18e week door het jaar 2, maandag

18e week door het jaar 2, maandag

205 eerste lezing: Jer. 28, 1-17 

Chananja, de Heer heeft u niet gezonden.
Gij wekt bij dit volk ijdele hoop.

Uit de Profeet Jeremia.
Toen Sidkia pas koning van Juda was,
in de vijfde maand van het vierde jaar,
zei de profeet Chananja, zoon van Azzur uit Gibeon,
in tegenwoordigheid van de priesters en het hele volk,
in de tempel tot mij:
“Dit zegt de Heer van de hemelse machten, Israëls God
Ik breek het juk van de koning van Babel.
Binnen twee jaar breng Ik al de schatten
die koning Nebukadnessar van Babel
uit de tempel van de Heer heeft meegenomen, hier terug.
Ook Jekolja, zoon van Jojakin, de koning van Juda,
en alle ballingen van Juda breng Ik uit Babel
naar deze plaats terug
– luidt de godsspraak van de Heer – ;
want Ik breek het juk van de koning van Babel.”
Toen richtte de profeet Jeremia zich
in tegenwoordigheid van de priesters
en van allen die zich in de tempel van de Heer bevonden,
tot de profeet Chananja, en zei:
“Ja, moge de Heer dat doen.
Moge Hij al uw voorspellingen in vervulling doen gaan
en de tempelschatten en de ballingen uit Babel terugbrengen.
Maar luister nu ook eens
naar wat ik u en alle aanwezigen ga zeggen:
De profeten die mij en u zijn voorafgegaan,
hebben aan machtige landen en grote rijken
steeds oorlog, honger en pest aangekondigd.
Kondigt een profeet dus heil aan,
dan kan hij pas als gezondene van de Heer erkend worden,
wanneer zijn woord in vervulling is gegaan.”
Daarop rukte de profeet Chananja Jeremia het juk van de nek,
brak het in stukken, en zei tot alle aanwezigen:
“Dit zegt de Heer:
Zo breek Ik het juk van koning Nebukadnessar van Babel;
binnen twee jaar neem Ik het van alle volken af.”
De profeet Jeremia ging toen maar heen.
Maar kort nadat de profeet Chananja dat juk had gebroken,
kwam het woord van de Heer tot Jeremia:
“Ga naar Chananja, en zeg hem:
Dit zegt de Heer:
Een houten juk hebt ge gebroken;
een ijzeren juk komt er voor in de plaats.
Want dit zegt de Heer van de hemelse machten,
Israëls God:
Een ijzeren juk leg Ik alle volken op.
Zij zullen zich moeten onderwerpen
aan koning Nebukadnessar van Babel;
zelfs over de wilde dieren geef Ik hem macht.”
En tot Chananja zelf zei Jeremia:
“Luister goed, Chananja.
De Heer heeft u niet gezonden.
Gij wekt bij dit volk ijdele hoop.
Daarom zegt de Heer:
Ik vaag u weg van de aarde.
Nog dit jaar zult ge sterven,
omdat ge opstand tegen de Heer hebt gepreekt.”
En de profeet Chananja stierf, in de zevende maand van dat jaar.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 119 (118), 29, 43, 79, 80, 95, 102

Refrein:
Laat mij slechts weten, Heer, wat Gij beschikt.

Gedoog niet dat ik een dwaalweg insla,
maar geef mij uw wet als gids.

Ontneem aan mijn mond niet het woord der waarheid;
op wat Gij bepaald hebt stel ik mijn hoop.

Die U vereren mogen mij bijstaan,
die weten wat Gij verordent.

Mijn hart moge uw beschikkingen trouw zijn,
dan word ik nimmer beschaamd.

De zondaars loeren op mijn verderf,
ik let op wat Gij verordent.

Nooit wijk ik van uw bepalingen af,
want Gij hebt mij wijsheid gegeven.

vers voor het evangelie: Ps. 119 (118), 27

Alleluia.
Leid mij op de weg van uw bevelen, Heer,
dan zal ik uw daden indachtig zijn.
Alleluia.

206 evangelie: Mt. 14, 13-21

In de jaren dat op de zondagen de A-cyclus wordt gevolgd,
neemt men het evangelie nr. 208.

Nadat Jezus de zegen had uitgesproken brak Hij de broden.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.

Toen Jezus het bericht van de moord op Johannes vernomen had
voer Hij vandaar in een boot weg naar een eenzame plaats
om alleen te zijn.
Maar het gerucht hiervan drong tot het volk door
en het ging Hem te voet uit hun steden achterna.
Toen Hij bij zijn landing dan ook een grote menigte zag
kreeg Hij diep medelijden met hen, en Hij genas hun zieken.
Tegen het vallen van de avond
kwamen zijn leerlingen naar Hem toe en zeiden:
“Deze plek is eenzaam en het is al laat op de dag.
Stuur dus het volk weg om in de dorpen eten te gaan kopen.”
“Het is niet nodig dat zij weggaan
– zei Jezus hun -, geeft gij hun maar te eten.”
Doch zij antwoordden:
“Wij hebben hier niet meer dan vijf broden en twee vissen.”
Waarop Jezus sprak: “Brengt die dan hier.”
En Hij gaf opdracht dat het volk zich zou neerzetten op het gras.
Hij nam de vijf broden en de twee vissen,
sloeg de ogen ten hemel,
en nadat Hij de zegen had uitgesproken
brak Hij de broden, die Hij aan zijn leerlingen gaf
en de leerlingen gaven ze weer aan het volk.
Allen aten tot ze verzadigd waren
en aan overgebleven brokken
haalde men nog twaalf volle korven op.
Het waren ongeveer vijfduizend mannen die hadden gegeten,
vrouwen en kinderen niet meegerekend.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments