5e week door het jaar 1, zaterdag

5e week door het jaar 1, zaterdag

59 eerste lezing: Gen. 3, 9-24

God de Heer verwees de mens uit de tuin van Eden;
hij moest de grond gaan bebouwen waaruit hij was genomen.

Uit het Boek Genesis
God de Heer riep de mens en vroeg hem:
“Waar zijt gij?”
Hij antwoordde:
“Ik hoorde uw donder in de tuin,
en toen werd ik bang, omdat ik naakt ben;
daarom heb ik mij verborgen.”
Maar God de Heer zei:
“Wie heeft u verteld dat gij naakt zijt?
Hebt ge soms gegeten van de boom
die Ik u verboden heb?”
De mens antwoordde:
“De vrouw die Gij mij als gezellin gegeven hebt,
zij heeft mij van die boom gegeven,
en toen heb ik gegeten.”
Daarop vroeg God de Heer aan de vrouw:
“Hoe hebt gij dat kunnen doen?”
De vrouw zei:
“De slang heeft mij verleid,
en toen heb ik gegeten.”
God de Heer zei toen tot de slang:
“Omdat ge dit gedaan hebt,
zijt gij vervloekt, onder alle tamme dieren
en onder alle wilde beesten!
Op uw buik zult ge kruipen en stof zult ge vreten,
alle dagen van uw leven!
Vijandschap sticht Ik tussen u en de vrouw,
tussen uw kroost en het hare.
Het zal uw kop bedreigen,
en gij zijn hiel!”
En tot de vrouw zei Hij:
“Zeer zwaar zal Ik maken
de lasten van uw zwangerschap
met pijn zult gij kinderen baren.
Naar uw man zal uw begeerte uitgaan,
hoewel hij over u heerst.”
En tot de man zei Hij:
“Omdat gij hebt geluisterd naar uw vrouw
en hebt gegeten van de boom
die Ik u had verboden,
zal de grond vervloekt zijn omwille van u!
Zwoegend zult gij van hem eten, alle dagen van uw leven.
Distels en doornen zal hij voortbrengen,
met veldgewas moet gij u voeden.
In het zweet zult ge u werken voor uw brood,
tot gij terugkeert naar de grond,
waaruit gij zijt genomen:
gij zijt stof,
en tot stof keert gij terug.”
De mens noemde zijn vrouw Eva,
want zij is de moeder geworden van alle levenden.
En God de Heer maakte kleren van huiden
voor de mens en zijn vrouw
en Hij deed hun die aan.
En God de Heer zei:
“Nu de mens in de kennis van goed en kwaad
als een van Ons is geworden, wil Ik voorkomen
dat hij nog plukt van de boom van het leven;
door daarvan te eten, zou hij eeuwig blijven leven!”
Daarom verwees God de Heer hem uit de tuin van Eden,
en moest hij de grond gaan bebouwen
waaruit hij was genomen.
Hij verjoeg dus de mens uit de tuin,
en aan de oostkant van de tuin van Eden
plaatste Hij de kerubs en de vlam van het wentelend zwaard,
om de weg naar de boom van het leven te bewaken.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 90 (89), 2, 3-4, 5-6, 12-13

Refrein:
Gij, Heer, zijt steeds onze toevlucht geweest
voor ieder geslacht opnieuw.

Voordat de bergen geboren waren,
voordat de aarde was voortgebracht,
zijt Gij, God, van eeuwig tot eeuwig.

Wat sterfelijk is vergaat weer tot stof,
Gij zegt: keer terug, kind van mensen!
Voor U zijn duizend jaren één dag,
als gisteren dat al voorbij is,
een uur van slaap in de nacht.

Ons leven breekt af als een droom in de ochtend,
kortstondig is het als gras op het veld.
Des morgens ontkiemt het en schiet het op,
des avonds is het verwelkt.

Leer ons onze dagen naar waarde te schatten
en zo te komen tot wijsheid van hart.
Laat af, Heer, hoe lang nog pijnigt Gij ons?
Wees toch uw dienaars genadig.

vers voor het evangelie: Fil. 2, 15-16

Alleluia.
Schittert als sterren in het heelal,
en houdt vast het woord des levens.
Alleluia.

60 evangelie: Mc. 8, 1-10

De mensen aten tot ze verzadigd waren.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Lof zij U, Christus.

Toen er in die tijd weer eens veel mensen bijeen waren
en zij niets te eten hadden,
riep Jezus zijn leerlingen bij zich en sprak tot hen:
“Ik heb medelijden met deze mensen,
omdat zij al drie dagen bij Mij blijven
zodat ze nu zonder voedsel zijn.
Wanneer Ik hen zonder eten naar huis laat gaan
zullen zij onderweg bezwijken;
sommigen van hen zijn van ver gekomen.”
Zijn leerlingen antwoordden Hem:
“Waar kan iemand hier, op een zo eenzame plaats
brood vandaan halen om hen te verzadigen?”
Hij vroeg hun: “Hoeveel broden hebt ge dan?”
“Zeven”, antwoordden zij.
Hij gelastte het volk op de grond te gaan zitten.
Toen nam Hij de zeven broden,
en na het dankgebed brak Hij ze
en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten aan het volk;
en dat deden ze.
Ze hadden ook nog wat visjes;
na de zegen er over uitgesproken te hebben, zei Hij
dat ze ook die moesten voorzetten.
De mensen aten tot ze verzadigd waren
en aan overgebleven brokken haalde men zeven manden op.
Er waren ongeveer vierduizend personen.
Toen zond Hij hen naar huis.
Terstond ging Hij met zijn leerlingen scheep
en kwam in de streek van Dalmanúta.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments