26e week door het jaar 2, woensdag
305 eerste lezing: Job. 9, 1-12.14-16
Tegenover God staat niemand in zijn recht, geen mens.
Uit het Boek Job.
Zo luidde het antwoord van Job aan zijn vrienden:
“Ja, ik weet het, je hebt gelijk;
tegenover God staat niemand in zijn recht, geen mens.
Treed je met Hem in het geding,
duizend tegen één dat je geen verweer hebt.
Zo wijs is Hij en zo sterk,
dat niemand Hem ongestraft kan blijven weerstaan.
Bergen rukt Hij van hun plaats en ze weten het niet;
in zijn toorn stoot Hij ze omver.
Hij schudt de aarde: ze trilt,
ze wankelt op haar zuilen.
Hij beveelt de zon en ze komt niet meer op,
Hij dekt de sterren af en ze schijnen niet meer.
Hij, en Hij alleen spant het hemelgewelf,
legt de geweldige zee aan zijn voeten.
Hij schiep de Grote Beer en Orion,
de Plejaden en de sterren van het zuiden.
Grote, ondoorgrondelijke dingen brengt Hij tot stand,
wonderen ontelbaar.
Hij gaat voorbij, en ik zie Hem niet,
glipt langs mij heen, en ik merk het niet eens.
Wanneer Hij toeslaat, wie zal het beletten?
Wie zal zeggen: wat doet Gij daar?
Hoe kan ik tegen Hem in het krijt treden,
naar voren brengen wat ik wil?
Al sta ik in mijn recht, ik heb geen verweer;
ik kan mijn rechter slechts smeken om genade.
Maar Hij luistert niet eens naar mijn roepen,
al weet ik zeker dat Hij me hoort.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 88 (87), 10bc-11, 12-13, 14-15
Refrein:
Laat mijn bede doordringen tot U, Heer.
Elke dag, Heer, roep ik om erbarmen,
strek mijn handen smekend naar U uit.
Doet Gij wonderen voor wie gestorven zijn?
Staan er doden op om U te loven?
Wordt uw goedheid in het graf geprezen?
Wordt uw trouw ook in het dodenrijk erkend?
Ziet men in het land der duisternis uw werken?
Aan de oevers der vergetelheid uw gunst?
Toch zal ik U blijven roepen, Heer,
elke morgen kom ik met mijn bede.
Waarom, Heer, verstoot Gij mij steeds weer,
blijft Gij uw gelaat voor mij verbergen?
vers voor het evangelie: Ps. 111(110), 8ab
Alleluia.
Het werk van de Heer is goed en betrouwbaar,
al wat Hij besluit, staat onwrikbaar vast.
Alleluia.
306 evangelie: Lc. 9, 57-62
Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.
In die tijd zei iemand tot Jezus:
“Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.”
Jezus sprak tot hem:
“De vossen hebben holen en de vogels hun nesten,
maar de Mensenzoon
heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.”
Tot een ander sprak Hij:
“Volg Mij.”
Deze vroeg:
“Heer,
laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.”
Jezus zei tot hem:
“Laat de doden hun doden begraven;
maar gij,
ga heen en verkondig het Rijk Gods.”
Weer een ander zei:
“Ik zal U volgen Heer,
maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.”
Tot hem sprak Jezus:
“Wie de hand aan de ploeg slaat,
maar omziet naar wat achter hem ligt,
is ongeschikt voor het Rijk Gods.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.