33e week door het jaar 1, dinsdag

33e week door het jaar 1, dinsdag

387 eerste lezing: 2 Makk. 6, 18-31

Ik laat de jongeren een edel voorbeeld na
van hoe men vrijwillig en fier kan sterven
voor de eerbiedwaardige en heilige wet.

Uit het tweede Boek van de Makkabeeën.
In die dagen werd Eleazar,
een van de voornaamste schriftgeleerden,
een man op jaren en een indrukwekkende verschijning,
met geweld gedwongen de mond te openen
en varkensvlees te eten.
Maar hij verkoos een roemvolle dood boven een besmeurd leven;
hij spuwde het weer uit en ging vrijwillig naar de pijnbank,
zoals allen dat zouden doen,
die de moed hebben spijzen te weigeren, waarvan het genot
niet door de liefde voor het leven gewettigd kan worden.
Degenen die belast waren met de leiding
bij dat afschuwelijk offermaal,
namen Eleazar, die een oude bekende van hen was, ter zijde
en spoorden hem aan vlees te halen, dat hij eten mocht;
hij zou het zelf klaar kunnen maken,
als hij maar deed alsof hij at van het offervlees,
dat door de koning was voorgeschreven.
Deed hij dat, dan zou hij niet gedood worden,
maar op grond van hun oude vriendschap
vriendelijk worden bejegend.
Maar Eleazar nam een nobel besluit, zijn leeftijd waardig
en passend bij het aanzien dat zijn ouderdom hem gaf,
bij de adel van zijn grijze haren, die hij met ere droeg,
bij het voorbeeldig leven
dat hij van zijn jeugd af geleid had,
een besluit dat bovenal in overeenstemming was
met de heilige wet, door God zelf gegeven,
en verklaarde zonder enige aarzeling,
dat men hem maar naar het dodenrijk moest sturen.
“Want, zo zei hij, op onze leeftijd past het niet te huichelen.
Veel jonge mannen zouden dan geloven
dat de negentigjarige Eleazar
de zeden van de heidenen had aangenomen;
en door mijn huichelarij, waardoor ik mijn leven
een heel klein beetje kan verlengen,
zouden zij op een dwaalspoor worden gebracht,
en daar ik voor die dwaling verantwoordelijk zou zijn,
zou ik schande en smaad brengen over mijn oude dag.
En al ontkom ik voor het ogenblik
aan een bestraffing door de mensen, nooit, hetzij levend of dood,
ontkom ik aan de hand van de Almachtige.
Daarom geef ik er de voorkeur aan
nu moedig van dit leven afscheid te nemen;
dan toon ik mij mijn ouderdom waardig,
en laat ik de jongeren een edel voorbeeld na
van hoe men vrijwillig en fier kan sterven
voor de eerbiedwaardige en heilige wet.”
Na deze woorden ging hij naar de pijnbank.
Degenen die hem zo juist nog welwillend gezind waren,
voerden hem nu vol haat naar de folterplaats,
daar wat hij gezegd had in hun ogen krankzinnig was.
Voordat Eleazar onder de slagen bezweek, verzuchtte hij:
“De Heer weet in zijn heilige wijsheid,
dat ik aan de dood kon ontkomen;
en al lijd ik in mijn lichaam door de geseling gruwelijke pijnen,
in mijn ziel voel ik vreugde
dit alles uit eerbied voor Hem te ondergaan.”
Zo stierf Eleazar
en liet door zijn dood niet alleen aan de jongeren,
maar ook aan het grootste deel van het volk
een voorbeeld na van edele gezindheid en onvergetelijke deugd.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 3, 2-3, 4-5, 6-7

Refrein:
De Heer staat mij bij.

Heer, hoe talrijk zijn zij die mij kwellen,
dreigend komen zij op mij af.
Overal hoor ik ze roepen:
redding bij God vindt hij niet!

Toch zijt Gij, Heer, mijn schild,
Gij geeft mij eer en aanzien.
Altijd wanneer ik roep tot de Heer,
antwoordt Hij mij van zijn heilige berg.

Veilig kan ik gaan rusten en slapen,
veilig weer opstaan, want Hij staat mij bij.
Duizenden vijanden zal ik niet vrezen,
ook al dringen zij wild om mij heen.
Heer, richt u op en kom nader,
kom mij te hulp, mijn God!

vers voor het evangelie: 2 Tess. 2, 14

Alleluia.
God heeft ons geroepen
door de verkondiging van het evangelie,
opdat wij de heerlijkheid
van onze Heer Jezus Christus zouden verwerven.
Alleluia.

388 evangelie: Lc. 19, 1-10

De Mensenzoon is gekomen om te zoeken,
en om te redden wat verloren was.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.

In die tijd ging Jezus Jericho binnen.
Terwijl Hij er doorheen trok
poogde een zekere Zacheüs,
hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man,
te zien wie Jezus was.
Maar hij slaagde daarin niet vanwege de menigte,
want hij was klein van gestalte.
Om Hem toch te zien, liep hij hard vooruit
en hij klom in een wilde vijgenboom,
omdat Jezus daar langs zou komen.
Toen Jezus bij de plaats kwam,
keek Hij omhoog en zei tot hem:
“Zacheüs, klim vlug naar beneden,
want vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn.”
Zacheüs kwam snel naar beneden en ontving Hem vol blijdschap.
Allen zagen dat en merkten morrend op:
“Hij is bij een zondaar zijn intrek gaan nemen!”
Maar Zacheüs trad op de Heer toe en sprak:
“Heer, bij deze schenk ik de helft van mijn bezit aan de armen;
en als ik iemand iets afgeperst heb,
geef ik het hem vierdubbel terug.”
Jezus sprak tot hem:
“Vandaag is dit huis heil ten deel gevallen,
want ook deze man is een zoon van Abraham.
De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken,
en om te redden wat verloren was.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments