26e week door het jaar 2, vrijdag

26e week door het jaar 2, vrijdag

309 eerste lezing: Job 38, 1.12-21; 40, 3-5

Hebt gij ooit de dageraad zijn plaats gewezen
of zijt ge ooit doorgedrongen tot de bronnen der zee?

Uit het Boek Job.
Toen gebeurde het,
dat de Heer vanuit de storm antwoord gaf aan Job en sprak:
“Hebt ge ooit in uw leven de morgen ontboden,
de dageraad zijn plaats gewezen
om de uiteinden der aarde te grijpen,
zodat de bozen er afgeschud worden?
De aarde verandert van aanblik gelijk leem onder een zegel
en wordt kleurrijk als een kleed.
Dan wordt aan de bozen het licht ontnomen,
hun opgeheven arm gebroken.
Zijt ge ooit doorgedrongen tot de bronnen der zee
of hebt ge gewandeld
in de onnaspeurbare diepte van de oceaan?
Zijn u de poorten van de dood getoond
en hebt ge de poorten der duisternis aanschouwd?
Hebt ge enig gedacht over de uiteinden der aarde?
Vertel als ge dit alles weet!
Waar is de weg naar de verblijfplaats van het licht,
en de duisternis, waar heeft die haar plaats,
dat ge ze naar hun gebied kunt brengen,
ze kunt terugleiden op de paden naar hun huis?
Ge weet dat toch, want toen waart ge geboren,
en het getal uwer dagen is groot!”
En Job antwoordde en sprak tot de Heer:
“Zie, ik ben te onbeduidend; wat kan ik U antwoorden?
Ik leg mijn hand op mijn mond.
Eenmaal heb ik gesproken, maar ik doe het niet meer;
tweemaal, maar verder ga ik niet.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 139 (138), 1-3, 7-8, 9-10, 13-14

Refrein: Leid mij, Heer, langs beproefde paden.

Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij,
Gij ziet mij waar ik ga of sta.
Van verre kent Gij mijn gedachten,
Gij weet waarom ik bezig ben of rust.

Waar zou ik ooit ontkomen aan uw Geest,
waar zou ik mij voor uw Gelaat verbergen?
Al stijg ik naar de hemel op: daar zijt Gij reeds,
al daal ik in het dodenrijk: Gij zijt aanwezig.

Al leen ik ook de vleugels van de dageraad
en strijk ik neer aan gene zijde van de zee:
ook daar is het uw hand, die mij blijft leiden,
ook daar houdt Gij mij stevig vast.

Want wat er in mij is hebt Gij geschapen,
Gij hebt mij als een weefsel
in de moederschoot gevormd.
Ik dank u voor het wonder van mijn leven,
voor alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt.

vers voor het evangelie: Ps. 119(118), 88

Alleluia.
Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer,
dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw.
Alleluia.

310 evangelie: Lc. 10, 13-16

Wie Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.

In die tijd zei Jezus:
“Wee u, Chórazin, wee u, Betsaïda !
Tyrus en Sidon zouden reeds lang, neerzittend in zak en as,
zich bekeerd hebben,
indien bij hen de wonderen waren gebeurd,
die bij u hebben plaatsgevonden.
Ja, het lot van Tyrus en Sidon
zal bij het oordeel beter te dragen zijn
dan dat van u.
En gij, Kafarnaüm,
zult ge soms tot de hemel toe verheven worden?
Tot in de onderwereld zult ge neerzinken.
Wie naar u luistert, luistert naar Mij;
en wie u verstoot, verstoot Mij.
Wie Mij verstoot,
verstoot Hem, die Mij gezonden heeft.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments