34e week door het jaar 1, donderdag

34e week door het jaar 1, donderdag

Mijn God heeft zijn engel gezonden om de leeuwen te muilbanden.

403 eerste lezing: Dan. 6, 12-28

Uit de Profeet Daniël.
In die dagen deden mannen van koning Darius een inval
in het huis van Daniël,
waar zij hem aantroffen
terwijl hij smeekbeden richtte tot zijn God.
Ze begaven zich daarop naar de koning
en brachten hem het koninklijk verbod in herinnering
met de woorden:
“Hebt u geen verbod uitgevaardigd,
dat alwie binnen dertig dagen een bede richt
tot welke god of mens ook buiten u, koning,
in de leeuwenkuil geworpen wordt?”
De koning antwoordde:
“Dat staat vast als een wet van Meden en Perzen,
die onherroepelijk is.”
Toen zeiden ze tot de koning:
“Daniël, een van de ballingen uit Juda,
stoort zich niet aan u
noch aan het verbod dat u hebt uitgevaardigd,
maar driemaal per dag verricht hij zijn gebed.”
Die beschuldiging beviel de koning helemaal niet
en hij zon op middelen om Daniël te redden.
Tot zonsondergang deed hij pogingen daartoe,
maar die mannen zetten de koning onder druk en zeiden:
“Denk eraan, koning, het is voor Meden en Perzen een wet
dat er niet kan worden getornd aan een verbod of besluit,
door de koning uitgevaardigd.”
Daarop gaf de koning bevel om Daniël te halen.
Toen Daniël in de leeuwenkuil geworpen werd,
zei de koning tot hem:
“Moge uw God, door u zo trouw vereerd, u redden!”
Daarna nam men een steen
en legde die op de opening van de kuil.
De koning verzegelde hem met zijn eigen zegel
en met die van zijn rijksgroten,
om elke ingreep van buitenaf uit te sluiten.
De koning ging naar zijn paleis,
bracht de nacht in vasten door
en liet geen vrouwen komen;
van slapen was geen sprake.
Bij het krieken van de morgen,
toen het licht begon te worden,
stond de koning op en begaf zich haastig naar de leeuwenkuil.
Bij de kuil gekomen
begon hij op klagende toon tot Daniël te roepen.
Hij zei:
“Daniël, dienaar van de levende God,
heeft uw God, door u zo trouw vereerd,
u van de leeuwen kunnen redden?”
Daarop antwoordde Daniël:
“Koning, leef in eeuwigheid!
Mijn God heeft zijn engel gezonden
om de leeuwen te muilbanden.
Ze hebben mij geen letsel toegebracht,
daar ik in Gods ogen onschuldig ben.
Maar ook tegen u, koning, heb ik niets misdreven.”
Uiterst verheugd gaf de koning bevel
Daniël uit de kuil te trekken.
Daarop werd Daniël uit de kuil getrokken.
Hij had geen letsel opgelopen,
omdat hij op zijn God vertrouwd had.
Nu gaf de koning bevel
om de mannen, die Daniël beschuldigd hadden te halen
en ze met hun kinderen en vrouwen
in de leeuwenkuil te werpen.
Ze hadden de bodem van de kuil nog niet bereikt,
of de leeuwen hadden hen reeds te pakken
en verbrijzelden hun beenderen.
Daarna schreef koning Darius
aan alle volken, naties en talen die op aarde wonen:
“Veel heil zij u toegewenst!
Door mij wordt hiermee bepaald, dat men
in alle delen van mijn koninkrijk
de God van Daniël moet eerbiedigen en vrezen,
want Hij is de levende God, die blijft in eeuwigheid.
Zijn koningschap is onvergankelijk
en zijn heerschappij duurt tot het einde.
Hij redt en bevrijdt en Hij verricht wondertekenen
in de hemel en op aarde;
Hij heeft Daniël gered uit de klauwen van de leeuwen.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Dan. 3, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74

Refrein:
Looft de Heer, prijst en verheft Hem eeuwig.

Looft Hem, nevels en buien,
hagel en ijs, prijst de Heer.

Looft Hem, ijzel en sneeuw,
nachten en dagen, prijst Hem.

Looft Hem, licht en donker,
bliksem en wolken, prijst Hem.

Looft de Heer, heel de aarde,
prijst en verheft Hem eeuwig.

vers voor het evangelie: Apok. 2, 10c

Alleluia.
Wees getrouw tot de dood, zegt de Heer,
en Ik zal u de kroon des levens geven.
Alleluia.

404 evangelie: Lc. 21, 20-28

Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden
totdat de tijden van de heidenen is vervuld.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgen Lucas.
Lof zij U, Christus.

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Wanneer gij Jeruzalem door legers omsingeld ziet,
weet dan dat zijn verwoesting nabij is.
Laten dan de mensen in Judea naar de bergen vluchten;
die in de stad zijn eruit trekken
en die op het land vertoeven de stad niet binnengaan:
dagen van wraak zijn het
waarop alles wat geschreven staat vervuld wordt.
Wee de zwangeren en zogenden in die dagen.
Want er zal grote nood komen over het land
en strafgericht over dit volk.
Sommigen zullen vallen door het verslindende zwaard,
anderen als gevangenen onder alle volkeren worden verstrooid.
Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden,
totdat de tijd van de heidenen vervuld is.
Er zullen tekenen zijn aan zon, maan en sterren
en op de aarde zullen volkeren in angst verkeren,
radeloos door het gebulder van de onstuimige zee.
De mensen zullen het besterven van schrik,
in spanning om wat de wereld gaat overkomen,
want de hemelse heerscharen zullen in verwarring geraken.
Dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op een wolk,
met macht en grote heerlijkheid.
Wanneer zich dit alles begint te voltrekken,
richt u dan op en heft uw hoofden omhoog,
want uw verlossing komt nabij.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments