31e week door het jaar 2, vrijdag

31e week door het jaar 2, vrijdag

369 eerste lezing: Fil. 3, 17 – 4, 1

Wij verwachten onze verlosser
die ons armzalig lichaam zal herscheppen
en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam.

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi.
Broeders en zusters,
volgt mij na en houdt hen voor ogen,
die zich gedragen naar het voorbeeld, dat ik u gegeven heb.
Want velen leiden een leven…
ik heb u vaak op hen gewezen,
maar nu kan ik er niet dan met tranen over spreken:
de vijanden van Christus’ kruis.
Zij zijn op weg naar de ondergang,
hun buik is hun god,
in hun schande stellen zij hun eer,
zij hebben hun zinnen gezet op het aardse.
Maar ons vaderland is in de hemel
en uit de hemel verwachten wij onze verlosser,
de Heer Jezus Christus.
Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen
en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam,
met dezelfde kracht,
die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen.
Daarom, mijn beminde broeders en zusters, naar wie ik zo verlang,
mijn vreugde en mijn kroon,
houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 122 (121), 1-2, 3-4a, 4b-5

Refrein: Hoe blij was ik, toen men mij riep:
wij trekken naar Gods huis.

Hoe blij was ik, toen men mij riep
wij trekken naar Gods huis!
Nu mag mijn voet, Jeruzalem,
uw poorten binnentreden.

Jeruzalem, ommuurde stad,
zo dicht opeen gebouwd,
naar u trekken de stammen op,
de stammen van Gods volk.

Zij gaan naar Israëls gebruik
de Naam van God vereren.
Daar staan de zetels van het recht,
de troon van Davids huis.

vers voor het evangelie: Joh. 8, 12

Alleluia.
Ik ben het licht der wereld, zegt de Heer;
wie Mij volgt, zal het levenslicht bezitten.
Alleluia.

370 evangelie: Lc. 16, 1-8

De kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg
dan de kinderen van het licht.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
“Er was eens een rijk man, die een rentmeester had,
die bij hem werd aangeklaagd, dat hij zijn bezit verkwistte.
Hij riep hem dus en vroeg:
Wat hoor ik daar van u?
Geef rekenschap van uw beheer,
want gij kunt niet langer rentmeester blijven.
Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf:
Wat zal ik doen nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt?
Spitten kan ik niet, en bedelen: daarvoor schaam ik mij.
Ik weet al wat ik ga doen,
opdat ik, na mijn ontslag als rentmeester, onderdak vind.
Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, één voor één,
en zei tot de eerste:
Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig?
Deze antwoordde: Honderd vaten olie.
Maar hij zei:
Hier hebt ge uw schuldbekentenis,
ga gauw zitten en schrijf: vijftig.
Daarop vroeg hij nog aan een tweede:
En hoeveel zijt gij schuldig?
Deze antwoordde: Honderd maten tarwe.
Hij zei hem:
Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig.
De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester,
dat hij met overleg had gehandeld,
want de kinderen van deze wereld
handelen onderling met meer overleg
dan de kinderen van het licht.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments