14e week door het jaar 2, donderdag
163 eerste lezing: Hos. 11, 1.3-4.8c-9
Mijn hart slaat om.
Uit de Profeet Hosea.
Zo spreekt de Heer:
“Toen Israël nog jong was, kreeg Ik hem lief
en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.
Ik ben het,
die Efraïm heb leren lopen,
die hem bij zijn armen heb gevat.
Zij echter wilden maar niet weten,
dat Ik het was die hen behoedde.
Met zachte leidsels heb Ik hen gemend,
met teugels van liefde.
Ik was voor hen als zij die het juk optillen
wanneer het tegen de kaken drukt.
Ik reikte hem zijn voedsel toe.
Mijn hart slaat om,
heel mijn binnenste wordt week.
Neen, Ik zal mijn vlammende toorn toch niet koelen,
Efraïm niet opnieuw te gronde richten,
want Ik ben God, Ik ben geen mens,
Ik ben de Heilige in uw midden.
Ik laat mij niet gaan in mijn toorn.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 80 (79), 2ac, 3b, 15-16
Refrein:
God van de heerscharen, richt ons weer op;
lach ons weer toe en wij zullen gered zijn.
Herder van Israël, hoor ons aan,
die troont op de Kerubs, verschijn met luister
en werp uw macht in de strijd.
God van de heerscharen, keer toch terug,
zie neer uit de hemel en let op uw wijngaard.
Bescherm wat uw eigen hand heeft geplant,
het stekje dat Gij hebt gekweekt.
vers voor het evangelie: cf. Hand. 16, 14b
Alleluia.
Maak ons hart ontvankelijk, Heer,
en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon.
Alleluia.
164 evangelie: Mt. 10, 7-15
Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven.
De Heer zij met u.
En met uw Geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot de twaalf:
“Verkondigt op uw tocht:
Het Koninkrijk der hemelen is nabij.
Geneest zieken, wekt doden op,
reinigt melaatsen en drijft duivels uit.
Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven.
Tracht dus geen goud, zilver of koper te verwerven
om er uw gordels mee te vullen.
Verschaft u ook geen reiszak voor onderweg,
geen tweede onderkleed, geen schoeisel of stok,
want de arbeider is zijn onderhoud waard.
Als gij in een stad of in een dorp komt, onderzoekt dan
wie waard is u te ontvangen,
en verblijft daar tot gij weer vertrekt.
Wanneer ge dat huis binnentreedt,
brengt het uw vredegroet;
en wanneer het die waard is
moge uw vrede over dat huis komen,
maar wanneer het die niet waard is,
dan kere uw vrede tot u terug.
Als men u ergens niet ontvangt
en niet naar uw woorden luistert,
verlaat dan dat huis of die stad
en schudt het stof van uw voeten.
Voorwaar, Ik zeg u:
Op de oordeelsdag
zal het voor het land van Sodom en Gomorra
draaglijker zijn dan voor die stad.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.