Preek op 24-12-2021, Kerstnacht, jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 24-12-2021, Kerstnacht, jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Beste medegelovigen, welkom. Oók de mensen, die vanwege de coronabeperkingen via de livestream met ons meevieren … welkom! Welkom in deze zo mooi versierde kerk. Zelfs ons koor Spirit heeft haar eigen hoekje stemmig versierd. We komen door de coronabeperkingen zo veel tekort, dat ze bedachten om de kerk extra sfeervol te maken.

Het is kerstnacht, een heilige nacht. In het openingsgebed, dat we zo aanstonds zullen bidden, staat het volgende: “God, Gij hebt deze heilige nacht doen stralen door de luister van het ware Licht.”

Het woordje ‘heilig’ is het tegenovergestelde van ‘onheilig’. ‘Aarde’ staat tegenover ‘hemel’. ‘Licht’ tegenover ‘duisternis’. God staat tegenover de mensen.

Maar aan bepaalde tegenstellingen is met het eerste kerstfeest van 2000 jaar geleden een einde gekomen. God staat niet meer tegenover de mens, maar wordt zelf mens, Hij wordt één van ons, een klein Kindje. Het licht komt in de duisternis. De Heilige komt in de zwakke wereld om heiligheid, ‘heelheid’ te brengen. En hemel en aarde worden met elkaar verbonden.

Het Kind komt niet op aarde om het goede met geweld af te dwingen, maar komt om ons te bevrijden van een dieper kwaad: de zonde. Want alle kwaad in de wereld komt daaruit voort, van een leven los van God. Hij komt om ons te binden aan God, zijn en onze Vader. Zoals je een takje kunt enten op een boom, zodat het weer levenssappen krijgt en kan groeien, goede vruchten voortbrengen, zo wil het Kind ons vastmaken aan God, zodat wij weer goddelijke liefde en goddelijk leven krijgen. Hij komt om ons uit te nodigen met het goede mee te doen, om zelf in liefde actief mee te bouwen aan een wereld van vrede en gerechtigheid voor iedereen.

Als bijvoorbeeld je geluidsinstallatie of je computer kapot is, dan geef je die aan een expert. Die kan hem repareren.

De drie Wijzen uit het Oosten gaven kostbare geschenken. Geven wij onszelf aan God, zodat Hij ons leven kan genezen, wij vrij worden van bijvoorbeeld alle egoïsme. En als iedereen dat zou doen, zou er vanzelf geen oorlog en honger meer zijn, zou er overal vrede op aarde zijn.

Voor die keren, dat wij de moed hadden opgegeven, niet de kracht en de wijsheid hebben gezocht om door te gaan, vragen wij samen om vergeving.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, Gij hebt deze heilige nacht doen stralen door de luister van het ware licht. Wij bidden U: laat ons, die op aarde het mysterie hebben leren kennen van dit licht, ook de vreugde ervan genieten in de hemel. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die … Amen.

Preek

Eén van de grootste gebeurtenissen ooit gaat plaatsvinden: Gods eigen Zoon komt in de wereld. Je zou verwachten, dat God dan zegt: “En nu iedereen aan de kant. Mijn Zoon komt er aan. Ik deel de lakens uit.”

Nee hoor, het zijn nog steeds de politici, die de baas spelen. De keizer van Rome, Augustus, wil een volkstelling laten houden. Niet omdat hij van mensen houdt, maar om meer belasting te kunnen vragen. De keizer bepaalt ook wáár het Kind van God zal worden geboren. Niet in Nazaret, waar de zwangere Maria woont, dat zou natuurlijk verreweg het gemakkelijkste zijn, maar in Betlehem, waar Jozef vanwege zijn afstamming heen moet.

Het leven van mensen wordt voor een deel bepaald door de grillen van de politici. Dat was toen al. En nogmaals, het goddelijke Kind komt niet om met geweld een einde te maken aan onrechtvaardigheid, nee, Hij onderwerpt er zich aan.

Is het ons opgevallen, dat in het kerstevangelie de Naam van God nauwelijks voorkomt!? En wanneer Hij dan in de laatste regel wordt genoemd is Hij niet de handelende Persoon, maar er wordt alleen maar gezegd, dat Hij door engelen wordt geëerd. Eerst wordt keizer Augustus genoemd en de landvoogd Quirinius, koning David, dan Jozef, Maria, engelen, en op de valreep wordt het Kind genoemd. Het lijkt meer mensenwerk dan Gods werk.

Het is als met óns kerstfeest. Er is een menselijk vorm en een goddelijke. De kerstboom, de cadeautjes, de uitbundige versiering, hebben meer met de kerstman te maken. Terwijl wat in de verborgenheid gebeurt van God is.

Het kan ons overkomen, dat al die kerstsfeer ons even niets zegt. Is dat een verliespunt!? Was het in de stal van Betlehem dan zo warm en gezellig en knus en prachtig versierd!? Nee! Wat was er dan wel? Het begon met een zwangere vrouw in barensnood in een stal waar heel wat dierenluchtjes hingen. Een pleegvader. En even later het Kind … in een kribbe. Er was dankbaarheid. Aanbidding.

De herders in het veld waren met hun eigen zaken bezig. Zij zagen wel die grote ster, maar wisten zij veel wat die betekende. Zij waren de drie wijze koningen niet. Het eigenlijke kerstféést begon pas toen de engelen plotseling aan de herders verschenen. Plotseling! Zij waren er niet op voorbereid. Het was geen idee, geen verzinsel van de herders. De engel sprak: “Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David.”

De kerk zegt, dat het kerstfeest ook nú begint door de verkondiging. De diaken, die het evangelie zojuist heeft voorgelezen, is als die engel, die de blijde boodschap aan de herders verkondigde. En wij allemaal samen zijn als die groep engelen, die zich aansloot bij de woorden van die eerste engel door te zingen “Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft”.

En wat verkondigt de Kerk? Dat er iets nieuws gaat beginnen. Dat de spiraal van het kwaad verbroken wordt. Geen mens op aarde was kind van God. Iedereen was op zichzelf en zijn medemensen aangewezen. Er was geen heilige Geest. Geen goddelijke kracht. Maar sinds de geboorte van Jezus Christus is de Geest weer op aarde … ín een mens. En deze Godmens Jezus Christus gaat die Geest doorgeven … aan een ieder, die Hem wil ontvangen.

Kerstmis is vieren dat Jezus Kind van God is, ‘Vader’ mag zeggen tegen God en dat ook wij door ons doopsel kinderen van God zijn – of door ons alsnog te laten dopen dat kunnen worden – en dat ook wij dus tegen die grote, almachtige God ‘Vader’ mogen zeggen.

God houdt van ons, nóg meer dan ouders van hun kinderen. Zo sterk als een mens verbonden is met zijn eigen lichaam, zo sterk is God verbonden met ons.

Zoals Jezus Christus de wereldorde niet ondersteboven keerde – de keizer bleef de baas – zo wordt door het doopsel ook niet alles meteen beter. Maar wij gaan tegen dezelfde dingen wel anders aankijken. We proberen iets aan het onrecht te doen, maar wij weten, dat, ook al verliezen wij af en toe de strijd, wij toch in Gods handen zijn.

Ook naar onszelf toe geldt dat. Of wij nu een knap uiterlijk hebben of niet, of wij het nu in het leven gemaakt hebben of niet, het maakt minder of zelfs niets uit, wij zijn toch kinderen van God. Hij staat achter ons, naast ons. Als wij net als het Kerstkind de weg van de vrede gaan, de weg van vreedzaam verzet door zelf het goede voorbeeld te geven, zullen wij steeds sterker zijn goddelijke vrede in ons hart ervaren. Wie vrede geeft, krijgt zelf meteen nog meer vrede om een volgende keer nóg meer te kunnen geven.

Beste medegelovigen, ik wil jullie van harte een Zalig Kerstfeest toewensen. Jezus wil tot ons komen, vanavond heel bijzonder. Maar in plaats van dat wij het Kindje dragen, is Hij onze gids. Hij voert ons langs de dingen van elke dag. Blijde dingen. Maar wij komen ver weg en dichtbij ook oorlog en geweld tegen, haat, mensen die elkaar niet zien staan, wij zijn soms angstig, hebben zorgen om maatschappelijke ontwikkelingen: zal ik mijn baan behouden? Zal ik voor mijn gezin kunnen blijven zorgen? Zal ik ooit een huis kunnen vinden? Jezus lost de problemen niet op, in ieder geval niet altijd en zeker niet meteen. Hij neemt ons bij de hand. En hoe meer wij ook zelf anderen bij de hand nemen, hoe steviger Hij ons zal vasthouden.

Broeders en zusters, we zitten weer in ‘lockdown’. Er zijn mensen, die weleens in een nog veel ergere beperking zitten of zaten.

In een concentratiekamp tijdens de Tweede Wereldoorlog leden veel mensen honger. Maar er was één van de gevangenen, die nog een stompje waskaars had, dat hij zorgvuldig bewaarde. Hij dacht: “Als ik de honger niet meer kan uithouden zal ik deze kaars opeten.”

Het liep tegen Kerstmis. In de kerstnacht pakte de man zijn kaars. Zijn vriend, die hoopte ook een stukje van de kaars te krijgen, dacht dat de man de kaars nu zou gaan opeten. Maar de man liep naar buiten en stak met een brandende spaander zijn kaars aan. Toen zette hij de kaars op de rand van zijn brits.

Meer mannen kwamen om de brandende kaars heen zitten. Het licht van de kaars voedde velen en ze beleefden intens hoe het licht sterker is dan de duisternis.

“Die kaars brandde hoger en hoger,” zei de eigenaar van de kaars, “spitser en spitser tot aan het uiterste nokje van die hoge, donkere loods, en toen daar doorheen, tot aan de sterren, en alles werd wit van licht. Zo veel licht heeft later nooit meer iemand gezien. En wij voelden ons vrij en opgeheven en kenden geen honger meer. Die kaars had niet alleen mijn vriend en mij gevoed, hij had ons allen gevoed en sterker gemaakt. En er kwam geen einde aan het licht.”

Beste medegelovigen, bidden wij in deze heilige Kerstnacht voor onszelf. Bidden wij voor al die miljoenen mensen, groot en klein, die in het donker leven, soms echt grote angsten uitstaan: dat ook zij iets van het Kerstlicht en van de Kerstvreugde mogen ervaren. Dat dit feest een doorbraak mag zijn, een ommekeer. In hun leven. In ons leven. Zalig Kerstfeest! Amen.