5e week door het jaar 1, vrijdag
57 eerste lezing: Gen. 3, 1-8
Gij zult gelijk worden aan God,
door de kennis van goed en kwaad.
Uit het Boek Genesis
Van alle dieren, die God de Heer gemaakt had,
was er geen zo sluw als de slang.
Ze zei tot de vrouw:
“Heeft God werkelijk gezegd
dat ge van geen enkele boom in de tuin moogt eten?”
De vrouw zei tot de slang:
“Wij mogen wel eten van de vruchten
van de bomen in de tuin.
God heeft alleen gezegd:
Van de vruchten van de boom
die midden in de tuin staat moogt ge niet eten;
gij moogt ze zelfs niet aanraken;
anders zult gij sterven.”
Maar de slang zei tot de vrouw:
“Gij zult helemaal niet sterven!
God weet dat uw ogen open zullen gaan
als ge eet van die boom,
en dat ge dan gelijk zult worden aan God,
door de kennis van goed en kwaad.”
Toen zag de vrouw
dat het goed eten was van die boom,
en dat hij een lust was voor het oog,
en hoe aantrekkelijk het was er inzicht door te krijgen.
Zij plukte dus een vrucht en zij at ervan;
zij gaf er ook van aan haar man,
die bij haar stond, en ook hij at ervan.
Nu gingen hun beiden de ogen open
en zij ontdekten dat zij naakt waren.
Daarom hechtten ze vijgebladen aaneen
en maakten daar lendeschorten van.
Toen zij, bij het opkomen van de middagwind,
de donder van God de Heer
in de tuin hoorden klinken,
verborgen de mens en zijn vrouw zich voor God
tussen de bomen van de tuin.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 32 (31), 1-2, 5, 6, 7
Refrein:
Gelukkig degene wiens fout werd vergeven.
Gelukkig degene wiens fout werd vergeven,
wiens zonde door God werd bedekt.
Gelukkig de mens die geen schuld heeft bij God,
wiens hart geen misdaad verbergt.
Ik heb mijn zonde beleden voor U,
mijn schuld niet langer ontkend.
Ik sprak: voor de Heer beken ik mijn fout;
toen hebt Gij mijn zonde vergeven.
Daarom zal de vrome zich keren tot U
wanneer hij door onheil bedreigd wordt;
al breekt er een stortvloed over hem los,
de rampspoed zal hem niet raken.
Mijn toevlucht zijt Gij, mijn redder in nood,
Gij hult mij in voorspoed en vreugde.
vers voor het evangelie: cf. Ef. 1, 17-18
Alleluia.
De God van onze Heer Jezus Christus
moge ons innerlijk oog verlichten,
om te zien, hoe groot de hoop is
waartoe Hij ons roept.
Alleluia.
58 evangelie: Mc. 7, 31-37
Hij laat doven horen en stommen spreken.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Lof zij U, Christus.
In die tijd
vertrok Jezus uit de streek van Tyrus
en begaf zich over Sidon naar het meer van Galilea,
midden in de streek van Dekápolis.
Men bracht een doofstomme bij Hem
en smeekte Hem dat Hij deze de hand zou opleggen.
Jezus nam hem terzijde, buiten de kring van het volk,
stak hem de vingers in de oren
en raakte zijn tong met speeksel aan.
Vervolgens sloeg Hij zijn ogen ten hemel,
zuchtte en sprak tot hem: “Effeta”,
wat betekent: Ga open.
Terstond gingen zijn oren open,
en werd de band van zijn tong losgemaakt
zodat hij normaal sprak.
Hij verbood hun het aan iemand te zeggen;
maar met hoe meer nadruk Hij dat verbood,
des te luider verkondigden zij het.
Buiten zichzelf van verbazing riepen zij uit:
“Hij heeft alles wel gedaan,
Hij laat doven horen en stommen spreken.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.