10e week door het jaar 2, woensdag

10e week door het jaar 2, woensdag

113 eerste lezing: 1 Kon. 18, 20-39

Geef antwoord, opdat dit volk erkent dat Gij, Heer,
de ware God zijt, en keer zo hun hart weer tot U.

Uit het eerste Boek der Koningen.
In die dagen
zond koning Achab een boodschap aan alle Israëlieten
en liet alle profeten op de berg Karmel bijeenkomen.
Elia verscheen voor heel het volk en vroeg:
“Hoe lang blijft gij nog op twee gedachten hinken?
Als de Heer God is, volg Hem dan;
is het Baäl, volg dan Baäl.”
Maar de mensen gaven hem geen antwoord.
Toen zei Elia tot het volk:
“Ik ben de enige profeet van de Heer, die overgebleven is;
de profeten van Baäl zijn vierhonderd man sterk.
Geef ons twee stieren.
Laat de profeten van Baäl een van beide stieren uitkiezen,
hem aan stukken houwen en op het hout leggen;
ze mogen het hout echter niet aansteken.
Dan zal ik de andere stier klaarmaken en op het hout leggen,
maar ook het hout niet aansteken.
Roep dan de naam van uw god aan;
ik zal de Naam van de Heer aanroepen;
de god die door vuur antwoordt is de ware god.”
En heel het volk riep:
“Dat is goed.”
Toen zei Elia tot de profeten van Baäl:
“Begint gij maar met het uitkiezen van de stier
en met hem klaar te maken, want ge zijt met velen.
Roept dan de naam van uw god aan;
maar ge moogt geen vuur aansteken.”
Zij namen dus de stier, die hun gegeven werd,
maakten hem klaar en riepen van de ochtend tot de middag
de naam van Baäl aan:
“Baäl, geef ons antwoord!”
Maar er klonk geen geluid en er kwam geen antwoord,
hoe zij ook sprongen rond het altaar, dat zij gebouwd hadden.
Toen het middag geworden was, riep Elia ze spottend toe:
“Roept toch wat harder; hij is immers een god.
Hij is zeker in gedachten verzonken
of hij heeft zich afgezonderd of is op reis;
misschien slaapt hij wel en moet hij gewekt worden.”
Toen riepen ze nog harder,
en kerfden zich naar gewoonte met zwaarden en speren,
tot het bloed langs hun lijf droop.
Het middaguur verstreek,
maar zij gingen uitzinnig ermee door
tot de tijd van het avondoffer;
maar er klonk geen geluid en er kwam geen antwoord:
zij vonden geen gehoor.
Nu zei Elia tot het volk:
“Kom dichterbij.”
En allen kwamen dichter bij hem staan.
Toen richtte hij het altaar van de Heer,
dat omvergehaald was, weer op.
Hij nam twaalf stenen,
overeenkomstig het aantal stammen
van de zonen van Jakob,
tot wie de Heer gezegd heeft:
Israël zult gij heten.
Van die stenen bouwde hij een altaar voor de Heer,
maakte rondom het altaar een geul
met een inhoud van twee maten zaaikoren,
stapelde de houtblokken op elkaar,
hakte de stier in stukken en legde die op het hout.
Toen zei hij:
“Vul vier kruiken met water
en giet die uit over het brandoffer en het hout.”
Daarna zei hij:
“Doe het nogmaals.”
En toen ze het nogmaals gedaan hadden, zei hij:
“Nu voor de derde keer.”
Toen ze het voor de derde keer gedaan hadden,
stroomde het water langs alle kanten van het altaar af;
ook de geul liet hij met water vullen.
Toen het uur van het avondoffer gekomen was,
trad de profeet Elia naar voren en zei:
“Heer, God van Abraham, Isaäk en Israël,
toon heden, dat Gij God zijt in Israël
en dat ik, uw dienaar, dit alles op uw bevel heb gedaan.
Geef antwoord, Heer, geef antwoord,
opdat dit volk erkent dat Gij, Heer, de ware God zijt,
en keer zo hun hart weer tot U.”
Toen sloeg het vuur van de Heer neer,
verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en het stof;
het likte zelfs het water in de geul op.
Toen de mensen dit zagen,
wierpen ze zich voorover op de grond en riepen:
“De Heer is de ware God! De Heer is de ware God!”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 16 (15), 1-2a, 4, 5, 8, 11

Refrein:
Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht.

Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht;
Gij zijt mijn Heer, ik erken het.

Maar hij stort zichzelf in het ongeluk,
die vreemde afgoden naloopt.
Ik zal ze geen plengoffers brengen van bloed,
hun naam komt mij niet over mijn lippen.

De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker,
Hij heeft mijn lot in zijn hand.
Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer,
ik val niet, want Hij staat naast mij.

Gij zult mij de weg van het leven wijzen
om heel mijn vreugde te vinden bij U,
bestendig geluk aan uw zijde.

vers voor het evangelie: Ps. 25 (24), 4c, 5a

Alleluia.
Leer mij uw paden kennen, Heer;
leid mij volgens uw woord.
Alleluia.

114 evangelie: Mt. 5, 17-19

Ik ben niet gekomen om op te heffen
maar om de vervulling te brengen.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Denkt niet dat Ik gekomen ben
om Wet en Profeten op te heffen;
Ik ben niet gekomen om op te heffen,
maar om de vervulling te brengen.
Want voorwaar, Ik zeg u:
Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan,
dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet,
voordat alles geschied is.
Wie dus een van die voorschriften,
zelfs de geringste,
opheft en zo de mensen leert,
zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen,
maar wie ze onderhoudt en leert,
zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments