3e week door het jaar 1, dinsdag
27 eerste lezing: Hebr. 10, 1-10
“Ik ben gekomen, o God, om uw wil te doen”
Uit de brief aan de Hebreeën.
Broeders en zusters,
de wet laat van de goede dingen die komen moesten
slechts een schaduw zien, niet hun ware gedaante.
Daarom kan zij onmogelijk
door het jaarlijks opdragen van steeds weer dezelfde offers
de deelnemers aan haar cultus tot volmaaktheid brengen.
Anders had men die offerdienst wel gestaakt:
men zou zich immers eens voor al gereinigd weten
en bevrijd van schuldgevoel.
Maar deze offers moeten juist ieder jaar opnieuw
de gedachte aan de zonden levendig houden;
het is ook uitgesloten
dat het bloed van stieren en bokken zonden zou wegnemen.
Daarom zegt Christus dan ook, als Hij in de wereld komt:
“Slachtoffers en gaven hebt Gij niet gewild,
maar Gij hebt voor mij een lichaam bereid.
Brandoffers en zoenoffers konden U niet behagen.
Toen zei ik:
Hier ben ik.
Zoals er in de boekrol over mij geschreven staat,
Ik ben gekomen, o God, om uw wil te doen.”
Eerst zegt Hij:
Slachtoffers en gaven,
brandoffers en zoenoffers hebt Gij niet gewild,
die konden U niet behagen,
hoewel de wet voorschrijft dat ze gebracht moeten worden.
En dan zegt Hij:
Hier ben ik,
ik ben gekomen om uw wil te doen.
Hij schaft dus het eerste af om het tweede te laten gelden.
Door die wil zijn wij geheiligd, eens voor al,
door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 40 (39), 2, 4ab, 7-8a, 10, 11
Refrein:
Ik kom, Heer, om uw wil te doen.
Met groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt,
Hij heeft zich tot mij neergebogen,
mijn geroep verhoord.
Hij legde in mijn mond een nieuw gezang,
een lied voor onze God.
Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd,
maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend.
Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij;
dus zei ik: ja, ik kom.
In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt,
mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.
Ik hield uw weldaden niet in mijn hart verborgen,
uw trouw, uw bijstand maakte ik bekend.
vers voor het evangelie: Ps. 130 (129), 5
Alleluia.
Op de Heer stel ik mijn hoop,
op zijn woord vertrouw ik.
Alleluia.
28 evangelie: Mc. 3, 31-35
Mijn broeder en mijn zuster en mijn moeder
zijn zij die de wil van God volbrengen.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Lof zij U, Christus.
Eens kwamen Jezus’ moeder en zijn broeders,
en terwijl zij buiten bleven staan,
stuurden ze iemand naar Hem toe om Hem te roepen.
Er zat veel volk om Hem heen, dat het bericht doorgaf:
“Uw moeder en uw broeders daarbuiten vragen naar U.”
Hij gaf hun ten antwoord:
“Wie is mijn moeder,
wie zijn mijn broeders?”
En terwijl Hij zijn blik liet gaan
over de mensen, die in een kring om Hem heen zaten zei Hij:
“Ziehier mijn moeder en mijn broeders.
Want mijn broeder en mijn zuster en mijn moeder zijn zij,
die de wil van God volbrengen.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.