32e week door het jaar 1, vrijdag

32e week door het jaar 1, vrijdag

381 eerste lezing: Wijsh. 13, 1-9

Als zij in staat geweest zijn door te stoten
tot de kennis van het heelal,
hoe hebben zij dan de Heer van dat alles niet te voren ontdekt?

Uit het Boek der Wijsheid.
Van nature dwaas waren alle mensen,
die van God niet wisten,
die niet in staat waren
in de zichtbare goederen Hem die is te herkennen,
die wel de werken zagen, en toch de Kunstenaar niet kenden,
maar die het vuur, de wind, of de trillende lucht,
of de sterrenwereld, het geweld van het water,
of de lichten aan het uitspansel
beschouwden als goden, die de wereld besturen.
Als zij van deze dingen goden gemaakt hebben,
omdat zij bevangen waren van hun schoonheid,
dan mogen zij weten, dat de Heer van dit alles
zoveel schoner is,
want de Schepper van dat alles
is ook de oorsprong van alle schoonheid!
En als zij getroffen waren door de kracht
en het geweld van die dingen,
laten zij dan begrijpen,
dat de Maker van dat alles zoveel machtiger is!
Uitgaande van de grootheid en de schoonheid van de schepselen
kan men immers door vergelijking komen
tot de kennis van de Schepper!
Zeker, men mag deze mensen niet al te streng berispen:
zij dwalen wel, maar zij zoeken toch God
en willen Hem vinden.
Zij onderzoeken zijn werken waartussen zij leven,
en geloven hun ogen, want wat zij zien is mooi.
Anderzijds zijn zij toch niet te verontschuldigen,
want als zij in staat geweest zijn
door te stoten tot de kennis van het heelal,
hoe hebben zij dan de Heer van dat alles
niet te voren ontdekt?
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 19(18), 2-3, 4-5

Refrein:
De hemel verkondigt Gods heerlijkheid.

De hemel verkondigt Gods heerlijkheid,
het uitspansel toont ons het werk van zijn handen.
De dag roept het toe aan de volgende dag,
de nacht geeft het door aan de nacht.

Geen woord wordt gesproken, geen stem weerklinkt,
geen enkel geluid is te horen;
toch klinkt over heel de aarde hun roep,
hun boodschap dringt door tot de rand van de wereld.

vers voor het evangelie: Fil. 2, 15-16

Alleluia.
Schittert als sterren in het heelal,
en houdt vast het woord des levens.
Alleluia.

382 evangelie: Lc. 17, 26-37

Zo zal het ook zijn
op de dag waarop de Mensenzoon zich openbaart.

De Heer zij met u.
En met uw Geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Zoals het was in de dagen van Noach,
zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon.
Zij aten en dronken, huwden en werden ten huwelijk gegeven,
tot op de dag waarop Noach de ark binnenging
en de zondvloed kwam, die allen verdelgde.
Of zoals het was in de dagen van Lot:
zij aten en dronken, kochten en verkochten,
plantten en bouwden,
maar op de dag dat Lot uit Sodom vertrok,
regende het uit de hemel brandende zwavel, die allen verdelgde;
zo zal het ook zijn
op de dag waarop de Mensenzoon zich openbaart.
Wie die dag zich op het dak bevindt,
terwijl zijn bezittingen binnenshuis zijn,
moet niet naar beneden komen om ze te halen;
en zo moet wie op het land is, niet terugkeren.
Denkt aan de vrouw van Lot.
Wie zijn leven tracht te redden, zal het verliezen
en wie het verliest, zal het behouden.
Ik zeg u: als er in die nacht twee in een bed liggen,
zal de een worden meegenomen en de ander achtergelaten.
Als twee vrouwen samen bezig zijn met malen,
zal de een worden meegenomen en de ander achtergelaten.”
Toen de leerlingen Hem daarop vroegen:
“Waar, Heer?”
antwoordde Hij hun:
“Waar het lijk ligt, daar zullen zich de gieren verzamelen.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments