1e week door het jaar 2, donderdag
7 eerste lezing: 1 Sam. 4, 1-11
De Israëlieten werden verslagen
en de ark van God werd buitgemaakt.
Uit het eerste Boek Samuël.
In die dagen
trokken de Israëlieten ten strijde tegen de Filistijnen;
zij sloegen hun kamp op bij Eben-Haëzer,
terwijl de Filistijnen bij Afek gelegerd waren.
De Filistijnen stelden zich in slagorde tegenover de Israëlieten.
Het kwam tot een gevecht over de gehele linie.
De Israëlieten werden verslagen
en de Filistijnen doodden langs het front in het open veld
ongeveer vierduizend man.
Toen het volk in het kamp terugkeerde,
zeiden de oudsten van Israël:
“Waarom heeft de Heer ons vandaag door de Filistijnen geslagen?
Wij gaan de ark van het verbond van de Heer uit Silo weghalen.
Zij moet in ons midden komen
om ons uit de handen van onze vijanden te verlossen.”
Het volk liet de ark uit Silo halen,
de ark van het verbond van God,
de Heer van de hemelse machten,
die op de kerubs troont.
De twee zonen van Eli, Chofni en Pinechas,
begeleidden de ark.
Toen de ark van het verbond van de Heer
in het kamp aankwam,
hieven de Israëlieten zo’n machtig gejuich aan
dat de grond ervan dreunde.
De Filistijnen hoorden het en vroegen:
“Wat moet toch dat luide gejuich
in het kamp van de Hebreeën?”
Toen zij vernamen dat de ark van de Heer
in het kamp gekomen was, werden zij bang.
Ze zeiden:
“God is in het kamp gekomen!
Wee ons, dat is nog nooit gebeurd.
Wee ons!
Wie redt ons uit de handen van die geweldige God?
Dit is immers dezelfde God,
die de Egyptenaren in de woestijn
met allerlei plagen geslagen heeft?
Weest moedig, Filistijnen, en gedraagt u als mannen.
Anders wordt gij de slaven van de Hebreeën,
zoals zij het van u zijn geweest.
Weest mannen en weert u.”
De Filistijnen gingen tot de aanval over.
De Israëlieten werden verslagen
en vluchtten naar hun tenten.
Het was een zware nederlaag
dertigduizend man voetvolk van Israël sneuvelden:
de ark van God werd buitgemaakt
en de twee zonen van Eli, Chofni en Pinechas, kwamen om.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 44 (43), 10-11, 14-15, 24-25
Refrein:
Rijs op en kom ons helpen, Heer,
red ons in uw barmhartigheid.
Gij hebt ons afgestoten en beschaamd,
en trekt niet meer uit met onze legers.
Gij hebt ons laten vluchten voor de vijand,
zij die ons haten plunderen ons uit.
Nu worden wij gehoond door onze buren,
de mensen om ons heen bespotten ons.
Wij worden bij de heidenen besproken,
de volken schudden over ons het hoofd.
Waarom verbergt Gij uw gelaat voor ons?
Ziet Gij ons leed en onze kwelling niet?
Wij zijn tot in het stof vernederd,
wij liggen aan de aarde vastgekleefd.
vers voor het evangelie: Ps. 19(18), 9
Alleluia.
Uw voorschriften, Heer, zijn betrouwbaar,
onwetenden maken zij wijs.
Alleluia.
8 evangelie: Mc. 1, 40-45
Terstond verdween de melaatsheid en de man was gereinigd.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Lof zij U, Christus.
Er kwam eens een melaatse bij Jezus,
die op zijn knieën viel en Hem smeekte:
“Als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.”
Door medelijden bewogen stak Jezus de hand uit,
raakte de man aan en sprak tot hem:
“Ik wil, word rein.”
Terstond verdween de melaatsheid en was hij gereinigd.
Terwijl Jezus hem wegstuurde, vermaande Hij hem met klem:
“Zorg ervoor, dat ge aan niemand iets zegt,
maar ga u laten zien aan de priester
en offer voor uw reiniging wat Mozes heeft voorgeschreven,
om ze het bewijs te leveren.”
Eenmaal vertrokken
begon de man zijn verhaal overal in het openbaar te vertellen
en ruchtbaarheid aan de zaak te geven,
met het gevolg
dat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen,
maar buiten op eenzame plaatsen verbleef.
Toch kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe.
Woord van de Heer.
Wij danken God.