Ter voorbereiding van de viering van Aswoensdag

Ter voorbereiding van de viering van Aswoensdag

Uit het geschrift ‘de Herder’ van Hermas († ca. 150)

Het vasten dat God behaagt

Terwijl ik vastend op een berg zat en de Heer dankte voor alles wat Hij aan mij gedaan had, zag ik de Herder naast mij zitten en Hij sprak: ‘Waarom zijt gij zo vroeg hierheen gekomen?’ ‘Omdat ik een statiedag heb, Heer.’ ‘Wat is dat: een statie?’ ‘Ik vast, Heer,’ antwoordde ik. ‘Maar wat is dat voor een vasten dat je onderhoudt?’ ‘Zoals ik het gewoon ben, Heer, zo vast ik.’ ‘Jullie weten niet te vasten voor de Heer’, sprak Hij, ‘en dit is geen vasten, dat nutteloze vasten dat je voor de Heer doet.’ ‘Waarom zegt Gij dat, Heer?’ ‘Ik zeg je dat dit geen vasten is. Luister,’ zei Hij, ‘God wil niet zulk een ijdel vasten; door zo te vasten doe je niets tot gerechtigheid. Maar onderhoud voor God een vasten op de volgende manier. Doe geen enkel kwaad in je leven en dien de Heer met een rein hart; onderhoud zijn geboden, wandelend naar zijn voorschriften, en geen boze begeerte mag in je hart opkomen; maar vertrouw op God dat je, wanneer je dat doet en Hem vreest en je onthoudt van elke boze daad, zult leven voor God. Als je dat doet, zul je een grote vasten onderhouden, die aangenaam is aan God.’

‘Vóór alles wacht je voor elk slecht woord en voor elke boze begeerte en reinig je hart van alle ijdelheden van deze wereld. Als je dat onderhoudt, zal deze vasten van je volmaakt zijn. Zo nu moet je doen: na volbracht te hebben wat is voorgeschreven, zul je op de dag waarop je vast, niets anders nuttigen dan brood en water. Van de spijzen die je anders zou eten, moet je de kosten berekenen die je op die dag zou gemaakt hebben, en dat moet je geven aan een weduwe, wees of behoeftige. Zo moet je je vernederen, opdat degene die ontvangt, zijn ziel zal vervullen van je nederigheid en voor je zal bidden tot de Heer. Als je nu op die manier je vasten volbracht hebt, zoals Ik je bevolen heb, zal je offerande aangenaam zijn aan God. Dan zal dit vasten worden opgetekend en een dienstwerk dat zo werd volbracht, is goed en verheugend en zeer welgevallig aan de Heer. Dat moet je aldus onderhouden met je kinderen en je hele gezin. Als je dit vasten onderhoudt, zul je gelukkig zijn en al degenen die dit zullen horen en onderhouden, zullen gelukkig zijn en al wat zij aan God zullen vragen, zullen zij verkrijgen.’