9e week door het jaar 1, woensdag

9e week door het jaar 1, woensdag

101 eerste lezing: Tobit 3, 1-11, 24-25

Het gebed van Tobit en Sara
Vond verhoring voor de heerlijke troon van de allerhoogste.

Uit het Boek Tobit.
In die dagen barstte Tobit van verdriet in tranen uit
en bad in droefheid:
“Rechtvaardig zijt Gij, Heer, en al uw werken en heel uw beleid
getuigen van uw barmhartigheid en trouw,
en als Gij oordeelt
zijt Gij trouw en rechtvaardig tot in eeuwigheid.
Wees mij indachtig en zie op mij neer.
Straf mij niet om wat ikzelf en mijn voorvaders
bewust of onbewust tegen U misdaan hebben.
Zij hebben zich aan uw geboden niet gestoord.
Daarom hebt Gij ons prijsgegeven
aan plundering, gevangenschap en dood,
en aan de spot en hoon van alle volken
waaronder wij verstrooid zijn.
Ook nu zijn al uw beschikkingen billijk,
omdat Gij mij behandelt
naar mijn eigen zonden en die van mijn voorvaders.
Wij hebben uw geboden immers niet onderhouden
en hebben ons niet trouw betoond jegens U.
Doe daarom met mij wat U goeddunkt.
Neem mijn levensadem terug,
zodat ik ontbonden word en tot aarde verga.
Want de dood is me liever dan het leven,
nu ik onverdiend gehoond word en in grote droefheid verkeer.
Laat me eindelijk, uit deze benauwenis bevrijd,
gaan naar de eeuwige woonplaats.
Wend uw aangezicht niet van me af.”
Diezelfde dag gebeurde het dat Sara, de dochter van Raguël,
die in Ekbatana in Medië woonde,
beledigd werd door de dienstmeisjes van haar vader.
Zij was namelijk al aan zeven mannen ten huwelijk gegeven,
maar de boze demon Asmodaüs had hen gedood
nog voor ze gemeenschap met haar hadden.
En nu zeiden de dienstmeisjes haar:
“Zijt gij soms niet goed wijs, dat ge die mannen van u wurgt?
Zeven hebt ge er al gehad,
maar met geen een uw voordeel gedaan.
Daarom hoeft ge ons toch niet te slaan.
Zijn zij gestorven, ga ze dan maar achterna.
Dat we nooit in der eeuwigheid
een zoon of dochter van u te zien krijgen.”
Op dat gezegde ging Sara naar het bovenvertrek van haar huis
en gebruikte drie dagen geen eten of drinken,
maar bleef volharden in gebed
en smeekte God onder tranen haar van die smaad te bevrijden.
Het gebed van Tobit en Sara vond verhoring
voor de heerlijke troon van de Allerhoogste.
En Rafaël, de heilige engel des Heren, werd gezonden,
om hen beiden te genezen.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 25 (24), 2-4a, 4b-5ab, 6-7bc, 8-9

Refrein:
Tot U in den hoge richt ik mijn geest,
tot U, Heer mijn God.

Op U vertrouw ik, beschaam mij niet,
laat niemand de spot met mij drijven.
Want wie op U rekent wordt nimmer beschaamd,
beschaamd worden zij die op U niet vertrouwen.

Wijs mij uw wegen, Heer,
leer mij uw paden kennen.
Leid mij volgens uw woord,
want Gij zijt mijn God en Verlosser.

Gedenk uw barmhartigheid, Heer,
uw altijd geschonken ontferming.
Herinner U niet het kwaad van mijn jeugd,
maar denk aan mij met erbarmen.

De Heer is goed en rechtschapen,
daarom wijst Hij zondaars de weg.
Hij leidt de geringe langs eerzame paden,
Hij leert de eenvoudige wat hij moet doen.

vers voor het evangelie: Ps. 119 (118), 88

Alleluia.
Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer,
dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw.
Alleluia.

102 evangelie: Mc.12, 18-27

God is geen God van doden maar van levenden.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Lof zij U, Christus.

In die dagen kwamen er Sadduceeën bij Jezus,
deze houden dat er geen verrijzenis bestaat.
Ze legden Hem daarom de volgende kwestie voor:
“Meester, wij zien bij Mozes geschreven staan:
Als iemands broer sterft
en een vrouw achterlaat, maar geen kinderen,
dan moet zijn broer die vrouw nemen
om hem een nageslacht te geven.
Nu waren er eens zeven broers.
De eerste nam een vrouw,
maar liet bij zijn dood geen kinderen na.
Toen nam de tweede haar,
maar ook hij stierf zonder kinderen.
Zo ging het ook met de derde; kortom,
geen van de zeven liet kinderen na.
Het laatste van allen stierf ook de vrouw.
Bij de verrijzenis, wanneer zij opstaan,
van wie van hen zal zij dan de vrouw zijn?
Alle zeven toch hebben haar tot vrouw gehad.”
Jezus antwoordde:
“Zijt gij niet op een dwaalspoor,
juist omdat gij nóch de Schrift, nóch Gods macht kent?
Wanneer de mensen uit de doden opstaan,
huwen zij niet en zij worden niet ten huwelijk gegeven,
maar zijn ze als engelen in de hemel.
En wat de doden betreft,
hebt ge in het boek van Mozes niet gelezen,
waar het gaat over de braamstruik,
hoe God tot hem zei:
Ik ben de God van Abraham,
de God van Isaak en de God van Jakob?
Hij is geen God van doden maar van levenden.
Ge verkeert in grote dwaling.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments