16e week door het jaar 2, dinsdag
183 eerste lezing: Mich. 7, 14-15.18-20
Al onze zonden zal God naar de bodem van de zee verwijzen.
Uit de Profeet Micha.
Neem uw herdersstaf, Heer, en weid uw volk,
de schapen die uw erfdeel zijn;
tussen de bomen,
midden in het woud,
zijn zij zo vereenzaamd.
Laat ze weiden in Basan en Gilead,
zoals in vroegere dagen.
Ik laat wonderen zien, zegt de Heer,
zoals in de dagen dat gij uit Egypte zijt weggetrokken.
Welke God is als Gij, die de schuld vergeeft,
die voorbijgaat aan de zonde,
door de rest van zijn erfdeel bedreven,
die zijn toorn niet altijd laat duren,
maar zijn vreugde vindt in goedheid?
Hij zal zich opnieuw over ons ontfermen,
Hij zal onze schuld onder zijn voeten verpletteren.
Al onze zonden zal Hij
naar de bodem van de zee verwijzen.
Aan Jakob zult Gij uw trouw,
aan Abraham uw goedheid tonen, Heer,
zoals Gij het onze vaderen hebt gezworen,
in de dagen van weleer.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 85 (84), 2-4, 5-6, 7-8
Refrein:
Laat ons uw barmhartigheid zien, o Heer.
Heer, Gij hebt uw land begenadigd,
het lot van Jakob ten goede gekeerd.
Vergeven hebt Gij de schuld van uw volk
en al hun zonden bedekt.
Gij hebt uw gramschap teruggehouden,
de gloed van uw toorn gedoofd.
Doe ons herleven, God, onze redder,
en leg uw wrevel jegens ons af.
Zoudt Gij dan eeuwig vertoornd op ons zijn,
strekt Gij uw gramschap uit over geslachten?
Zult Gij niet eerder ons leven vernieuwen,
zodat uw volk zich in U verblijdt?
Laat ons uw barmhartigheid zien,
geef ons uw heil, o Heer.
vers voor het evangelie: Mt. 4, 4b
Alleluia.
Niet van brood alleen leeft de mens,
maar van alles wat uit de mond van God voortkomt.
Alleluia.
184 evangelie: Mt. 12, 46-50
Met een gebaar naar zijn leerlingen zei Jezus:
Ziedaar mijn moeder en mijn broeders.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.
In die tijd, terwijl Jezus tot het volk sprak,
gebeurde het dat zijn moeder en broeders buiten stonden
om te trachten met Hem te spreken.
Iemand kwam Hem nu zeggen:
“Uw moeder en broeders staan daarbuiten
en willen U spreken.”
Maar Hij antwoordde aan degene die Hem dit kwam zeggen:
“Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders?”
En met een gebaar naar zijn leerlingen zei Hij:
“Ziedaar mijn moeder en mijn broeders;
want mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij,
die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.