijn dan ook massaal – veel meer dan bij vroegere profeten – uitgetrokken om zich door Johannes te laten dopen.

Dit Rijk van God is zó groots, zegt Jezus Christus, dat al het voorafgaande erbij verbleekt. Het kleinste lid van het Rijk van God is zelfs groter dan de toch zeer verheven persoon van Johannes de Doper.

Broeders en zusters, al die krachtige tekenen, die Jezus Christus heeft gedaan en ook nog de apostelen, zijn in de loop van de eerste eeuwen verdwenen. Jezus Christus vraagt van ons zuiver geloof, niet steunend op zichtbare wondertekenen, maar steunend op vertrouwen, op geloof, hoop en liefde.

Als wij te midden van ellende blijven geloven, als wij als een licht aan de horizon mensen blijven opwekken uit verdriet, eenzaamheid, zelfmedelijden of uit zonde, dan zal dat voor andere mensen een levend teken zijn waardoor ook zij tot geloof kunnen komen. De tijd waarin wij leven is een tijd van beproeving. Wie gelooft er echt, ook al stormt het buiten én binnen de Kerk nog zo hard? Wie van ons gelooft er echt dat de Kerk ooit weer betere tijden zal meemaken, dat de Kerken weer vol zullen zitten? Geloven wij dat het mogelijk is? Geloven wij dat God God is, dat voor Hem werkelijk niets onmogelijk is?

De tweede lezing van vandaag roept ons op geduld te hebben. De boer, die geploegd en gezaaid heeft kan verder ook alleen maar geduldig wachten op de oogst, maar ze zal komen!

En zo, beste medegelovigen, is het ook met ons bidden en werken. De oogst zal komen. Ons geloof zal niet worden teleurgesteld … als wij maar blijven geloven.

Vragen wij om een groot geloof. Steken wij tegelijkertijd de handen uit de mouwen. Blijven wij bidden. Blijven wij dienstbaar aan mensen om ons heen. De oogst zal komen! Amen.