33e week door het jaar 1, donderdag
391 eerste lezing: 1 Makk. 2, 15-25.27-29
Wij blijven trouw aan het voorvaderlijk verbond.
Uit het eerste Boek van de Makkabeeën.
In die dagen kwamen de koninklijke beambten,
die de bevolking tot afval van de wet moesten dwingen;
ook in de stad Modin om er offers op te dragen.
Veel Israëlieten gingen naar hen toe,
maar Mattatja en zijn zonen hielden zich afzijdig.
De koninklijke beambten
richtten zich daarom tot Mattatja met deze woorden:
“Gij zijt een man van gezag in deze stad;
gij geniet eer en aanzien
en hebt de steun van zonen en broers.
Treed dus als eerste naar voren
om het bevel van de koning te volbrengen.
Alle volken hebben er reeds gevolg aan gegeven
en ook de Judeeërs,
met name degenen, die nog in Jeruzalem wonen.
Doet gij wat de koning vraagt,
dan zult gij en uw zonen
worden opgenomen onder de vrienden van de koning,
dan zult gij en uw zonen geëerd worden
met goud, zilver en allerlei andere geschenken.”
Hierop antwoordde Mattatja met luide stem:
“Al gehoorzaamden ook alle volken in het rijk aan de koning;
al valt iedereen van de godsdienst van zijn voorvaders af
om zich te voegen naar zijn bevelen,
ik, mijn zonen en mijn broers,
blijven trouw aan het voorvaderlijk verbond.
Moge God ons ervoor behoeden
de wet en haar geboden te verloochenen.
Wij geven geen gehoor aan het bevel van de koning
en zullen in geen enkel opzicht
afwijken van hetgeen onze godsdienst ons gebiedt.”
Nauwelijks had hij dat gezegd,
of voor aller ogen trad een jood naar voren
om volgens het bevel van de koning
op het afgodenaltaar van Modin te offeren.
Toen Mattatja dat zag, ontstak hij in hevige woede
en hij trilde van verontwaardiging;
hij gaf de vrije loop aan zijn rechtmatige toorn,
sprong vooruit
en sloeg de jood neer op het altaar;
daarna doodde hij ook de koninklijke beambte,
die gekomen was om het volk tot offeren te dwingen,
en vernielde het afgodsaltaar.
Onmiddellijk daarna trok Mattatja door de stad
en riep met luide stem:
“Alwie zijn ijver voor de wet wil tonen
en het opneemt voor het verbond, volge mij!”
Hijzelf en zijn zonen
lieten have en goed in de stad achter
en vluchtten het gebergte in.
In die tijd waren velen
die rechtvaardig en volgens de wet wilden leven,
uitgeweken naar de woestijn
om zich daar te vestigen.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 50(49), 1-2, 5-6, 14-15
Refrein:
Wie rechte wegen gaat, die vindt het heil van God.
De Heer, de God der goden, spreekt,
Hij roept de aarde van het oosten tot het westen.
Zijn luister schittert van de Sion, de volschone,
Hij nadert, onze God, en zwijgt niet meer.
Brengt allen hier die Mij zijn toegewijd,
die met een offer mijn verbond bekrachtigd hebben.
De hemelen betuigen zijn gerechtigheid:
het is God zelf, die oordeelt.
Brengt liever God het offer van uw lof,
volbrengt de Allerhoogste uw geloften.
Dan moogt ge in verdrukking tot Mij roepen;
Ik zal u redden als ge Mij vereert.
vers voor het evangelie: Jak. 1, 21
Alleluia.
Neemt met zachtmoedigheid het woord van God aan
dat in u werd geplant
en de kracht bezit
uw zielen te redden.
Alleluia.
392 evangelie: Lc. 19, 41-44
Mocht ook gij op deze dag inzien wat u tot vrede strekt!
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.
In die tijd, toen Jezus Jeruzalem naderde,
liet Hij zijn blik over de stad gaan
en Hij weende over haar terwijl Hij zei:
“Mocht ook gij op deze dag inzien wat u tot vrede strekt!
Maar nu is dat voor uw ogen verborgen.
Er zullen dagen over u komen,
dat uw vijanden een wal tegen u opwerpen,
u omsingelen en u van alle kanten insluiten;
zij zullen u, met uw kinderen die in u wonen, neersmakken
en zij zullen in u geen steen op de andere laten,
omdat gij de tijd niet hebt erkend
waarin barmhartig op u werd neergezien.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.