Beste protestanten … Maria is ook jullie Moeder!!! (8)

Beste protestanten … Maria is ook jullie Moeder!!! (8)

HOOFDSTUK 8

Een afsluitend, niet apologetisch naschrift

Nu je het grootste deel van dit boek over de heilige Maagd Maria gelezen hebt, kijk je er misschien naar uit om met vrienden, familieleden, of medewerkers te spreken, die weliswaar christen zijn, maar misschien nog twijfelen over de leer over Maria. Als je graag wil evangeliseren, dan ben ik blij. Ik heb dit boek geschreven opdat mijn medekatholieken zich nooit zouden schamen voor hun bovennatuurlijke moeder zoals ik mij, toen zij mij van school kwam halen om mij naar huis te brengen, ooit schaamde voor mijn natuurlijke moeder.

Toch zou ik ook tot voorzichtigheid willen manen en willen aandringen om niet te geestdriftig te zijn – of liever om niet, wegens de verkeerde redenen, geestdriftig te zijn. Ik wil je aansporen om, bij de verdediging van de heilige Maagd, nooit te vergeten dat het je moeder is die je verdedigt en dat je niet bezig bent om te voorkomen dat je tegenstanders een punt scoren. Je moet haar alleen verdedigen op de manier waarop zij verdedigd wil worden. Geen moeder die deze naam waardig is, wil dat haar kinderen in de aanval gaan om haar te verdedigen. Geen moeder die deze naam waardig is, wil dat haar kinderen grof worden om haar te verdedigen. Geen moeder die deze naam waardig is, wil onderwerp zijn van een woordentwist op school.
Ik zeg dit omdat ik soms mensen tegenkom, die apologetica beoefenen als een sport waarin veel fysiek contact wordt gemaakt, of als een oorlog waarin geen krijgsgevangenen mogen worden gemaakt. Dergelijke apologeten hebben zich ten doel gesteld om de discussie te winnen, ook al betekent dat totale vernedering van hun “vijanden”.

Dat is geen manier waarop wij de leer over Maria bewijzen. Kinderen van Maria hebben geen vijanden. We kennen alleen onze broeders en zusters in Jezus Christus – onze adelphoi, die uit dezelfde schoot zijn voortgekomen. Wij moeten hen niet met argumenten (alhoewel argumenten soms nodig zijn), maar veeleer met liefde bij de Kerk terugbrengen (alhoewel liefde soms ook lastig is).

Bovendien moeten wij ons er nooit op laten voorstaan dat wij onszelf als kinderen van de koningin-moeder beschouwen. Wij moeten ook nooit gaan denken dat wij overal een antwoord op hebben. Alhoewel alle antwoorden voor ons beschikbaar zijn, is er nooit iemand die al die antwoorden volledig paraat heeft. Om ons eraan te herinneren dat wij nog kinderen zijn zal God ons telkenmale onze neus laten stoten, door ons tekort te laten schieten en te laten ervaren dat wij niet op het juiste moment over het juiste antwoord beschikken. Hij zal dit zelfs toestaan wanneer wij ons ogenschijnlijk inzetten voor zijn goede zaak.

Dit alles kan ik garanderen omdat God mij, kort na mijn bekering, deze les geleerd heeft.

Ik voelde mij al een hele tijd thuis in de katholieke Kerk en ik voelde mij opgetogen over het enthousiasme waarmee katholieken de getuigenis over mijn bekering, waar ik ook naar toe ging, ontvingen. Soms woonden fundamentalisten en evangelische protestanten mijn lezingen bij om mij uit te dagen, maar ik nam hun uitdaging graag aan. Ik kende hun argumenten voordat zij hun mond opendeden – ik had ooit die argumenten zelf omhelsd – en ik wist exact de juiste antwoorden uit de Bijbel. Ik begon zelfs naar deze uitdagingen te verlangen, zoals een schutter verlangt naar de volgende kleiduif. Ik had heel erg het gevoel dat ik de macho apologeet was.

Overladen met zoveel succes, bracht ik een weekend door in de buurt van mijn oude protestantse seminarie, Gordon-Conwell. Ik besloot er nog een keer naar toe te gaan en wat tijd door te brengen bij de professor bij wie ik onderwijsassistent was geweest. Hij leek blij te zijn met mijn bezoek en hij nodigde mij zelfs uit om bij hem te blijven logeren, gedurende de periode dat ik in de stad moest zijn. Hij had natuurlijk gehoord dat ik katholiek was geworden en hij was daar, om het maar zacht uit te drukken, teleurgesteld over. Hij zei dat hij daar graag uitgebreider met mij over wilde spreken.

Ik wist dat hij mij wilde uitdagen, en ik wilde graag uitgedaagd worden.

Ik kwam bij hem aan en wij begroetten elkaar hartelijk; maar mijn eerste voorgevoel was juist. Het duurde niet lang of mijn gastheer en gastvrouw begonnen allerlei vragen op mij af te vuren over de paus, het vagevuur, de Eucharistie, het priesterschap, de biecht… Al die vragen werden door mij goed gepareerd omdat ik, gedurende de hele dag tot laat in de avond, fungeerde als een ster-speler die aan slag was en die de ene na de andere langzame worp tot een homerun wist te slaan.

Toen, rond middennacht, juist op het moment dat ik verlangde naar een welverdiende slaap, zei mijn vriend tegen mij: “Wat kun je zeggen over de tenhemelopneming”?

Ik wist waar hij op doelde – namelijk dat er in de Schrift geen bewijst bestaat voor de tenhemelopneming. Ik was vermoeid en ergerde mezelf dat hij dit onderwerp zo laat in de avond ter sprake bracht. Maar ik was ook onvoorbereid. Ik antwoordde, “Wel, je kunt kijken in Apocalyps 12, en zien dat zij daar met lichaam en ziel in de hemel was”.

“Dat is prachtig, Scott”, zei hij. “Maar lever mij maar eens het bewijs dat iemand, in de Kerk van vóór de zesde eeuw, dat geloofde”.

Ik antwoordde dat de Kerk, in haar hele geschiedenis, nooit een graftombe had vereerd als laatste rustplaats van de relieken van Maria.

Hij wees er terecht op dat het argumentum ex silentio (wie zwijgt stemt toe) het zwakste argument is dat geleverd kan worden.

Ik erkende dat hij gelijk had, maar bracht daar tegenin dat tijden van vervolging zelden bewijs opleveren over de leer of de devotie. Overleving en volharding zijn dan de voornaamste prioriteiten van de Kerk.

Mijn gastheer en gastvrouw waren niet onder de indruk.

En ik, als macho apologeet, begon de uitwerking te voelen van een hele dag argumenteren en een heel jaar intellectuele trots.

Ik deed moeite om erop te wijzen dat de tenhemelopneming, in onze documentaire geschiedenis, weliswaar niet vóór de zesde eeuw ter sprake kwam – maar dat wij de tenhemelopneming in de tussentijd wel als volledig ingesteld en ontwikkeld tegenkomen, met haar eigen feestdagen, hymnen en literatuur. Toen de keizer het tot algemene feestdag verklaarde, bestond er geen spoor van tegenstand of controverse.

Mijn gastheer en gastvrouw glimlachten. “Alles goed en wel, Scott, maar het feit is dat je geen enkele verklaring kunt geven voor die vijf eeuwen van stilzwijgen, of wel soms?”

Tot dit moment was onze discussie vriendschappelijk verlopen. Nu voelde ik dat de discussie scherper, bijna vijandig werd. Maar ik moest antwoorden: “Neen, ik kan niets bedenken”.

“Kun je mij een boek aanraden? Iets dat ik zou kunnen lezen?”

Ik schudde met mijn hoofd.

“Je hebt geen antwoorden uit de eerste vijf eeuwen. Je kent geen boek dat ik zou kunnen lezen – jij, die overal boeken over hebt, bezit geen boek over de tenhemelopneming!” Hij genoot van dit moment en hij smaakte deze overwinning.

“Neen”, zei ik.

“Laat ik je er aan herinneren, Scott, dat dit een dogma is, een onfeilbare uitspraak. En jij kunt mij niet uitleggen waarom er vijf eeuwen lang niets over gezegd is?”

“Ik weet het niet”, zei ik.

Dat was de afsluiting van een dramatische discussie die urenlang geduurd had, en al mijn vroegere overwinningen leken tot niets te zijn gereduceerd. Wat moedeloos ging ik naar boven naar de logeerkamer, met het gevoel dat ik mijn moeder teleurgesteld had.

Ik zat op mijn bed, viel vervolgens op mijn knieën en bad tot Jezus om vergeving. Ik voelde dat ik Hem had teleurgesteld omdat ik zijn moeder teleurgesteld had. Ik had het gevoel de beslissende strafschop gemist te hebben. Ik zei, “ik heb spijt, Heer, over mijn zwakheid en mijn mislukking”. Daarna bad ik het weesgegroet. Toen viel ik uitgeput in slaap.

Zij lieten mij uitslapen. Om negen uur werd ik wakker en in de keuken trof ik een bord met roereieren aan.

Toen ik ging zitten en begon te eten, zag ik dat de kalender maandag 8 december aangaf. Iets met die datum liet een belletje in mijn geheugen afgaan. Was het een kerkelijke feestdag? Toen herinnerde ik mij dat het de feestdag was van de Onbevlekte Ontvangenis, de eerste die ik als katholiek meemaakte – en ik had deze dag bijna gemist, terwijl ik op protestants grondgebied vertoefde.

Ik zei schaapachtig tegen mijn gastvrouw, “Vandaag is het een verplichte feestdag. Kan ik hier in de buurt ergens de mis bijwonen?”

Ze zei, “wel, dan heb je geluk. De kerk van de heilige Paulus staat hier vlak achter ons”. Zij belde zelfs op om te vragen hoe laat de missen werden opgedragen – maar de laatste mis voor deze dag was juist afgelopen. Dus belde zij nog naar wel tien andere kerken in de buurt, zonder dat zij er één kon vinden, waar ik de mis kon bijwonen voordat ik met het vliegtuig uit de stad zou vertrekken. Tenslotte ontdekte ze een stencil over een kapel van de Carmelieten in de Peabody winkelstraat, ongeveer twintig kilometer verderop.

Nog een telefoontje en zij wist dat er in de kapel inderdaad om twaalf uur een mis zou zijn. Ik had dus precies genoeg tijd om de mis bij te wonen, weer terug te rijden en mij door mijn gastheer en gastvrouw naar het vliegveld te laten brengen.

Dus ik maakte mij gereed voor mijn vertrek en reed naar de winkelstraat, waar ik enkele minuten vóór twaalf arriveerde. Ik vroeg de weg naar de kapel en weldra bevond ik mij tussen een menigte mensen die kerstinkopen deden en die zich, via een smalle trap, naar het souterrain begaven. Beneden trof ik een gemeente aan in een kamer, met alleen maar staanplaatsen, en ik nam achterin plaats.

De bel luidde en een oude priester kwam moeizaam naar voren. Hij moet ver in de zeventig zijn geweest. Oh neen, dacht ik, deze mis gaat lang duren.

Tijdens het eerste gedeelte van de mis, keek ik steeds op mijn horloge, bang dat ik mijn vlucht zou missen.

Maar toen de preek begon, werd alles anders. Dezelfde oude man ging de preekstoel op en keek ons recht in de ogen. Iedereen kon zien dat zijn ogen glansden. Hij leek zich rechtstreeks tot mij te richten toen hij zei: “Wij vieren vandaag het feest van onze moeder!”

Vanaf dat moment golfden de woorden als een waterval over zijn lippen. Billy Graham was er niets bij. “Als iemand je zou vragen”, bulderde hij “waarom je gelooft dat Maria zonder zonde is ontvangen, wat zou je dan antwoorden?” Hij pauzeerde een moment.

“Wat ga je hem antwoorden?” Hij pauzeerde opnieuw.

Met een tinteling in zijn ogen zei hij toen: “Zeg hem dit: Als u uw eigen moeder had kunnen scheppen en haar voor de erfzonde had kunnen bewaren, zou u dat dan gedaan hebben? Wat denkt u? … Natuurlijk zou u dat gedaan hebben!

Maar kon u dat? Neen, u kon dat niet! Maar Jezus kon dat wel en daarom heeft Hij het ook gedaan!”

Daarna kon ik mij nog moeilijk op de mis concentreren, maar ik dacht helemaal niet meer aan mijn vliegtuig dat zou vertrekken. Ik wilde met deze priester praten.

Toen de mis was afgelopen, gingen de mensen weer winkelen en ik zocht mijn weg naar de kleine sacristie van de kapel. “Pater, heeft u één minuut de tijd voor mij?”, vroeg ik.

“Neen,” zei hij zonder op te kijken.

Ik zei, “heeft u dan een halve minuut?”.

Eindelijk keek hij mij aan. “Wat wilt u?”

Ik zei: “Ik ben afgestudeerd aan Gordon-Conwell, ik was de beste uit mijn klas, maar ik ben, wat eerder dit jaar, bekeerd.

Hij glimlachte naar mij toen hij zei, “Gordon-Conwell in South Hamilton – daar heb ik college gegeven. Ik gaf theologie”.

Ik zei, “Neen, ik geloof niet dat u het begrijpt. Het is een evangelisch protestants seminarie”.

Hij fronste een wenkbrauw. “Neen, jongeman, ik geloof niet dat jij het begrijpt. Het was voorheen een seminarie van de Carmelieten en ik heb daar tientallen jaren gedoceerd… Wanneer ben jij afgestudeerd?”

“In negentien twee en tachtig”, antwoordde ik. “De beste van mijn klas, op en top Calvinist. Maar ik ben bekeerd. Nu ben ik er weer op bezoek en het is echt vernederend”.

“Ha!” zei hij. “Wij geven hen ons seminarie; zij geven ons hun afgestudeerden. Dat lijkt mij een eerlijke ruil”.

Toen herinnerde hij zich hoe ons gesprek was gestart. “En wat is je vraag?”

Ik vertelde hem het hele verhaal van de vorige dag, met als hoogtepunt de vernedering midden in de nacht. “U was zo goed in uw preek, ik vroeg mij af of u een boek kende dat ik kan aanbevelen”.

“Er bestaat een goede reden waarom jij geen enkele titel over dit onderwerp kunt bedenken”, zei hij. “Over dit onderwerp zijn er helemaal geen boeken in druk. Er was er één, maar die is juist vorige week uit druk genomen”.

Ik was verbaasd. “Pater, u bent goed op de hoogte over wat er over Maria geschreven is.”

“In dit geval, moet dat wel”, zei hij, “ik heb dat boek zelf geschreven”.

Mijn mond viel open van verbazing. Ik had het gevoel dat ik op een andere planeet terecht was gekomen.

“Ja, ik heb het geschreven. De titel is The Assumption of Mary (=De Tenhemelopneming van Maria), en ik heb juist vorige week geconstateerd dat het uit de druk wordt genomen …. Maar ik heb twee exemplaren bewaard”. Hij haalde ze uit een kast.”Hoe heet die professor?”

Ik noemde zijn naam.

“En u, u bent getrouwd, hoe heet uw vrouw?”

“Kimberly.”

Hij signeerde de boeken met zijn naam – pater Kilian Healy, O.Carm. – voor mijn vrouw, en voor mijn vrienden.

Toen ging hij abrupt weg en liet mij verbaasd achter. Ik reed terug naar waar mijn vriend woonde, terwijl ik mij verwonderde over Gods barmhartigheid.

Ik stopte en had nog net genoeg tijd om de auto te laden en naar Logan Airport te gaan. Mijn voormalige professor kon niet met mij meerijden omdat hij in de namiddag college moest geven. Dus moesten wij op de uitrit van elkaar afscheid nemen.

Ik zei tegen hem: “Nog een laatste opmerking. U vroeg naar een boek over de tenhemelopneming van Maria”. Ik haalde het boek van pater Healy uit mijn zak, terwijl ik hem in dertig seconden vertelde wat er in de kapel gebeurd was. Ademloos legde ik hem uit dat dit het enige beschikbare boek was, dat het zojuist uit druk was genomen, en dat ik het geluk had gehad om de auteur in het winkelcentrum tegen het lijf te lopen.

Hij was sprakeloos. Zijn vrouw lachte alleen maar toen zij mij wegbracht naar het vliegveld.

Toen ik in het vliegtuig zat voelde ik mij als een kleine jongen. Ik stelde me voor hoe Maria mijn hoofd streelde en zei: “Maak je toch niet zo bezorgd over hoe je mij moet verdedigen. Houd alleen maar van mij en van mijn Zoon en waar je tekort schiet, zullen wij dat gemis in orde maken”.

Toen al mijn onderzoek en retoriek gefaald hadden en ik, volgens mijn eigen menselijke normen, vreselijk vernederd was en niets meer kon doen, deed ik wat ik vanaf het begin had moeten doen. Ik bad een weesgegroet.

Dat gebed op het einde van de dag, op het moment dat ik mij uiterst zwak en vernederd voelde, was het keerpunt van deze episode in mijn leven. Het zette een reeks gebeurtenissen in gang die ik, met mijn best voorbereide toespraken, niet had kunnen overtreffen.

Wanneer wij uitleg moeten geven over de heilige Maagd Maria, is het hebben van veel liefde belangrijker dan het hebben van veel antwoorden. Wanneer het ons aan iets ontbreekt, zal zij uit die tekorten grotere dingen tot stand brengen, zoals alleen een moeder dat kan. Wanneer wij vernederd zijn en onze zwakheid hebben getoond, moeten wij ons gereed maken om iets beters tot stand te brengen dan wij ooit konden plannen en voorbereiden.

Evangeliseert dan ook met vreugde en vertrouwen. Weet vanaf het begin dat u niet over alle antwoorden beschikt – maar uw Verlosser wel en Hij houdt van zijn moeder. Hij zal u alles geven wat u nodig hebt, zelfs als u af en toe tekort moet schieten.