24e week door het jaar 2, zaterdag
287 eerste lezing: 1 Kor. 15, 35-37.42-49
Wat gezaaid wordt in vergankelijkheid
verrijst in onvergankelijkheid.
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
iemand zal vragen:
“Hoe verrijzen de doden,
met wat voor lichaam?”
Een dwaze vraag!
Ook wat gij zelf zaait moet eerst sterven
voor het tot leven komt,
en wat gij zaait is slechts een graankorrel of iets dergelijks,
en het heeft nog niet de vorm, die het zal krijgen.
Zo is het ook met de opstanding van de doden;
wat gezaaid wordt in vergankelijkheid,
verrijst in onvergankelijkheid;
wat gezaaid wordt in geringheid en zwakte,
verrijst in heerlijkheid en kracht.
Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid,
een geestelijk lichaam verrijst.
Zoals er een natuurlijk lichaam bestaat,
bestaat er ook een geestelijk lichaam.
In deze zin staat er geschreven:
de eerste mens, Adam, werd een levend wezen.
De laatste Adam werd een levendmakende Geest.
Maar het geestelijke komt niet het eerst;
het natuurlijke gaat vooraf,
daarna komt het geestelijke.
De eerste mens, uit de aarde genomen, is aards;
de tweede is uit de hemel.
Zoals die eerste mens van aarde, zijn alle aardse mensen,
zoals de hemelse Mens, zullen alle hemelsen zijn.
En gelijk wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen,
zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse Mens.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 56 (55), 10c-11, 12-13
Refrein:
Ik kan voortgaan voor Gods Aanschijn,
in het licht dat alle levenden verlicht.
Ja, ik weet het, God verlaat mij niet!
Op de Heer en zijn belofte,
op de Heer vertrouw ik zonder vrees;
hoe zou dan een mens mij deren?
Wat ik beloofd heb, God, zal ik volbrengen,
U breng ik het offer van mijn lof.
Want door U ben ik de dood ontkomen,
Gij behoedt mijn voeten voor de val.
Daardoor kan ik voortgaan voor Gods Aanschijn
in het licht dat alle levenden verlicht.
vers voor het evangelie: 1 Joh. 2, 5
Alleluia.
Wie het woord van de Heer bewaart,
in hem is waarlijk Gods liefde volkomen.
Alleluia.
288 evangelie: Lc. 8, 4-15
Het zaad in de goede aarde zijn zij die het woord bewaren
en vrucht voorbrengen door hun standvastigheid.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.
In die tijd verzamelde zich een grote menigte
en uit de steden stroomden de mensen naar Jezus toe.
Toen sprak Hij in een gelijkenis:
“De zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien.
En bij het zaaien viel een gedeelte op de weg;
het werd vertrapt en de vogels uit de lucht aten het op.
Een ander gedeelte viel op de rotsgrond;
het schoot wel op, maar droogde uit, omdat het geen vocht had.
Weer een ander gedeelte viel tussen de distels,
maar tegelijkertijd schoten de distels op en verstikten het.
Nog een ander gedeelte viel op goede grond;
het schoot op en bracht honderdvoudige vrucht voort.”
En met luide stem voegde Hij er aan toe:
“Wie oren heeft om te horen, hij luistere.”
Zijn leerlingen vroegen Hem wat die gelijkenis wel betekende.
Hij antwoordde:
“Aan u is het gegeven
de geheimen van het Rijk Gods te kennen,
maar de overigen ontvangen ze in gelijkenissen,
opdat zij ziende niet zien,
en horende niet begrijpen.
Welnu, de betekenis van de gelijkenis is deze:
Het zaad is het woord van God.
Die op de weg, zijn zij die geluisterd hebben.
Maar dan komt de duivel
en rooft het woord uit hun hart weg,
opdat ze niet door te geloven gered worden.
Die op de rots zijn zij
die het woord met blijdschap ontvangen wanneer zij het horen,
maar zij hebben geen wortel;
zij geloven voor een ogenblik,
maar ten tijde van de beproeving vallen zij af.
Wat onder de distels viel, zijn zij
die wel geluisterd hebben,
maar die gaandeweg door de zorgen,
de rijkdom en de genoegens van het leven
verstikt raken en niet tot rijpheid komen.
Het zaad in de goede aarde zijn zij,
die het woord dat zij hoorden in een goed en edel hart bewaren
en vrucht voortbrengen door hun standvastigheid.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.